• No results found

De relevante bepalingen uit de MCOB

5 De kredietwaardigheidstoets in het Engelse recht

5.2.6.2 De relevante bepalingen uit de MCOB

Volgens artikel 11.6.2 R MCOB moet de kredietgever een kredietwaardigheidstoets uit- voeren voordat een hypothecaire kredietovereenkomst wordt gesloten of gewijzigd.505

Deze verplichting heeft echter geen betrekking op bepaalde herfinancieringskredieten en bepaalde kredieten waarbij de totale kredietvordering pas wordt voldaan na het af- lopen van de kredietovereenkomst.506

Art. 11.6.2 (1) (a) R MCOB

(a) Before entering into, or agreeing to vary, a regulated mortgage contract or home purchase plan, a firm must assess whether the customer (and any guarantor of the customer’s obligations under the regulated mortgage contract or home purchase plan) will be able to pay the sums due;

498 Een waarschuwingsplicht past ook bij het gegeven dat de FCA bij het stellen van regels rekening

houdt met het uitgangspunt dat consumenten verantwoordelijk zijn voor hun eigen keuzes. Zie ook art. 1C (2)(d) FSMA 2000.

499 Zie resp. art. 5A.2.10 e.v. en art. 2.10.20 G CONC. 500 Art. 11.6.2 R MCOB.

501 Art. 11.6.5 (2) R MCOB.

502 De kredietgever moet in dit verband beleid maken. Zie art. 11.6.20 (1) R MCOB. 503 FCA 2016, p. 21.

504 Ibid. Het feit dat kredietgevers komen tot verschillende invullingen laat volgens de FCA zien dat

kredietgevers de ruimte hebben om de MCOB uit te leggen conform hun risicobereidheid en markt- voorkeuren. Zie FSA 2016, p. 18 en 24.

505 Meer concreet zijn de regels van toepassing op regulated mortgage contract en een home purchase

plan. In principe richten deze begrippen zich op alle vormen van hypothecair krediet.

109

(b) The firm must not enter into the transaction in (a) unless it can demonstrate that the new or varied regulated mortgage contract or home purchase plan is affordable for the consumer (and any guarantor).

Bij het bepalen van de kredietwaardigheid moet de kredietgever volgens artikel 11.6.5 R MCOB rekening houden met het inkomen en de vaste uitgaven van de consument. Het is niet toegestaan dat de kredietgever daarbij rekening houdt met de waarde van het beoogde onderpand.507

Art. 11.6.5 (1) (2) R MCOB

When assessing for the purposes of MCOB 11.6.2 R MCOB whether a customer will be able to pay the sums due, a firm:

(1) must not base its assessment of affordability on the equity in the proporty which is used as security under the regulated mortgage contract or is subject to the home purchase plan, or take account of an expected increase in proporty prices. (2) must take full account of:

(a) the income of the customer, net of income taks and national insurance; and, as a minimum

(b) (i) the customer’s committed expenditure; and

(ii) the basic essential expenditure and basic quality-of-living costs of the customer’s household;

Tot slot is de kredietgever verplicht om beleid te maken waaruit bijvoorbeeld blijkt hoe de vaste uitgaven in het concrete geval worden bepaald en wanneer het inkomen stabiel genoeg is om daarmee rekening te houden.508

5.2.6.3 Stap 1: onderzoek

De kredietgever moet het netto-inkomen en de vaste uitgaven van de consument in beeld brengen. Wat betreft het inkomen, mag de kredietgever alleen uitgaan van het bestendige deel daarvan.509 Als bijvoorbeeld sprake is van een tijdelijk dienstverband

of een startende onderneming kan de bestendigheid van het inkomen worden aange- toond middels een geloofwaardige prognose over de verdiencapaciteit.510 Wat betreft

de vaste uitgaven, kan er een onderscheid worden gemaakt tussen de onvermijdbare en moeilijk-vermijdbare uitgaven.511 De onvermijdbare uitgaven bestaan uit de mini-

male kosten van levensonderhoud512 en de financiële verplichtingen van de consument,

zoals de financieringslasten en alimentatieplichten.513 De moeilijk-vermijdbare uitga-

ven hebben betrekking op de uitgaven die de consument een basic quality of living bieden.514 In dat laatste verband kan worden gedacht aan de uitgaven aan kleding, re-

creatieve uitstapjes en huishoudelijk apparatuur.515 Overigens hoeft de kredietgever

niet precies te weten hoeveel een individuele consument maandelijks uitgeeft. Zo mag

507 Zie paragraaf 5.2.3 voor een achtergrondschets van dit verbod. 508 Art. 11.6.20 R MCOB.

509 Zoals af te leiden uit art. 11.6.9 (2) G MCOB. 510 Art. 11.6.9 (3) G MCOB.

511 Art. 11.6.10 R MCOB.

512 Art. 11.6.10 (2) R MCOB. Het gaat hier om de uitgaven aan gas, water, licht, voedsel e.d. 513 Art. 11.6.10 (1) R en art. 11.6.11 (1) G MCOB.

