• No results found

De rechten van de verdediging op verslagen van de deskundige

In document Deskundigenbewijs in het strafproces (pagina 144-148)

7. De informatie van de deskundige 1 Het deskundigenverslag

7.3 De rechten van de verdediging op verslagen van de deskundige

De deskundige brengt verslag uit aan zijn opdrachtgever (art. 51l lid 2 Sv). Alleen de offi- cier van justitie, de rechter-commissaris en de rechter kunnen opdrachtgever zijn, omdat alleen zij bevoegd zijn tot het benoemen en het geven van een opdracht aan de deskundige. Dat betekent dat de deskundige in de regel verslag uitbrengt aan de officier van justitie of de rechter(-commissaris). Dit is ook het geval als de deskundige is benoemd op verzoek van de verdediging. Op grond van art. 6 EVRM heeft de verdediging echter in beginsel het recht om op de hoogte te worden gesteld van al het bewijsmateriaal voor of tegen de ver- dachte.561 Het is wenselijk dat de verdediging de informatie van de deskundige op tijd

krijgt, zodat zij haar verdediging goed kan voorbereiden. In het Nederlandse strafproces zijn er verschillende regelingen die betrekking hebben op het recht van de verdachte om het deskundigenverslag te ontvangen.

In de eerste plaats heeft de verdediging in beginsel het recht om in het vooronderzoek ken- nis te nemen van de verslagen van de door de officier van justitie en de rechter-commis- saris benoemde deskundigen. Dit geldt niet alleen voor een volledig afgerond onderzoek. Ook het verslag van een tussentijds gestaakt onderzoek zou met de verdediging moeten worden gedeeld.562

558 De Wilde 2015, p. 110, noot 41 stelt dat hij niet bekend is met jurisprudentie hierover. Ook mij is

dergelijke jurisprudentie niet bekend.

559 HR 29 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5539. In dit arrest worden eerdere overwegingen uit

HR 1 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:AB7528 herhaald en aangevuld.

560 De Wilde 2015, p. 120 e.v.

561 Zie onder meer de uitspraken van het EHRM in Brandstetter t. Oostenrijk (1991), par. 66-67,

Edwards t. het Verenigd Koninkrijk (1992), par. 36 en Rowe en Davis t. het Verenigd Koninkrijk (2000), par. 59-62.

Als de deskundige benoemd is door de officier van justitie moet de officier van justitie een kennisgeving doen aan de verdachte van de uitslag van het onderzoek (art. 150a lid 2 Sv). Hiervoor wordt geen termijn genoemd, maar het lijkt aannemelijk dat de uitslag zo snel mogelijk wordt doorgegeven. Het lijkt verder ook aannemelijk dat de kennisgeving van de uitslag bestaat uit het toesturen van het gehele deskundigenverslag. De verdediging heeft het recht na de kennisgeving van de uitslag een verzoek tot een tegenonderzoek te doen (art. 150a lid 3 Sv). Dit kan de verdediging alleen op zinvolle wijze doen als zij zo snel mogelijk op de hoogte is van de inhoud van het gehele rapport en niet alleen van de eind- conclusies.563

De officier van justitie is waarschijnlijk bevoegd om de kennisgeving van de uitslag van het deskundigenonderzoek aan de verdediging uit te stellen. Maar dit blijkt niet heel duide- lijk uit de wettelijke regeling. Wel is expliciet bepaald dat de kennisgeving niet mag worden uitgesteld als de deskundige op verzoek van de verdachte door de officier van justitie is benoemd (art. 150a lid 4 Sv). A contrario kan hieruit worden afgeleid dat de officier van justitie in alle andere gevallen wel de bevoegdheid heeft de kennisgeving van het rapport uit te stellen. Voorwaarde daarvoor lijkt wel te zijn dat het belang van het onderzoek zich tegen de kennisgeving verzet (zie art. 150a lid 2 Sv, waar de bevoegdheid tot uitstel even- tueel ook uit kan worden afgeleid).

Als de deskundige een rapport naar de rechter-commissaris heeft gezonden, dan stuurt de rechter-commissaris een kopie van dit rapport naar de officier van justitie en de ver- dachte (art. 230 lid 1 Sv). Hiervoor wordt geen termijn genoemd, maar ook hierbij lijkt het voor zich te spreken dat dit zo snel mogelijk moet gebeuren. De rechter-commissaris heeft de mogelijkheid om als het belang van het onderzoek zich daartegen verzet de kennisge- ving van het onderzoeksrapport uit te stellen (art. 228 lid 2 Sv), zelfs als de deskundige op verzoek van de verdachte is benoemd.

