• No results found

De opdracht aan de deskundige 1 De opdracht

In document Deskundigenbewijs in het strafproces (pagina 115-122)

6. De inschakeling van de deskundige en het onderzoek door de deskundige

6.5 De opdracht aan de deskundige 1 De opdracht

Elke deskundige die wordt benoemd, krijgt de opdracht tot het geven van informatie of het doen van onderzoek (art. 51i lid 1 en 2 Sv). Naast de benoeming is het krijgen van een op- dracht de tweede voorwaarde om formeel als deskundige te worden aangemerkt in het Nederlandse strafproces. Bij de status van deskundige behoren een aantal plichten. Deze plichten hangen samen met de opdracht die de deskundige ontvangt. Daarom wordt in deze paragraaf ingegaan op de opdracht die aan de deskundige wordt gegeven, op de vraagstelling die in de opdracht wordt geformuleerd en op de rechten en vooral plichten die een deskundige in het strafproces heeft: de verplichting tot het uitvoeren van het on- derzoek, de plichten met betrekking tot samenwerking tussen deskundigen, de plicht tot het tijdig afronden van het onderzoek en de geheimhoudingsplicht.

De instantie die bevoegd is tot benoeming geeft een opdracht aan de deskundige. De op- drachtgever valt dus in beginsel samen met de benoemende autoriteit.435 Bij de benoeming

van een deskundige vermeldt de opdrachtgever de opdracht die moet worden vervuld en de termijn waarbinnen dat moet worden gedaan (art. 51i lid 2 Sv). De deskundige kan twee soorten opdrachten krijgen: informatie geven en onderzoek doen. Het verstrekken van informatie heeft betrekking op het informeren over de stand van zaken op zijn vakterrein. Daarvoor kan de deskundige putten uit ‘het algemene fonds van zijn kennis’. Voor het ver- strekken is in de regel geen nieuw onderzoek nodig. Is er wel nieuw onderzoek nodig, dan moet de deskundige ‘verslag doen van zijn verrichtingen en conclusies op grond van een opdracht tot het doen van onderzoek’.436 In art. 227 Sv (oud) werden nog drie verschillen-

de taken van de deskundige opgesomd, namelijk voorlichting geven, bijstand verlenen en onderzoek doen. De wetgever heeft de taak om bijstand te verlenen geschrapt, omdat deze samen zou vallen met het geven van voorlichting.437 Op basis van art. 227 Sv (oud) onder-

scheidde Nijboer wel nog steeds drie soorten opdrachten. Hij splitste het geven van infor- matie uit in het geven van voorlichting en het geven van bijstand.438

- Voorlichting geven. De deskundige geeft aan de rechter een samenvatting van de alge- mene principes op een bepaald (kennis)gebied. Deze informatie is algemeen toeganke- lijk, maar in verband met de openbaarheid van het onderzoek is het onwenselijk als de rechter deze zelf zou opzoeken. Bovendien is dit inefficiënt.

435 Haverkate 2008, p. 19.

436 Kamerstukken II 2006-2007, 31116, nr. 3, p. 4. 437 Kamerstukken II 2006-2007, 31116, nr. 3, p. 4 438 Nijboer 2011, p. 195-196.

- Onderzoek doen. De deskundige wordt gevraagd zelfstandig onderzoek te doen naar bepaalde personen, objecten of situaties, zoals een DNA-onderzoek of een psychia- trisch onderzoek. Hieronder kan ook de controle van het onderzoek van een andere deskundige worden begrepen.439

- Bijstand verlenen. De deskundige helpt de rechter bij het interpreteren en evalueren van de onderzoeksresultaten of van andere relevante informatie.

