• No results found

De ecosysteemdienst recreatie: betrokken partijen

Recreatie en natuurlijk kapitaal

8.2 Recreatie als ecosysteemdienst

8.2.2 De ecosysteemdienst recreatie: betrokken partijen

In deze paragraaf gaat het over de drie belangrijkste partijen die een rol spelen bij recreatie als ecosysteem- dienst:

– De partijen die de terreinen in eigendom of beheer hebben. Zij maken kosten voor recreatieve voorzieningen en het beheer van de natuur, en ontvangen hiervoor een vergoeding via subsidies of bijdragen van gebruikers. Daarnaast ontvangen zij niet-financiële baten door de kans op een hogere waardering voor het werk van hun organisatie. – Recreanten. Zij ontvangen vooral de niet-financiële

baten (ontspanning, plezier, gezondheid). Voor het gebruik van de recreatieve voorzieningen in de gebieden hoeven zij relatief weinig kosten te maken. Afgezien van enkele specifieke gebieden of specifieke

groepen van recreanten (mountainbikers, ruiters) hoeven zij niet te betalen om toegang te hebben tot natuurgebieden.

– Ondernemers in de gastvrijheidssector. Deze partij heeft financiële baten doordat recreanten die de terreinen bezoeken, bij hen geld uitgeven. – Andere partijen zoals provincie en Rijk die zowel

kostendragers als (financiële) baathebbers zijn, worden in deze paragraaf niet expliciet besproken. Beheer natuurgebieden in handen van diverse partijen Natuurgebieden (bos, heide, moeras enzovoort) in Nederland zijn in handen van zowel publiek- als privaatrechtelijke organisaties. Van de terreinbeherende organisaties heeft Staatsbosbeheer (SBB) het grootste aanbod aan terreinen en voorzieningen in Nederland, gevolgd door particulieren, de provinciale landschappen en Natuurmonumenten (zie tabel 8.1). Het overgrote deel van de gebieden in Nederland kent een zekere vorm van openstelling voor recreatie: die bij gemeenten is het grootst, gevolgd door SBB en particulieren. Gemeenten beheren hun terreinen soms zelf, maar hebben het beheer ook vaak ondergebracht bij andere organisaties zoals recreatieschappen.

Voor de beherende organisaties ligt bij de recreatie veelal de nadruk op de kwaliteit en de kwantiteit van de recrea- tieve voorzieningen, en veel minder op de recreatieve belevingswaarde van natuur en landschap. Bij het beheer van natuur ligt de nadruk op de waarde voor de

biodiversiteit, ook al wil SBB dat het groen ook meer vanuit de recreatieve beleving wordt beheerd. De mogelijkheden hiertoe worden soms beperkt doordat gebieden een Natura 2000-status hebben, waarbij biodiversiteit het primaat heeft.

Tabel 8.1

Organisaties verschillen in het areaal dat zij beheren, in de ontvangen inkomsten en in het percentage opengestelde gebieden

Organisatie Oppervlakte areaal in beheer

(Op de Beek 2013)

Inkomsten 2012 (miljoen) Openstelling 2003 /2004

(Abma & Berkers 2005)

Staatsbosbeheer 260.000 ha 152 92%

Particulieren (inclusief boeren) 175.000 ha - 85%

Provinciale Landschappen 107.000 ha 129,2 76%

Natuurmonumenten 103.000 ha 117,3 79%

Gemeenten 43.000 ha - 95%

Ministerie van Defensie 23.000 ha - 52%

Waterbedrijven 23.000 ha - 70%

- = geen informatie beschikbaar; gebieden van gemeenten zijn gedeeltelijk in beheer bij andere partijen zoals recreatieschappen of terreinbeherende organisaties

99

8 Recreatie en natuurlijk kapitaal |

ACHT ACHT

Wandelen en fietsen meest populaire recreatieactiviteiten

Natuurgebieden zijn met name belangrijk voor de recreatievormen wandelen, fietsen, paardrijden, kleine watersport, kamperen en sportvissen (NBTC-NIPO Research 2013). Landelijke cijfers over het recreatiegedrag voor heel Nederland laten zien dat 62 procent van de Nederlanders wel eens recreatief gaat wandelen. Voor fietsen is de participatiegraad 50 procent (NBTC-NIPO Research 2013, tabel 8.2). Circa 46 procent van de wandelingen en 32 procent van de fietstochten vindt plaats binnen de wooncentra, de rest in het buitengebied (NBTC-NIPO Research 2011). De gemiddelde wandelaar is vooral gesteld op en te vinden in goed toegankelijke bossen (19 procent) met een zekere mate van rust en veiligheid. Iets vergelijkbaars geldt voor fietsen, maar op een fietstocht worden meerdere gebieden aangedaan. Het meest wordt gefietst in het agrarisch gebied (28 procent), gevolgd door de bossen (13 procent). Voor andere vormen van recreatie die veel in natuurgebieden plaatsvinden, zoals paardrijden, kleine watersport en sportvissen is de landelijke participatiegraad veel lager, onder de 10 procent.