Vanaf het moment dat de dagvaarding aan de verdachte is betekend, heeft de verdachte in beginsel het recht om kennis te nemen van alle processtukken (art. 33 Sv). Processtukken zijn alle stukken die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de door de rechter te ne- men beslissingen (art. 149a lid 2 Sv). Hieronder vallen ook deskundigenverslagen. Voeging van bepaalde processtukken kan achterwege blijven als daardoor i) een zwaarwegend op- sporingsbelang wordt geschaad of ii) het belang van de staatsveiligheid wordt geschaad (art. 33 jo 149b lid 1 jo. 187d lid 1 Sv).564 Voor de weigering tot het voegen van stukken

heeft de officier van justitie een machtiging nodig van de rechter-commissaris.

Een deskundigenverslag bevat alleen de beschrijving en samenvatting van het door de deskundige verrichte onderzoek. Zoals gezegd, is de deskundige niet verplicht alle ruwe testresultaten en –uitslagen (zoals piekprofielen) op te nemen in het deskundigenver-

563 Zie M.J. Dubelaar, in: T&C Strafvordering, art. 150a Sv, aant. 2 (online, bijgewerkt 1 juli 2015). 564 In art. 187 d lid 1 sub a) wordt dat voeging achterwege kan blijven als een getuige ernstig overlast

zal ondervinden of ernstig zal worden belemmerd in de uitoefening van ambt of beroep. Aange- zien deze weigeringsgrond expliciet ziet op de overlast die een getuige kan ondervinden, lijkt deze grond niet van toepassing op deskundigen.

slag.565 Indien de verdediging er belang bij heeft om deze gegevens wel te ontvangen – om

daarmee bijvoorbeeld een andere deskundige in staat te stellen te controleren of de conclu- sies volgen uit de onderzoeksresultaten – kan de verdediging proberen deze resultaten toe te laten voegen aan het procesdossier. Als de verdediging of de officier van justitie deze documenten onder zich heeft, kan de verdediging de officier van justitie verzoeken deze resultaten toe te voegen aan het procesdossier (art. 34 lid 1 Sv).566 De officier van justitie

mag weigeren stukken aan het dossier toe te voegen indien hij meent dat de gevraagde stukken geen processtukken zijn of er sprake is van een in art. 187d lid 1 Sv beschreven uitzondering (art. 34 lid 4 Sv). Als de stukken zich nog bevinden bij de deskundige, kan de verdediging eventueel aan de rechter-commissaris of de rechter verzoeken aan de deskun- dige een vordering tot uitlevering van deze stukken te doen.567

In het geval de officier van justitie (met toestemming van de rechter-commissaris) weigert om de gevraagde processtukken aan het dossier toe te voegen,568 of als de verdediging er

gedurende het onderzoek ter terechtzitting nog achter komt dat bepaalde processtukken aan het dossier moeten worden toegevoegd, kan de verdediging een verzoek daartoe doen bij de zittingsrechter (art. 315 jo. 328 Sv). De rechter moet beoordelen of het voegen van de stukken noodzakelijk is. Dit noodzakelijkheidscriterium moet volgens de Hoge Raad zo worden uitgelegd dat alle stukken die redelijkerwijze van belang kunnen zijn, hetzij in voor de verdachte belastende hetzij in voor hem ontlastende zin, in het dossier dienen te worden gevoegd.569 Hiermee komt de invulling van het noodzakelijkheidscriterium heel dicht bij

het verdedigingsbelang te liggen.

De verdediging kan de zittingsrechter ook verzoeken om documenten die niet tot de processtukken behoren aan het procesdossier toe te voegen. De Hoge Raad stelt dat in het geval de verdediging de betrouwbaarheid van bewijsmateriaal of de rechtmatigheid van de verkrijging van enig bewijsmiddel aanvecht, de beginselen van een goede procesorde mee- brengen dat de verdediging in beginsel de kennisneming van voor de beoordeling daarvan van belang zijnde, niet tot de processtukken behorende, documenten niet mag worden onthouden.570 De verdediging zal bij een verzoek tot afschrift van of kennisneming van

door haar verzochte stukken een actieve houding moeten aannemen, dit verzoek tijdig moeten doen en het goed moeten motiveren. Dit blijkt onder meer uit HR 22 november

565 Par. 7.1.1.

566 Kamerstukken II 2009-2010, 32468, nr. 3, p. 28.

567 Th.O.M. Dieben, in: T&C Strafvordering, art. 34 Sv, aant. 2.a (online, bijgewerkt 12 augustus

2016).