Officier van justitie

De officier van justitie geeft bij zijn benoeming aan de geregistreerde deskundige een op- dracht (art. 150a lid 1 Sv). Wanneer de officier van justitie een geregistreerde deskundige benoemt en hem een opdracht geeft, stelt hij de verdachte schriftelijk op de hoogte van de benoeming, van de gegeven opdracht en van de tijd en plaats waarop het onderzoek plaatsvindt, tenzij het belang van het onderzoek zich daartegen verzet (art. 150a lid 1 Sv). Dit geldt nadrukkelijk niet voor de opdracht aan een technisch opsporingsambtenaar: ‘Als sprake is van technisch opsporingsonderzoek zijn de artikelen 150 tot en met 150c Sv niet van toepassing. Dit betekent dat kennisgeving van het onderzoek aan de (raadsman van de) verdachte niet verplicht is.’440

Na kennisgeving kan de verdediging de officier van justitie verzoeken doen inzake de gegeven opdracht, zoals het verzoek om de deskundige een aanvullend onderzoek te laten verrichten of het verzoek om de deskundige aanwijzingen te geven over de manier waarop het onderzoek zou moeten worden uitgevoerd (art. 150a lid 1 Sv). Hiervoor wordt geen termijn gegeven, maar het ligt in de rede om dit zo snel mogelijk te doen.441 Het verzoek

tot aanvulling van de opdracht heeft immers geen zin meer als de deskundige zijn onder- zoek al heeft afgerond. Het is niet duidelijk of de verdediging ook kan vragen om inhoude- lijke aanpassing van de opdracht. De wettekst noemt slechts de mogelijkheid dat de verde- diging verzoekt om aanvullend onderzoek of het geven van aanwijzingen. Het ligt echter in de rede dat de verdediging ook kan verzoeken om de opdracht te wijzigen.442

De officier van justitie kan gemotiveerd weigeren om uitvoering te geven aan het ver- zoek van de verdediging om aan de deskundige opdracht te geven tot aanvullend onder- zoek of om aanwijzingen te geven over het uitvoeren van het onderzoek (art. 150b lid 1 Sv). De verdediging kan binnen twee weken na kennisgeving van deze weigering aan de rechter-commissaris verzoeken alsnog tot de uitbreiding van het onderzoek over te gaan (art. 150b lid 2 Sv). Hiermee lijkt ook te worden bedoeld dat de rechter-commissaris aan de door de officier van justitie benoemde deskundige de opdracht kan geven tot het door de verdediging verzochte aanvullende onderzoek. In lid 2 wordt niet genoemd dat de rech- ter-commissaris ook de door de verdediging verzochte aanwijzingen over het uitvoeren van het onderzoek aan de deskundige kan geven. Het lijkt aannemelijk dat de rechter-

439 Hielkema 1996, p. 16.

440 Aanwijzing technisch opsporingsonderzoek/deskundigenonderzoek, p. 4. 441 Corstens/Borgers 2014, p. 321.

442 Dit lijkt ook de intentie van de minister van Jusitite: ‘De verdachte die deze mededeling ontvangt

kan meteen om aanvullend onderzoek vragen of voorstellen doen voor de wijze waarop het on- derzoek moet worden uitgevoerd.’, Kamerstukken II 2006-2007, 31116, nr. 6, p. 18.

commissaris dit wel kan doen.443 De rechter-commissaris beslist zo spoedig mogelijk op

dit verzoek en geeft daarvan kennis aan de verdachte en de officier van justitie (art. 150b lid 3 Sv). Overigens hoeft de deskundige niet te wachten met het uitvoeren van het onderzoek totdat de rechter-commissaris een besluit heeft genomen.

