• No results found

kapitaal in het waterbeheer

Kees Hendriks, Marcel Pleijte, Marieke de Lange, Cees Kwakernaak en Maurice Paulissen (Alterra Wageningen UR)

– Samenwerking tussen waterbeheer, natuurbeheer en andere

partijen biedt kansen voor synergie doordat doelen sneller, effectiever en goedkoper kunnen worden gerealiseerd. Op regionaal niveau wordt al veel samengewerkt tussen partijen. Vanuit hun integrale verantwoordelijkheid stimuleren provincies die samenwerking. Op Rijksniveau zijn doelen echter nog vaak sectoraal ingestoken, wat meervou­ dige doelrealisatie kan belemmeren.

– Meervoudige doelrealisatie is gebaat bij een gezamenlijke

bestuurlijke verantwoordelijkheid, financieel commitment voor de totale doelen (lumpsum), en flexibiliteit van partijen om doelen te bereiken met sectoroverstijgende maatregelen. Ondersteuning met kennis helpt bij het verkrijgen van inzicht in effecten van maatregelen en helpt daarmee ook ver­ trouwen van andere actoren te verkrijgen.

– Het hanteren van het ‘Sober en Doelmatig’­principe bij grote

waterprojecten (met MIRT­procedure) maakt een integrale aanpak lastig, tenzij die aanpak op voorhand goedkoper blijkt. Een integrale aanpak is in veel gevallen duurder als alleen naar inrichtingskosten wordt gekeken. Worden ook kosten voor beheer en onderhoud en maatschappelijke baten van het natuurlijk kapitaal meegenomen, dan zal de balans vaak juist positief worden. Dergelijke kosten­batenanalyses gebeuren echter nog weinig. Een goede afweging blijkt bovendien lastig doordat de kosten en baten bij verschillende actoren liggen.

– Verbetering van de waterkwaliteit, met name de afname van

fosfaat, stikstof en zware metalen (KRW), draagt bij aan verbetering van de natuurkwaliteit en vergroot indirect de kansen voor aanpak van wateroverlast. Schoner water biedt meer mogelijkheden voor waterberging in bestaande en nieuwe natuur. Hoewel de waterkwaliteit in grote meren en rivieren is verbeterd, is deze in veel regionale watersystemen nog een probleem, met name door stikstof en fosfaat afkomstig uit de landbouw.

7.1 Inleiding

Met deze casus willen we de vraag beantwoorden welke kansen er zijn voor synergie tussen waterbeheer en

natuurbeheer, welke kansen er zijn om met noodzakelijke maatregelen voor het waterbeheer tegelijkertijd ook biodiversiteit te realiseren en andersom, en welke kansen er zijn om met de inrichting en het beheer van natuurgebieden ook opgaven van het waterbeheer te realiseren. We onderzoeken in welke mate water- en natuurbeheerders op zoek zijn naar deze synergie, waarom ze dat doen en hoe ze er vorm aan geven. Om inzicht te krijgen in de kansen voor synergie is een aantal experts gevraagd om een overzicht hiervan op te stellen op basis van hun expertkennis en literatuur. Daarnaast zijn twee gebieden onder de loep genomen waar een wateropgave is of wordt aangepakt met gebruik van natuurlijk kapitaal. In deze casussen analyseren we vooral het proces: hoe is het proces verlopen, welke actoren spelen daarbij een rol, hoe is het bestuurlijk ingebed, en wat vinden de actoren ervan? De gebieden zijn De Onlanden in Drenthe, met een waterbergings- opgave in een natuurgebied en landbouwgrond, en de aanleg van een vooroever bij de Houtribdijk in het kader van de waterveiligheid. Voor deze gebieden is de literatuur geanalyseerd en is een aantal interviews gehouden met betrokken water- en natuurbeheerders. De gebieden zijn gekozen op basis van de verschillende wateropgaven, de verschillende ecologische omstandig- heden en de verschillende betrokken actoren.

De Onlanden is een afgerond project met waterberging om wateroverlast in benedenstrooms gebied te voorkomen. De berging is op land gerealiseerd in bestaand natuurterrein en voormalig landbouwgebied. Bij het project zijn provincie, waterschap, natuur- beheerders, boeren en bewoners betrokken geweest. Het project Houtribdijk betreft een proef voor de aanleg van een vooroever. Daarmee wordt verkend of een vooroever een bruikbare maatregel is om de dijk op het gewenste veiligheidsniveau te brengen, zowel technisch als financieel. Bij deze verkenning zijn waterbeheerders, uitvoerders en onderzoeksinstellingen betrokken. Omdat het rijkswateren betreft (IJsselmeer en Markermeer) zijn de waterbeheerders hier tevens verantwoordelijk voor de ecologische aspecten.

83

7 Gebruik van natuurlijk kapitaal in het waterbeheer |

ZEVEN ZEVEN

In paragraaf 7.2 worden de mogelijkheden van gebruik van natuurlijk kapitaal in het waterbeheer beschreven. In paragraaf 7.3 analyseren we de gebiedsstudies van De Onlanden en de Houtribdijk. In paragraaf 7.4 trekken we enkele conclusies.