568 Deze mogelijkheid wordt erkend door de minister van Justitie. De minister stelt wel dat de rechter

terughoudend met deze bevoegdheid moet omgaan. Zie Kamerstukken II, 2009-2010, nr. 32468, nr.3, p. 30.

569 HR 7 mei 1996, ECLI:NL:HR:1996:AB9820 (Dev Sol), hierop is de definitie van processtukken

gebaseerd zoals in art. 149a lid 2 Sv staat. Zie ook HR 16 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB2956.

570 HR 2 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5001 (het ging om kennisname van het gehele dag-

2005, ECLI:NL:HR:2005:AU2250. Toen de verdediging een verzoek deed tot voeging van piekprofielen, mocht het hof dit verzoek verwerpen, omdat de verdediging het verzoek niet op tijd had herhaald én in eerdere instantie geen gebruik had gemaakt van de haar ter beschikking staande middelen, zoals het laten verrichten van een tegenonderzoek, het la- ten becommentariëren van het eerste deskundigenonderzoek door een andere deskundige of het horen van de deskundige.

Voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting kan de verdediging de officier van justi- tie verzoeken om bepaalde stukken, waaronder een deskundigenverslag, toe te voegen aan het procesdossier (art. 34 lid 1 Sv). De officier van justitie kan het verzoek weigeren als hij van mening is dat de stukken geen processtukken zijn of als voeging onverenigbaar is met de in art. 187d lid 1 Sv genoemde belangen (art. 34 lid 4 Sv). Gedurende de behandeling van de zaak heeft de verdediging het recht om bescheiden of stukken van overtuigen te overleggen. Voor het hoger beroep is dit recht terug te vinden in art. 414 Sv. Het overleg- gen van stukken tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg is niet wettelijk geregeld, maar aangenomen moet worden dat ditzelfde recht geldt voor de behandeling in eerste aanleg.571 Overleggen van processtukken kan in beginsel gedurende de gehele te-

rechtzitting. Zelfs bij overlegging van processtukken tijdens het pleidooi mag de rechter niet zonder meer weigeren de stukken in ontvangst te nemen.572 De rechter kan voeging

van de overlegde stukken aan het procesdossier evenwel afwijzen op grond van de beginse- len van een behoorlijke procesorde.573 Daarbij moet de rechter rekening houden met de

belastende dan wel ontlastende aard van de over te leggen stukken, de complexiteit van de te berechten zaak en het stadium waarin de procedure zich bevindt.574 Eenmaal in het pro-

cesdossier gevoegde stukken moet de rechter betrekken bij zijn beraadslaging.575

De verdediging heeft na dagvaarding ook het recht op kennisneming van processen- verbaal van technisch opsporingsambtenaren (art. 33 Sv). Daarnaast kan de verdediging al tijdens het vooronderzoek een verzoek doen aan de officier van justitie tot kennisneming van processtukken, waaronder processen-verbaal van opsporingsambtenaren (art. 30 lid 1 Sv). De officier van justitie kan de verdediging kennisneming van de processtukken ont- houden als het belang van het onderzoek dit vordert (art. 30 lid 3 Sv). Ook na dagvaarding kunnen de uitkomsten van technisch opsporingsonderzoek worden achtergehouden door de officier van justitie als die uitkomsten redelijkerwijs niet van belang kunnen zijn voor een door de rechter te nemen beslissing (art. 149a Sv). De officier van justitie behoeft deze beslissing niet te motiveren. Het is dus mogelijk dat de verdediging (en de rechter) niet op

571 W.H. Jebbink, in: Handboek Strafzaken, aant. 24.12 (online, bijgewerkt 1 april 2010) en HR 16

november 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1451.

572 HR 12 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0317. 573 HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7709.

574 HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7709. Bij de beoordeling of de overlegde stukken moe-

ten worden gevoegd in het procesdossier mag de rechter niet het noodzakelijkheidscriterium han- teren, zie HR 5 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:2.

de hoogte worden gesteld van het feit dat er in het vooronderzoek bepaald technisch op- sporingsonderzoek is verricht, omdat dit door de officier van justitie niet relevant wordt geacht.

In document Deskundigenbewijs in het strafproces (pagina 144-148)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN