• No results found

Relatie recreatie en biodiversiteit Het recreatief gebruik van natuurgebieden kan ook

Recreatie en natuurlijk kapitaal

8.2 Recreatie als ecosysteemdienst

8.2.3 Relatie recreatie en biodiversiteit Het recreatief gebruik van natuurgebieden kan ook

allerlei effecten hebben op andere diensten van ecosystemen of op het ecosysteem zelf. Omdat in natuurgebieden naast recreatieve doelstellingen veelal ook doelstellingen voor het behoud van de biodiversiteit zijn geformuleerd, besteden we in deze paragraaf aandacht aan de relatie tussen recreatie en biodiversiteit. Figuur 8.2

Agrarisch gebied Bos Rivier, plas, meer Natuurgebied Park Recreatiegebied Zee 0 4 8 12 16 % bevolking Bron: NBTC-NIPO Research Continue Vrijetijdsonderzoek

pbl.nl

2006 2008 2010 2012

Recreatief bezoek aan natuur

101

8 Recreatie en natuurlijk kapitaal |

ACHT ACHT

Bij de effecten van recreatie op de biodiversiteit wordt doorgaans alleen gekeken naar de negatieve effecten. Dat biodiversiteit ook gebaat kan zijn bij het recreatieve gebruik van het landschap, is minder bekend. Vooral wanneer dit leidt tot instandhouding van een habitat dat zonder recreatief gebruik verloren zou gaan. Denk bijvoorbeeld aan soorten die afhankelijk zijn van zandig habitat (zoals de Habitatrichlijn Bijlage IV soorten Knoflookpad Pelobates fuscus en Zandhagedis Lacerta agilis), wat in sommige natuurgebieden bijna alleen nog voorkomt bij zandige wandel- en ruiterpaden.

De negatieve effecten van recreatie op de biodiversiteit kunnen in vijf thema’s worden onderverdeeld (Henkens et al. 2012):

– verstoring van fauna door de aanwezigheid van mensen;

– beschadiging van vegetaties door bijvoorbeeld betreding;

– ruimtebeslag en versnippering door de aanleg van voorzieningen;

– vervuiling;

– directe populatieveranderingen, bijvoorbeeld als gevolg van het uitzetten van vis voor de sportvisserij, het doodbijten van fauna door honden of het doodrijden van reptielen op een door de zon opgewarmd fietspad.

Verstoring belangrijkste effect recreatie

Vergeleken met de overige recreatie-effecten is de impact van verstoring relatief groot. Vooral voor zoogdieren en vogels is dit het geval, omdat deze in tegenstelling tot andere soortgroepen een relatief goed ontwikkeld waarnemingsvermogen hebben (horen, zien en/of ruiken). Verstoringseffecten kunnen bij deze

soortgroepen, afhankelijk van de soort, al op grote afstand optreden, zelfs over honderden meters. Wanneer verstoring door recreatie resulteert in lagere dichtheden en minder succesvolle voortplanting, kan dit betekenen dat bepaalde natuurdoelen niet worden behaald. In Henkens et al. (2012) zijn alle soorten die vallen onder de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) beoordeeld op kwetsbaarheid voor recreatieve verstoring. Uit deze kwalitatieve analyse blijkt dat circa 40 procent van de VHR-faunasoorten relatief kwetsbaar is voor verstoring door recreatie. Dat wil zeggen dat als de Natura 2000-doelstellingen niet worden behaald, dat mede het gevolg kan zijn van de recreatiedruk, maar dat de hoofdoorzaak waarschijnlijk ergens anders ligt. Vijf procent is zeer kwetsbaar. Dat wil zeggen dat als de Natura 2000-doelstellingen niet worden behaald, er een grote kans is dat de recreatiedruk hiervan de

hoofdoorzaak is. Vooral wanneer kwetsbare soorten bovendien in een ongunstige staat van instandhouding verkeren, kan dat betekenen dat recreatie er (mede) de oorzaak van is dat de natuurdoelen niet worden behaald. Landelijk blijkt circa 24 procent van de VHR-soorten zowel kwetsbaar voor recreatie als in een ongunstige staat van instandhouding te verkeren. Hierbij gaat het om soorten zoals de grijze zeehond (Halichoerus grypus) en vogels die op het strand broeden. Voor de overige 21 procent zal recreatie, ondanks de kwetsbaarheid, minder snel een knelpunt zijn voor het behalen van de

natuurdoelen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de gewone zeehond (Phoca vitulina) waarmee het (in de Waddenzee) de laatste jaren goed gaat (CLO 2014a).

Circa 55 procent van de VHR-faunasoorten is beoordeeld als weinig kwetsbaar voor recreatie, zolang de rust op specifieke locaties, vaak slechts in bepaalde periodes van Figuur 8.3 2006 2008 2010 2012 2014 2016 -15 -10 -5 0 5 10 15

% ten opzichte van vorig boekjaar

Bron: CBS 2014 pb l.n l Logiesverstrekking Horeca Traditionele horeca Kantines en catering Eet- en drinkgelegenheden Cafés

Verandering van omzet van bedrijven in gastvrijheidssector

ACHT

het jaar, voldoende is gewaarborgd. Denk bijvoorbeeld aan voortplantingslocaties, zoals een beverburcht, of de overwinteringslocatie van een vleermuiskolonie. Ruimtelijke zonering op gebiedsniveau biedt oplossing Knelpunten met recreatie kunnen op gebiedsniveau met gerichte zoneringsmaatregelen worden opgelost. Beheerders hebben een scala aan maatregelen om de recreatie in de gewenste banen te leiden. Zo kent het overgrote deel van de natuurgebieden in Nederland beperkingen in de openstelling voor recreatie. Soms is er sprake van een permanente afsluiting van een gebied, maar vaak gebeurt dit alleen in kwetsbare perioden, zoals de broedtijd voor vogels of de bronsttijd van edelherten (Cervus elaphus). Ook het gebod om op de paden te blijven en de beperking van de openstelling tot de periode tussen zonsopkomst en zonsondergang, vormen maatregelen om knelpunten tussen behoud van biodiversiteit en recreatie te voorkomen. Ze beperken de toegankelijkheid van een gebied, dus ook het recreatief gebruik, en daarmee ook de ecosysteemdienst recreatie. Deze inperking hoeft overigens de recreatieve functie van natuurgebieden niet te schaden, zolang de recreatiedruk niet groter is dan de opvangcapaciteit. Beheerders zoals SBB hanteren daarvoor zogenaamde normdagen, bijvoorbeeld de vijfde of tiende drukste dag van het jaar. Dat wil zeggen dat de opvangcapaciteit van een gebied wordt afgestemd op de recreatiedruk op deze normdag. Daarbij accepteren zij dan dat de opvangcapaciteit op een beperkt aantal nog drukkere dagen ontoereikend zal zijn.

8.3 Bezuinigingen en mogelijke