514 Art. 11.6.10 (3) R MCOB. 515 Art. 11.6.11 (2) G MCOB.

110

de kredietgever de minimale kosten van levensonderhoud en de moeilijk-vermijdbare uitgaven koppelen aan statistische gegevens die passen bij het huishouden van de be- treffende consument.516

De MCOB bevat voorts twee soorten van verificatieplichten. Ten eerste geldt er een standaard-verificatieplicht voor het inkomen.517 Deze verificatie kan bijvoorbeeld

plaatsvinden via loonstrookjes en bankafschriften.518 Het antwoord op de vraag of de

kredietgever voldoende heeft geverifieerd, is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Hoe minder bestendig het inkomen lijkt, hoe meer hij moet doen om te bewijzen dat het inkomen bestendig is.519 Zo kan bijvoorbeeld het inkomen uit over-

werk pas worden meegewogen als kan worden aangetoond dat de consument dat inko- men over een langere periode heeft ontvangen.520 Overigens wordt de kredietgever via

een richtsnoer opgeroepen om ook de vaste uitgaven van de consument te verifiëren via bijvoorbeeld een CRA-check of bankafschriften.521 Ten tweede geldt er een aanvul-

lende verificatieplicht als er een goede reden is om te twijfelen aan de juistheid van de relevante gegevens.522 Denk bijvoorbeeld aan tegenstrijdigheden tussen de ontvangen

gegevens en aan eventuele signalen die erop wijzen dat de consument geen betrouw- baar bewijs heeft geleverd.523

5.2.6.4 Stap 2: beoordeling

De kredietgever moet aannemelijk kunnen maken dat de consument naar verwachting beschikt over voldoende vrij besteedbaar inkomen om te kunnen voldoen aan de be- oogde terugbetaalplichten. Er zijn geen grenzen gesteld aan de terugbetaalperiodes.524

Het maakt in beginsel dus niet uit hoe vaak de consument zijn maandelijkse betaalca- paciteit moet aanspreken voor de terugbetaling van het betreffende krediet. Zo heeft een voorstel van de toezichthouder om uit te gaan van een maximale terugbetaalperi- ode van 25 jaar het niet gehaald vanwege de verwachte nadelige effecten daarvan op de krediettoegang van bepaalde consumenten:

‘We share many respondents’ concerns about the impact our proposal to assess afford- ability on a maximum term of 25 years would have on younger borrowers, particularly first-time buyers, many of whom are already struggling to get on the property ladder.’525

516 Art. 11.6.12 (2) en (3) R MCOB.

517 Art. 11.6.8 (1) R MCOB. Hiermee is een eind gemaakt aan de verstrekking van hypothecaire kredie-

ten waarbij er niet of nauwelijks werd geverifieerd; de zogenoemde fast-track mortgages en self-certi-

fied mortgages. Zie ook FSA 2011, p. 66 e.v. en art. 11.6.8 (2) R MCOB.

518 Art. 11.6.9 (5) G MCOB. Dit bewijs mag worden overhandigd door de consument zolang het docu-

ment maar niet door hem is opgesteld.

519 Art. 11.6.9 (2) G MCOB. 520 Ibid.

521 Art. 11.6.13 (2) G MCOB. 522 Art. 11.6.12 (1) R MCOB. 523 Ibid.

524 De kredietgever mag dergelijke grenzen natuurlijk zelf wel invoeren. Zie art. 11.6.7 G MCOB. 525 FSA 2011, p. 22. Om dezelfde reden is niet gekozen voor algemene LTV- en LTI-grenzen. Zie FSA

2011, p. 55 e.v. Overigens gelden er bij bepaalde kredieten wel LTI-grenzen. Deze grenzen zijn hoofdza- kelijk gericht op de stabiliteit van de financiële markten. Zie FCA februari 2017.

111

In beginsel mag de kredietgever de kredietwaardigheid niet afstemmen op het ver- mogen van de consument. Een uitzondering is gemaakt voor een high net worth indi- vidual.526 Dit is een consument met een netto inkomen van minimaal £300.000 dan

wel met een vermogen van ten minste £3.000.000. Deze zeer vermogende consumen- ten worden geacht minder risico’s te lopen als het op financieel vlak tegenzit:

‘While they still ultimately face the loss of their home, they are more likely to have ac- cess to a range of professional advisers, and will have more options available to them in the event that they experience financial difficulties – for example, by downsizing ra- ther than becoming homeless.’527

Omdat de gevolgen van het ultieme terugbetaaloffer – het verlies van de woning – dus meevallen, lijkt de regelgever het in beginsel niet bezwaarlijk te vinden dat de krediet- waardigheid wordt afgestemd op het vermogen van de consument. Als de consument zijn vermogen later echt niet (meer) wil opofferen voor de terugbetaling van het kre- diet, dan kan hij altijd nog besluiten de betreffende woning te verkopen en te verhuizen naar een minder dure woning.

De kredietgever moet, bij alle kredietaanvragen, voorts waakzaam zijn voor signalen die wijzen op een negatieve verandering van de betaalcapaciteit. In voorkomend geval moet de kredietgever onderzoeken in hoeverre de terugbetaalplichten in dat scenario betaalbaar blijven.528 Dit betekent echter niet dat de kredietgever altijd even precies

moet weten hoeveel de consument na een bepaalde gebeurtenis gaat verdienen:

‘(..) The closer the customer is to retiring, the more robust the evidence of the level of income in retirement should be. For example, where retirement is many years in the future, it may be sufficient merely to confirm the existence of some pension provision for the customer by requesting evidence such as a pension statement; where the cus- tomer is close to retirement, the more robust steps may involve considering expected pension income from a pension statement.’529

Als de consument naar verwachting (pas) in een concreet voorzienbaar scenario be- schikt over onvoldoende inkomen, ligt het voor de hand dat de kredietgever hem aan- merkt als niet-kredietwaardig. Dit betekent dat de kredietgever het krediet in beginsel niet mag verstrekken.530 Niettemin is het, gelet op de nadruk van de MCOB op de be-

taalbaarheid van de periodieke terugbetaalplichten, aannemelijk dat het krediet (als- nog) mag worden verstrekt mits er verantwoorde maatregelen zijn getroffen die ervoor zorgen dat het krediet ook in dat scenario betaalbaar blijft. Denk bijvoorbeeld aan een afspraak over een tijdelijke verlaging van de maandlasten.

526 Art. 11.6.34 R MCOB. 527 FSA 2012, p. 22.

528 Art. 11.6.14 R MCOB. Wat betreft de eventuele rentestijgingen, bevat de MCOB bepalingen die laten

zien van welke (fictieve) stijging de kredietgever wanneer moet uitgaan. Zie art. 11.6.18 R MCOB e.v.

529 Art. 11.6.15 (2) G MCOB. 530 Zie de volgende paragraaf.

112

Tot slot mag de kredietgever onder omstandigheden rekening houden met positieve veranderingen van de betaalcapaciteit van de consument. Zo wordt in de MCOB de situatie besproken waarin de consument in de nabije toekomst een bestaand krediet volledig heeft afgelost.531 Volgens de leennormen moet de kredietgever in dat geval een common sense benadering aanhouden als het gaat om de vraag of, en zo ja hoe er met deze lasten rekening wordt gehouden. Uit dit voorbeeld volgt dus dat de kredietwaar- digheid mede kan worden afgestemd op de omvang van de betaalcapaciteit in de peri- ode nadat het positieve scenario heeft plaatsgevonden. Tegelijkertijd lijkt het in zekere mate toelaatbaar dat de consument in de periode daarvoor terugbetaaloffers moet ma- ken die, strikt genomen, onacceptabel zijn. De kredietgever lijkt immers niet te hoeven garanderen dat de (beoogde) terugbetaalplichten betaalbaar zijn in de gehele periode dat de consument nog te maken heeft met de lasten van het bijna afgeloste krediet. 5.2.6.5 Stap 3: beslissing

Als de kredietgever niet kan aantonen dat de consument kredietwaardig is, mag hij de betreffende kredietaanvraag volgens artikel 11.6.2 (1)(b) R MCOB niet accepteren.532

Er geldt dus een verkapte weigeringsplicht voor de kredietaanvraag van een niet-kre- dietwaardige consument.

5.3 De kredietwaardigheidstoets en the Financial Ombudsman Ser-