• No results found

Bos en houtproductie in Nederland

DRIE wordt benut en versterkt Nederland leunt voor

3.9 Bos en houtproductie in Nederland

Nederland heeft internationaal gezien weinig bos: 11 procent van het landoppervlak (373.480 hectare) is bos (Van den Wyngaert et al. 2012; Schelhaas et al. 2014). Binnen de EU-28 neemt Nederland de 26e positie in; het gemiddelde percentage bos voor de EU-28 bedraagt 42,4 procent (EU 2013b). Het precieze oppervlak bos in Nederland met productiedoelstelling of met enige vorm van houtoogst binnen het totale bosoppervlak is onbekend. Wel is bekend dat in ongeveer 57 procent van het bos de laatste 8 tot12 jaar (ten opzichte van de vorige bosinventarisatie in 2001-2005; Dirkse et al. 2007) in meer of mindere mate is geoogst (Schelhaas et al. 2014). Dat kan betekenen dat houtproductie de hoofdfunctie is, maar de oogst kan ook uitgevoerd zijn als beheermaatregel in natuurbos. In de overige 43 procent van het bos heeft geen houtoogst plaatsgevonden. Dat

41

3 Duurzaamheid van de houtketen |

DRIE DRIE

kan natuurbos zijn zonder oogst, of productiebos waarin niet is geoogst in de monitoringperiode.

De staande houtvoorraad bedroeg in 2013 76,0 miljoen kubieke meter. Deze neemt jaarlijks met 2,6 miljoen kubieke meter toe (Schelhaas et al. 2014) (figuur 3.5). De jaarlijks gemiddelde bijgroei is afgenomen van 7,5 kubieke meter per hectare per jaar in 2005 (Schelhaas et al. 2014) tot gemiddeld 7,3 kubieke meter per hectare per jaar in 2013 (Schelhaas et al. 2014). De totale houtoogst bedroeg in 2013 circa 1,2 miljoen kubieke meter (Schelhaas et al. 2014) en is vergelijkbaar met de houtoogst in voorgaande jaren (Probos 2012; 2013). Om de voetafdruk van Nederland buiten de landsgrenzen te verkleinen zou de houtoogst in Nederland kunnen worden vergroot. We verkennen in deze paragraaf wat de mogelijkheden daarvoor zijn en welke effecten dat heeft op andere ecosysteemdiensten dan hout, binnen het bestaande areaal bos.

Meer houtoogst mogelijk binnen het bestaande oppervlak

In de literatuur wordt opgemerkt dat de houtoogst binnen het bosareaal laag is ten opzichte van de houtbijgroei (Jans en Aertsen 2001; Leek 2005; Jansen 2006; Spijker et al. 2007; Kuiper en De Lint 2008). De huidige jaarlijkse bijgroei voor het Nederlandse bos bedraagt 7,3 kubieke meter per hectare per jaar, terwijl de jaarlijkse houtoogst geschat wordt op 3,4 kubieke meter per hectare per jaar (Schelhaas et al. 2014). Er wordt dus 47 procent van de huidige bijgroei geoogst. Op basis van deze cijfers wordt vaak geconcludeerd dat de houtoogst eenvoudig verhoogd kan worden zonder op de houtvoorraad in te teren (Spijker et al. 2007, Kuiper & De

Lint 2008). De houtoogst vindt echter plaats op ongeveer 57 procent van het bosoppervlak (Schelhaas et al. 2014). Voor het oppervlak waar geoogst wordt is de oogst dus bijna twee keer zo hoog als het gemiddelde voor het gehele bosoppervlak, namelijk 6,0 kubieke meter per hectare per jaar. Er is binnen het areaal met oogst, uitgaande van de lopende bijgroei als plafond, dus nog slechts 1,3 kubieke meter per hectare per jaar ruimte voor extra oogst, oftewel maximaal 22 procent.

Meer oogst is verder mogelijk als er op een groter oppervlak dan het huidige wordt geoogst, dus ook in het oppervlak waar nu geen oogstdoelstelling geldt. Bij oogst van de gehele bijgroei over het gehele bosoppervlak, kan de houtoogst in theorie ongeveer verdubbeld worden (tabel 3.1). Gezien de huidige natuurdoelstellingen van een groot gedeelte van het bos lijkt dit echter een weinig realistische mogelijkheid. Een beperkte vergroting van de oogst lijkt wel haalbaar. Kuiper en De Lint (2008) stellen dat het oogstpercentage verhoogd kan worden tot 70 procent bij een duurzaam beheer. Spijker et al. (2007) stellen dat de houtoogst zelfs kan stijgen tot 80 procent van de jaarlijkse bijgroei, waarbij nog voldoende dood hout in het bos wordt achtergelaten voor biodiversiteits- doelstellingen. Bij vergroting van de totale houtoogst tot 70 procent van de bijgroei over het hele bosoppervlak, neemt de oogst met ongeveer 50 procent toe ten opzichte van de huidige oogst. Bij een oogstintensiteit gelijk aan de lopende bijgroei, is voor 50 procent meer oogst 70 procent van het bestaande bosareaal nodig. 30 procent bos zou dan ongemoeid kunnen blijven. Blijft de oogstintensiteit gelijk aan het huidige niveau, dan is bij 70 procent oogst van de bijgroei ongeveer 86 procent van het huidige bosoppervlak nodig en resteert slechts 14 procent waar geen oogst plaatsvindt. Voor een Figuur 3.5 1990 1995 2000 2005 2010 2015 0 20 40 60 80 100

miljoen m3 spilhout met schors

Bron: Probos; Alterra 2014

pb

l.n

l

Houtvoorraad in Nederlands bos

DRIE

verhoging van de oogst naar 80 procent van de bijgroei is, bij de huidige oogstintensiteit, vrijwel het gehele

bosoppervlak nodig. Er blijft dan nauwelijks bos over zonder oogst (tabel 3.1).