Rechter-commissaris

De rechter-commissaris geeft bij de benoeming van een deskundige een opdracht aan de deskundige (art. 228 Sv). Hij brengt de officier van justitie en de verdachte op de hoogte van de beslissing tot benoeming van een deskundige en van de verstrekte opdracht (art. 228 lid 1 Sv). De mededeling aan de verdachte gebeurt schriftelijk (art. 228 lid 4 Sv).444 In

het belang van het onderzoek kan de rechter-commissaris ambtshalve of op verzoek van de officier de kennisgeving uitstellen (art. 228 lid 2 Sv). Het niet geven van een kennisgeving van de benoeming van een deskundige door de rechter-commissaris kan ertoe leiden dat het verslag van de deskundige niet als bewijsmiddel mag worden gebruikt.445

De rechter-commissaris kan op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte aan de deskundige de opdracht geven tot het doen van aanvullend onderzoek (art. 228 lid 3 Sv). Als de rechter-commissaris opdracht geeft tot het doen van aanvullend onderzoek doet hij daarvan mededeling aan de deskundige, de officier van justitie en de verdediging (art. 228 lid 3 Sv). Volgens art. 228 lid 3 Sv kan er slechts een vorde- ring/verzoek tot aanvullend onderzoek worden gedaan. Daarom is het wederom de vraag of de officier van justitie en de verdediging de rechter-commissaris kunnen vorde- ren/verzoeken dat de gegeven opdracht wordt aangepast. Dit lijkt wel de meest redelijke interpretatie van de wettekst.

Rechter

Bij de benoeming geeft de zittingsrechter aan de deskundige de opdracht tot het doen van onderzoek en het uitbrengen van een schriftelijk verslag hiervan (art. 315 lid 3 Sv). De beslissing tot de benoeming en het geven van een opdracht zal door de rechter ter terecht- zitting worden medegedeeld aan de officier van justitie en de verdediging.

Verdediging

De verdediging kan geen deskundige benoemen, maar mag wel een opdracht geven aan een deskundige.446 Het staat de verdediging vrij om aan deskundigen ‘opdracht te geven tot

het verrichten van alle onderzoek dat zij in het belang van de verdediging nuttig of wense- lijk acht’.447 De verdediging hoeft de officier van justitie of de rechter niet te informeren

over de gegeven opdracht. Het voordeel van een eigen onderzoek is dat het de verdediging

443 Corstens/Borgers 2014, p. 321. 444 Corstens/Borgers 2014, p. 402.

445 HR 21 oktober 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9531.

446 Er is in het Nederlandse strafproces geen grond om – zoals onder meer het hof in HR 29 maart

2016, ECLI:NL:HR:2016:522 wel had gedaan – de deskundige die van de verdediging een op- dracht krijgt een ‘partijdeskundige’ te noemen.

vrij staat de resultaten al dan niet in te brengen in het strafproces. Als het onderzoek van een niet-benoemde deskundige ongewenste resultaten oplevert, mag dit worden achterge- houden. Als het deskundigenverslag van het in opdracht van de verdediging uitgevoerde onderzoek door een niet-benoemde deskundige wel in het strafproces wordt ingebracht, mag dit verslag door de rechter worden gebruikt als bewijsmiddel.448 Het door de verdedi-

ging ingebrachte deskundigenverslag mag daarbij ook in belastende zin bijdragen aan de bewijsconstructie, want de rechter mag zelf de betekenis van het rapport bepalen.449

6.5.2 De vraagstelling

Het initiatief tot het opstellen van de vraagstelling aan de deskundige ligt bij de opdracht- gever. Bij het verstrekken van de opdracht dient de opdrachtgever zich ervan te vergewis- sen dat ‘in de opdracht een goede weergave is opgenomen van het onderzoek dat hij uitge- voerd wil zien’.450 De opdrachtgever moet duidelijk maken wat hij van de deskundige

verwacht. Hij moet zijn opdracht uitwerken, zodat de vragen die aan de deskundige wor- den gesteld specifiek genoeg zijn. Als punt van bezinning merkt de minister van Justitie op dat in het verleden vragen aan gedragsdeskundigen steeds op dezelfde algemene manier werden geformuleerd. Gesuggereerd wordt dat het beter zou zijn om meer specifieke vra- gen te stellen.451