7.2 Gebruik van natuurlijk kapitaal in

het waterbeheer

In deze paragraaf bespreken we kort een aantal voor- komende opgaven in het waterbeheer en mogelijkheden om met ecosysteemdiensten bij te dragen aan

oplossing van die opgaven. Omgekeerd worden vanuit het natuurbeheer opgaven beschreven waaraan het waterbeheer kan bijdragen voor oplossingen. Bij de beschrijving wordt ingegaan op inrichtingsmaatregelen, geschikte locaties, kansen voor synergie in water- en natuurbeheer, en eventuele uitbreidingsmogelijkheden (landbouw, stedelijk gebied).

Met betrekking tot water vormen (drink)water- voorziening, waterregulatie, kustbescherming en waterzuivering de belangrijkste ecosysteemdiensten. We richten ons hier op waterregulatie, in de vorm van waterberging en water vasthouden, en op

kustbescherming.

Waterkwaliteit belangrijk voor integratie waterberging en natuur

Waterberging is het tijdelijk in een gebied opslaan van water dat afkomstig is van bovenstroomse gebieden, met als doel de benedenstroomse gebieden te beschermen tegen wateroverlast. Waterberging vindt plaats op van nature laaggelegen plekken langs beken, rivieren en kanalen op momenten met hoogwaterpieken. Ecosystemen leveren die dienst van nature (bijvoorbeeld moerassen en ooibossen). Door ontwateringsmaatregelen voor onder andere de landbouw en de steden is een groot deel van de bergingsfunctie van gebieden verloren gegaan. Door gebieden opnieuw in te richten voor waterberging kan die functie weer worden hersteld.

Naast het voorkomen van wateroverlast biedt waterberging kansen voor herstel en ontwikkeling van (nieuwe) natte natuur. Echter, gezien de huidige waterkwaliteit heeft waterberging ook risico’s voor de natuur. Natte voedselarme natuurgebieden, zoals blauwgraslanden, zijn kwetsbaar voor overstroming, zeker met voedselrijk water. Naast voedingstoffen kunnen ook andere verontreinigingen, zoals

medicijnresten en zware metalen, een probleem vormen voor de natuur (Van Gaalen et al. 2012). Over het algemeen geldt: hoe beter de waterkwaliteit, hoe groter de kansen voor de synergie tussen waterbeheer en

natuur (Runhaar et al. 2007). De meest kansrijke gebieden voor waterberging zijn de natuurontwikkelingsgebieden (Runhaar et al. 2004).

De waterkwaliteit, met name van de grote rivieren en meren, is in Nederland de afgelopen jaren sterk verbeterd. In de regionale wateren blijven stikstof en fosfaat afkomstig uit de landbouw en afvalwater echter een probleem voor de ecologische doelen (Van Gaalen et al. 2012; Van Hattum et al. 2014). Vanwege deze beperkte waterkwaliteit zijn veel beheerders van natuurgebieden nog terughoudend met het bergen van water. In sommige gebieden kunnen met inrichtingsmaatregelen negatieve effecten van een slechte waterkwaliteit worden beperkt of voorkomen. Bijvoorbeeld door aanleg van

helofytenfilters bij de waterinlaat, het scheiden en omleiden van verontreinigd oppervlaktewater, het creëren van voldoende hoge plekken als refugia voor soorten en geulen voor voldoende doorstroming. Door verbetering van de waterkwaliteit en

verdrogingstoestand als integrale doelen te benoemen bij de planvorming, kan bij natuurbeheerders veel draagvlak worden gewonnen voor waterberging. Door grotere gebieden in te richten ontstaat meer ecologische veerkracht: planten en dieren kunnen er overleven in gebiedsdelen die niet of beperkt inunderen en na inundatie weer over het gebied verspreiden. In grote gebieden is meer ruimte om bij de inrichting dergelijke refugia te creëren. Ook kan, door diepere geulen te graven, de doorstroming worden vergroot, waardoor er minder verontreinigende stoffen in het gebied achter- blijven. Natuurbeheerders profiteren vooral door de toename van natte natuur. Voor waterbeheerders zit de winst in de omvang van de berging en het kosten- voordeel. Waterberging in een of enkele grote gebieden is sneller en efficiënter te realiseren dan waterberging in meerdere kleine gebieden, zowel procesmatig als in inrichting (persoonlijke mededeling van G. Zeemans, Waterschap Noorderzijlvest). Voorbeelden van zulke grote waterbergingsgebieden zijn de Onlanden in Noord- Drenthe (Gooijer & Dijk 2013) en het Bossche Broek nabij Den Bosch (Waterschap Aa en Maas 2013).

De weinige bekende kosten-batenstudies van water- bergingsgebieden richten zich veelal op de kosten voor de aankoop van gronden en inrichtingskosten (zie paragraaf 7.3.1). De directe en indirecte baten van het voorkómen van schade door overstroming worden nog weinig in beeld gebracht. Deze worden nu veelal nog als pm-post opgenomen, zie bijvoorbeeld het rapport over de Natuurlijke Klimaatbuffers (Van Kreveld et al. 2013). Door ook de baten van natuurlijke oplossingen beter in beeld te brengen kan in de besluitvorming een evenwichtiger afweging plaatsvinden (Hendriks et al. 2014).

ZEVEN