Substantieel grotere houtoogst vermindert koolstofvastlegging

Effecten van houtoogst op koolstofvastlegging zijn globaal geschat met het model EFISCEN (Nabuurs et al. 2007). Hierbij is het scenario ‘Maximalisering van koolstof in biomassa’ uit de Europese Outlookstudie gebruikt (UN 2011). Uit de berekeningen blijkt dat bij de huidige boomsoortensamenstelling en het huidige oogstniveau door aanpassing in het beheer (langere omloop en meer oogst uit dunning) de koolstofvastlegging in bodem en biomassa kan verdubbelen. Bij verhoging van de oogst, zoals in de variant met 70 procent oogst van de bijgroei, kan de hoeveelheid in het bos vastgelegd koolstof echter fors afnemen (tot ongeveer een derde deel van de beginwaarden).

Houtoogst niet per se negatief voor recreatie Houtoogst kan negatieve effecten hebben op de recreatie, maar dat is geen wetmatigheid (Fontein & Kuindersma 2011). Het omgekeerde kan ook. Kaalkap heeft over het algemeen een negatief effect op de beleving (Ribe 2005), terwijl kleinschalige kap juist een positieve impact kan hebben doordat er meer diversiteit ontstaat (De Jong et al. 2012; Tahvanainen et al. 2001) wat ten goede komt aan de beleving (De Boer et al. 2001; Deng et al. 2013). Bij kaalkap over grotere oppervlakten zou er meer weerstand bij recreanten zijn dan bij meer kleinschalige kap (Rogers et al. 2013).

Verder is de begaanbaarheid van wegen en paden bij oogstwerkzaamheden van belang (Claessens 2004). Grotere houtoogst remt toename dood hout en daaraan gebonden biodiversiteit

Extra houtoogst, via dunningen of kleinschalige groepenkap, kan een gunstig effect hebben op biodiversiteit doordat er meer structuur en open plekken kunnen ontstaan. Soms kan zelfs kaalkap een gunstig effect hebben door het ontstaan van grotere open vlakten met mantel- en zoomvegetaties (De Jong et al. 2012). Uit biodiversiteitsoverweging zouden oude bosgroeiplaatsen, als refugium voor specifieke bossoorten, en opstanden met oude bomen moeten worden ontzien. Dit kan gerealiseerd worden door functiescheiding binnen bosgebieden.

Met oogst van hele bomen en van het tak- en tophout kan ruwweg 15 tot 30 procent meer biomassa uit het bos gehaald worden, onder andere voor energiehout (De Jong 2011). Op arme zandgronden kunnen bij deze oogstmethode echter problemen in de nutriënten- huishouding ontstaan (Boosten & Oldenburger 2013). Aanbevolen wordt om terughoudend te zijn met hele boomoogst en oogst van tak- en tophout op arme verzuringsgevoelige bosgronden (De Jong 2011). Overigens is in sommige bostypen, bijvoorbeeld korstmos-dennenbossen, afvoer van tak- en tophout gewenst om de voedselarme omstandigheden in stand te houden.

Dood hout is een belangrijke indicator voor biodiversiteit in een bos (Jagers op Akkerhuis et al. 2005). Om de ontwikkeling van de hoeveelheid dood hout, als indicator voor biodiversiteit in bos, te kunnen schatten zijn berekeningen uitgevoerd met EFISCEN (Nabuurs et al. Tabel 3.1

Percentage oogst van de bijgroei, totale houtoogst, toename van de oogst, oppervlak bos met huidig oogstintensiteit, en gemiddelde oogst voor het Nederlandse bos voor vijf oogstvarianten

Houtoogstvariant Oogst van totale

bijgroei* (%) Totale oogst (miljoen m3/jr) Toename oogst (%) Bos met huidige oogst intensiteit* (%) Gemiddelde oogst voor het Nederlandse bos

(m3/ha/jr)

Huidige oogst 47 1.3 − 57 3.4

Oogst volledige bijgroei in

huidig oppervlak met productie 57 1.6 22 70 4.2

Oogst 70% van totale bijgroei 70 1.9 50 86 5.1

Oogst 80% van totale bijgroei 80 2.2 72 98 5.8

Oogst 100% van totale bijgroei

over gehele bosoppervlak** 100 2.7 115 0 7.3

* gemiddelde bijgroei Nederlandse bos = 7,3 m3/ha/jr (Schelhaas et al. 2014) ** oppervlak bos in Nederland = 373.480 ha (Schelhaas et al. 2014)

43

3 Duurzaamheid van de houtketen |

DRIE DRIE

2007). Hierbij zijn het Biodiversiteits- en het Referentiescenario gebruikt uit de Europese Forest Outlookstudie (UN 2011). Bij vergroten van de oogst naar het niveau van 70 procent van de bijgroei, neemt de hoeveelheid dood hout in het bos af of blijft op zijn best gelijk aan de huidige hoeveelheden. Onder het huidige oogstregime neemt het aandeel dood hout geleidelijk verder toe. Vanuit biodiversiteitsoverweging is

30 kubieke meter per hectare dood hout gewenst (Jagers op Akkerhuis et al. 2005). Huidige hoeveelheden zijn circa 13 kubieke meter per hectare (Schelhaas et al. 2014). Met gericht beheer (langere omlopen en meer loofhout), kan bij extra oogst de hoeveelheid dood hout op peil blijven en hoeft extra houtoogst geen negatief effect te hebben op de huidige biodiversiteit. Een verdere toename van dood hout en de daaraan gebonden biodiversiteit zal dan echter niet optreden.

3.10 Certificering van het