De opdrachtgever kan met de vraagstelling de vrijheid van de deskundige om het on- derzoek naar eigen believen in te richten, inperken. Aangezien de opdrachtgever de vraag- stelling bepaalt, kan hij ook beslissen aan welke voorwaarden het onderzoek is gebonden. De opdrachtgever kan bewust bepaalde vraagstellingen en onderzoeksmethoden buiten het onderzoek houden. Daarom verwierp de Hoge Raad in HR 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7751 het middel waarin werd geklaagd over het feit dat het hof in de verwijzingsopdracht naar de rechter-commissaris beperkende voorwaarden had gesteld aan het onderzoek van de deskundige. Het hof had namelijk gesteld dat de deskundige alleen na raadpleging van de rechter-commissaris overleg mocht voeren met andere des- kundigen en dat deze andere deskundigen bovendien in Nederland werkzaam moesten zijn.

Van de (geregistreerde) deskundige wordt verwacht dat hij aan de opdrachtgever inzicht biedt in de vraag of, en zo ja in hoeverre, de vraagstelling voldoende helder is om op basis van zijn specifieke deskundigheid te kunnen worden beantwoord (art. 12 lid 2 onder c BRDS). De deskundige moet zich als de vraag onvoldoende helder is dus wenden tot de opdrachtgever.452 Wettelijk gezien wordt aan de deskundige echter alleen de mogelijkheid

geboden zich met zijn vragen te wenden tot de rechter (art. 229 Sv). Het lijkt weinig zinvol dat de rechter-commissaris vragen moet beantwoorden over de opdracht die de officier 448 Zie par. 6.4.1. 449 HR 12 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8821. 450 Kamerstukken II 2006-2007, 31116, nr. 3, p. 5. 451 Kamerstukken II 2006-2007, 31116, nr. 3, p. 5. 452 Kamerstukken II 2006-2007, 31116, nr. 6, p. 18.

van justitie aan de deskundige heeft gegeven. Het ligt daarom voor de hand dat de deskun- dige zich met vragen over een van de officier van justitie gekregen opdracht wendt tot de officier van justitie. Het is wenselijk dat een bepaling wordt toegevoegd aan het Wetboek van Strafvordering om dit overleg tussen de deskundige en de officier van justitie te regule- ren.

Volgens art. 229 Sv kan de deskundige in overleg gaan over de inhoud en reikwijdte van de opdracht en bij de rechter-commissaris aangeven dat de vraagstelling en opdracht ‘gelet op de kennis van zijn vakterrein aanpassing behoeft’.453 Ook kan hij aangeven dat hij meer

informatie en context nodig heeft om de vraagstelling goed te kunnen beantwoorden.454

De deskundige kan zijn vragen schriftelijk of mondeling aan de rechter-commissaris stel- len. Het schriftelijke antwoord van de rechter-commissaris wordt naar de officier van justi- tie en de verdachte gestuurd. Bij een mondeling overleg kunnen de officier van justitie en de verdachte door de rechter-commissaris worden uitgenodigd. Alleen in dit laatste geval biedt de wet de expliciete mogelijkheid dat (de uitleg van) de vraagstelling door middel van overleg tussen alle betrokken partijen tot stand komt.

Overleg over de vraagstelling aan de deskundige tijdens het vooronderzoek is eventueel ook mogelijk tijdens een regiebijeenkomst in het vooronderzoek (art. 185 Sv). Op deze regiebijeenkomst kan de rechter-commissaris met de officier van justitie en de verdediging de voortgang van het deskundigenonderzoek bespreken – zowel als het al wordt verricht en als het nog moet worden verricht – en de opdracht die daarbij aan de deskundige is of moet worden gegeven. De regiebijeenkomst vindt plaats op initiatief van de rechter- commissaris, maar eventueel zou de officier van justitie of de verdachte hier om kunnen verzoeken.455

De deskundige moet binnen de grenzen blijven van de opdracht die hij heeft gekregen. Voor zover er in het deskundigenverslag informatie staat die buiten de gegeven opdracht om gaat, kan deze extra informatie op grond van de wettelijke definitie niet als onderdeel van het deskundigenverslag worden aangemerkt. De consequenties hiervan zijn evenwel gering, omdat deze delen van het verslag wel zouden kunnen worden aangemerkt als een ‘ander geschrift’ (art. 344 lid 1 onder 5 Sv) dat in combinatie met het deskundigenverslag kan worden gebruikt.456 Het lijkt mij niet dat hier veel bezwaren tegen zijn.