Natuur speelt rol bij bijna een derde van de recreatieactiviteiten

Recreanten bezoeken een natuurgebied vanuit verschil- lende motieven (Goossen et al. 2013). Bij 28 procent

van de in Nederland ondernomen vrijetijdsactiviteiten speelt natuur een belangrijke rol. Gezelligheid is het belangrijkste motief (42 procent) voor recreatie. De natuur heeft dan vooral een decorfunctie. Bij het motief ‘er even tussen uit’ (25 procent) biedt de natuur de mogelijkheid om tot rust te komen. Dingen willen weten over de natuur speelt bij het motief ‘interesse’ (9 procent) en ‘opgaan in de natuur’ is een motief (7 procent) waarbij de natuur een hoofdrol speelt. Bij het motief ‘uitdaging’ (17 procent) wordt de natuur vooral gebruikt als fysiek element. Recent onderzoek laat zien dat het recreatiebezoek aan bos- en natuurgebieden nog steeds toeneemt. Ook in het agrarisch gebied is sprake van een toename (zie figuur 8.2).

Gastvrijheidssector ziet weinig in investeringen in natuur

Nederland kent een groot aantal recreatiebedrijven die baat hebben bij een ligging in de natuur. Op basis van CBS-data en onderzoek (De Vries et al. 2013) is aangetoond dat hoe meer natuur er is of hoe aantrekkelijker mensen de groene omgeving vinden, hoe meer overnachtingen zij maken. Statistisch is op provinciaal niveau vastgesteld dat het aantal overnachtingen op kampeer- en bungalowterreinen voor 47 procent wordt verklaard door de aanwezigheid van bossen. Andere typen natuur hebben geen invloed. Hieruit kan worden geconcludeerd dat kampeer- en Tabel 8.2

Percentage Nederlanders dat deelneemt aan een recreatieactiviteit

Activiteit 2012-2013 % Wandelen 62,3 Fietsen 50,3 Lezen, picknicken 34,6 Kanoën 3,5 Roeien 1,5 Surfen 0,8 Motorbootvaren 8,2 Vissen 6,3 Zeilen 2,6 Joggen 10,4 Mountainbiken 3,5 Paardensport 2,3 Skeeleren 4,7 Wandelsport 13,3 Wielrennen 3,5

ACHT

bungalowterreinen niet ‘zo maar ergens’ liggen, maar een duidelijk relatie hebben met natuur. Dit blijkt ook uit het feit dat 81 procent van de campings (na)bij bossen liggen. Het is onduidelijk in hoeverre het voorzieningenniveau en de grootte van de terreinen vervolgens nog invloed hebben op het aantal overnachtingen. Polman et al. (2010) tonen aan dat bij recreatiebedrijven (restaurants, cafés en verblijfsrecreatie) die in de buurt liggen van bossen en kust, meer personen werkzaam zijn dan bij bedrijven die deze typen natuur niet in de buurt hebben. Het effect voor het gemiddelde recreatiebedrijf is echter gering.

Goossen et al. (2013) hebben onderzoek gedaan naar de bereidheid van recreatiebedrijven om te investeren in natuur – gezien hun belang bij goede

recreatievoorzieningen en een aantrekkelijke natuur. Natuur blijkt voor recreatieondernemers over het algemeen geen gewilde investering te zijn. Investeringen in natuur en landschap zijn in hun optiek moeilijk terug te verdienen. Recreatieondernemers investeren vooral in groen op het eigen terrein of via de aankoop van gronden voor compensatie wanneer zij het eigen terrein voor bedrijfsmatige doeleinden uitbreiden.

Een van de belemmeringen voor de sector om te investeren in natuur of recreatievoorzieningen in de natuur is de bedrijfseconomische situatie van de sector. Na een jarenlange groei begint de markt voor

verblijfsrecreatie inmiddels verzadigd te raken. Er is sprake van overaanbod. Sommige ondernemingen blijven het goed doen, maar bij anderen lopen omzet en winstmarge sterk terug. Bedrijven die het goed doen, maken doelgroepkeuzes en stemmen daarbij hun bedrijfsvoering af op de wensen, leefstijlen en

vakantiemotieven van deze doelgroep (Recron 2011). Een

deel van deze bedrijven investeert ook in natuur en landschap. Deze voorlopers zijn bereid te investeren vanwege hun intrinsieke motivatie en/of de voordelen die ze daarin zien voor hun bedrijf. Andere bedrijven zijn uit principe niet bereid te investeren omdat ze het niet belangrijk vinden, weerstand hebben tegen regelgeving en/of er onvoldoende voordeel in zien. Een ander deel van de ondernemers staat niet negatief tegenover investeringen in natuur, maar investeren om verschillende redenen niet. Bijvoorbeeld omdat ze de financiële middelen niet hebben, klein zijn, onvoldoende ruimtelijke ontwikkelmogelijkheden hebben en/of opzien tegen de organisatorische rompslomp (Goosen et al. 2013). De geringe financiële meerwaarde voor de afzonderlijke bedrijven en het tekort aan financiële ruimte is voor een groot deel van deze bedrijven waarschijnlijk de belangrijkste belemmering.

Hoewel er geen aparte gegevens beschikbaar zijn over de bedrijfseconomische situatie van bedrijven gelegen in of nabij natuurgebieden bevestigen de sectorbrede cijfers van de gastvrijheidssector het beeld dat de ruimte voor investeringen beperkt is (CBS 2014). Met name in 2008 en 2011 was er sprake van een omzetdaling; sindsdien is een voorzichtig herstel ingezet (zie figuur 8.3).

8.2.3 Relatie recreatie en biodiversiteit