6.5.3 De rechten en plichten van de deskundige Verplichting tot uitvoeren onderzoek

Als een deskundige door de rechter of rechter-commissaris is benoemd, is hij verplicht de

453 Kamerstukken II 2006-2007, 31116, nr. 3, p. 6; uitwerking art. II.1 Gedragscode NRGD. 454 Reijntjes 2007, p. 114.

455 Verrest 2012, p. 767; Kamerstukken I 2007-2008, 31116, nr. C, p. 8.

456 De categorie ‘ander geschrift’ kan dienen als vangnet voor deskundigenverslagen met gebreken,

zoals in de praktijk gebeurt met proces-verbalen met gebreken, zie Corstens/Borgers 2014, p. 815 en Nijboer 2011, p. 204.

door de rechter aan hem opgedragen diensten te verlenen (art. 51j lid 1 Sv).457 Dit geldt

alleen bij benoeming door de rechter. De officier van justitie kan de deskundige niet ver- plichten een opdracht uit te voeren.458 In de praktijk zal dit ook niet snel nodig zijn, want

door middel van registratie in het deskundigenregister heeft de deskundige aangegeven dat hij de opdrachten van de officier van justitie (in beginsel) wil uitvoeren.459 Geldige redenen

voor weigering van een opdracht van de rechter zijn dat de deskundige al een opdracht van de verdediging heeft aanvaard of dat de opdracht niet uitvoerbaar is.460 Verder is uitvoe-

ring van de opgedragen diensten niet verplicht als de deskundige zich kan beroepen op een professioneel verschoningsrecht (art. 51j lid 3 jo. art. 217 t/m 219a Sv). Daarnaast volgt uit HR 12 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD4402 dat de deskundige die in opdracht van de verdediging onderzoek doet een van de advocaat afgeleid verschoningsrecht heeft voor de stukken die hij ten behoeve van het onderzoek van de advocaat heeft gekregen en voor zijn conclusies die daarop zijn gebaseerd. De afweging of een beroep wordt gedaan op dit verschoningsrecht komt toe aan de advocaat.461

Weigert de deskundige zonder geldige reden de opdracht van de rechter uit te voeren dan kan de rechter volgens de minister van Justitie in beginsel de deskundige dwingen dit toch te doen.462 Dwang kan echter niet worden uitgeoefend door de deskundige te gijzelen

(art. 51m lid 3 Sv), waardoor vooral de dreiging met vervolging over lijkt te blijven als dwangmiddel.463 Daarbij past de kanttekening dat het weliswaar mogelijk is om de des-

kundige te dwingen mee te werken, maar dat ‘ter wille van de effectiviteit gestreefd moet worden naar instemming’.464 Verder lijkt het ook mogelijk dat de rechter(-commissaris) in

het geval de deskundige weigert de aan hem gegeven opdracht uit te voeren, besluit om de

457 Dit betekent overigens niet dat de deskundige kan worden verplicht om over meer of andere zaken

informatie te verstrekken dan het kennisgebied waar zijn kennis en vaardigheden betrekking op hebben. Reijntjes 2013, p. 394 stelt dat de deskundige aan wie wordt gevraagd om een advies over de toerekenbaarheid en die vindt dat een advies hierover buiten de grenzen ligt van zijn deskun- digheid hierover beter geen informatie kan geven. Dit lijkt mij een goed advies.

458 Kamerstukken II 2006-2007, 31116, nr. 4, p. 4. 459 Kamerstukken II 2006-2007, 31116, nr. 3, p. 22.

460 Kamerstukken II 2006-2007, 31116, nr. 3, p. 22 ; uitwerking art. II.3 en II.5 Gedragscode

NRGD.

461 In HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3713 beschrijft de Hoge Raad de procedure bij

een vordering tot uitlevering van stukken. Het afgeleide verschoningsrecht kan onder meer tot ge- volg hebben dat de resultaten van een deskundigenonderzoek in opdracht van de verdediging niet in het strafproces kunnen worden ingebracht zonder toestemming van de verdediging.

462 Kamerstukken II 2006-2007, 31116, nr. 3, p. 22, ‘Een deskundige die zonder goede reden in zijn

weigering volhardt, en wiens inbreng in het strafproces onontbeerlijk wordt geacht, kan boven- dien door de rechter worden gedwongen’.

463 Corstens/Borgers 2014, p. 147 noemt de mogelijkheid dat de rechtbank beveelt tot medebrenging

van de deskundige (art. 287 lid 3 sub Sv). Ze wijzen erop dat het in art. 192 Sr strafbaar is gesteld om als opgeroepen deskundige niet te voldoen aan een wettelijke verplichting en dat in art. 444 Sr strafbaar is gesteld om als opgeroepen deskundige weg te blijven. Verder zou kunnen worden ge- dacht aan vervolging wegens het negeren van een rechterlijk bevel (art. 184 Sr).

benoeming en de gegeven opdracht in te trekken. Daarna kan de opdracht aan een andere deskundige worden gegeven. Hoewel dit niet expliciet in de wet is geregeld, wordt deze vrijheid in de praktijk wel genomen door de rechter.465

Geheimhouding

De rechter kan de deskundige geheimhouding opleggen (art. 51j lid 2 Sv). Die bevoegd- heid wordt voor de rechter-commissaris (ten overvloede) herhaald in art. 236 Sv. Volgens de minister van Justitie is geheimhouding door de deskundige het uitgangspunt, omdat hij zijn diensten verricht ten behoeve van justitie. Ook als de rechter geen geheimhoudings oplegt, kan uit de concrete situatie blijken dat de deskundige geen ruchtbaarheid behoort te geven aan zijn bevindingen. Wel is het in beginsel mogelijk om geanonimiseerd gebruik te maken van de onderzoeksresultaten voor (wetenschappelijke) publicaties.466

Samenwerking

Uitgangspunt is dat de deskundige zijn onderzoek zelf uitvoert. In de praktijk komt het regelmatig voor dat de benoemde deskundige zijn opdracht uitvoert in samenwerking met en/of met behulp van derden. Samenwerking kan op verschillende manieren plaatsvinden. Laboratoriumwerkzaamheden kunnen worden verricht door analisten en technici en ook bij gedragskundig onderzoek kunnen bepaalde onderzoekshandelingen worden verricht door ondersteunend personeel.467 Verder kan de deskundige zich baseren op onderzoek

van anderen dat is gepubliceerd in de vakliteratuur. Ook kan de deskundige aan andere deskundigen vragen om een ‘peer review’ uit te voeren. Op zich is samenwerking geen probleem. Het is echter niet de bedoeling dat de deskundige grote delen van het onderzoek uitbesteedt aan niet-benoemde deskundigen en als een soort deskundigenmakelaar op gaat treden.468

De deskundige die de opdracht heeft gekregen, is ‘zonder meer inhoudelijk verant- woordelijk voor de resultaten van dat door anderen uitgevoerd onderzoek indien hij de resultaten daarvan in zijn rapport opneemt’.469 De deskundige moet zich vergewissen van

de kwaliteit van de verkregen hulp en moet verantwoorden waarom hij gebruik maakt van

In document Deskundigenbewijs in het strafproces (pagina 115-122)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN