• No results found

De hoofdrolspelers in het Nederlandse strafproces 1 De rechter

In document Deskundigenbewijs in het strafproces (pagina 33-36)

2. Het karakter van het Nederlandse strafproces 1 De ontwikkeling van het Nederlandse strafproces

2.2 De hoofdrolspelers in het Nederlandse strafproces 1 De rechter

Aan de rechterlijke macht is de berechting van strafbare feiten opgedragen (art. 113 lid 1 GW). Nederlandse rechters zijn beroepsrechters die voor het leven zijn benoemd (art. 117 lid 1 GW) en aan niemand verantwoording schuldig zijn. Op deze manier wordt de onaf- hankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter gewaarborgd.25 Daartoe strekken ook de

mogelijkheden tot wraking en verschoning van de rechter26 en de bepaling dat de rechter-

commissaris die enig onderzoek in de zaak heeft verricht niet over de zaak mag oordelen (art. 268 lid 2 Sv).

Welke strafrechter bevoegd is om te oordelen, is afhankelijk van het soort strafbaar feit dat voorligt. Er zijn twee categorieën strafbare feiten: misdrijven (zwaar) en overtredingen (licht). Het uitgangspunt is dat strafzaken worden behandeld door een meervoudige kamer (art. 268 lid 1 Sv) die bestaat uit drie rechters waarvan één als voorzitter optreedt (art. 6 RO). In de praktijk oordeelt de meervoudige kamer vooral over de zwaardere en ingewik- kelde misdrijven. Door de politierechter worden de eenvoudige zaken beoordeeld waarbij maximaal één jaar gevangenisstraf mag worden opgelegd (art. 368 en 369 Sv). Overtre- dingen komen in het merendeel van de gevallen niet voor een rechter. Is dat wel het geval dan is gewoonlijk de kantonrechter bevoegd (art. 382 Sv). Het Nederlandse strafproces 20 Kamerstukken II 2015-2016, 29279, nr. 278, p. 6. 21 Kamerstukken II 2015-2016, 29279, nr. 278, p. 7. 22 Kamerstukken II 2015-2016, 29279, nr. 278, p. 48. 23 Kamerstukken II 2015-2016, 29279, nr. 278, p. 108. 24 Kamerstukken II 2015-2016, 29279, nr. 278, p. 82.

25 Zie hoofdstuk 4, par. 3.2 over het belang van onafhankelijkheid en onpartijdigheid in het licht van

het EVRM.

kent geen juryrechtspraak. In beginsel hebben leken geen taak bij de berechting van straf- bare feiten, hoewel de wetgever een uitzondering op deze regel kan maken (art. 116 lid 3 GW). Mede omdat leken geen rol hebben bij de berechting van strafbare feiten in het Ne- derlandse strafproces verschillen de regels aangaande de berechting van ernstige en min- der ernstige strafbare feiten niet wezenlijk van elkaar.27

De Nederlandse rechter is actief betrokken bij het onderzoek naar de schuld van de verdachte. De rechter is verantwoordelijk voor de uitkomst van het strafproces. Hij moet zijn oordeel baseren op wat er werkelijk is gebeurd. Tijdens het onderzoek ter terechtzit- ting kan de rechter de verdachte en de verschenen getuigen en deskundigen ondervragen en controleren of de gepresenteerde informatie juist is. Heeft de rechter nog te weinig in- formatie over wat er is gebeurd dan kan hij op eigen initiatief getuigen en deskundigen oproepen of opdracht geven tot verder onderzoek (art. 263 lid 4 en 315 Sv). Binnen de grenzen van de tenlastelegging staat het de rechter vrij datgene te laten onderzoeken wat hij nodig acht.28 De rechter is niet gebonden aan de standpunten van de officier van justitie

of de verdediging en kan ook onderzoek laten doen naar feiten waar zij gedurende het strafproces geen aandacht aan hebben besteed. Hoe actief de rechter zich opstelt tijdens het strafproces is mede afhankelijk van de manier waarop de officier van justitie en de ver- dediging hun rol vervullen.29 Als de officier van justitie en de verdediging zich actief opstel-

len en hun standpunten uitgebreid onderbouwen, zal de rechter zich passiever kunnen opstellen. In dat geval kan de rechter meer de rol vervullen van geschilbeslechter.

Naast de rechter die belast is met de berechting van strafbare feiten, kent het Neder- landse strafproces ook een rechter in het vooronderzoek: de rechter-commissaris.30 De

rechter-commissaris kan tijdens het vooronderzoek onderzoekshandelingen verrichten (art. 181 e.v. Sv), zoals het verhoren van de verdachte, getuigen en deskundigen. Verder is de rechter-commissaris belast met de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden met betrekking tot het opsporingsonderzoek (art. 170 lid 2 Sv). De wetgever kent hem een rol toe in verband met de rechtmatige toepassing van opsporingsbevoegdheden, de voort- gang van het onderzoek en de evenwichtigheid en volledigheid van het onderzoek.31

2.2.2 Het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie (OM) is belast met de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Het OM maakt deel uit van de rechterlijke macht en heeft daarom een magistratelij- ke positie. Tegelijkertijd valt het OM rechtstreeks onder de politieke verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. De officier van justitie is de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie bij de rechtbank. Hoewel de officier van justitie een magistra-

27 Keulen & Knigge 2016, p. 41.

28 Zie Keulen & Knigge 2016, p. 424 e.v. over de grondslagleer. 29 Keulen & Knigge 2016, p. 42.

30 Sinds de afschaffing van het gerechtelijk vooronderzoek is de rechter-commissaris niet langer een

onderzoeksrechter, maar de ‘rechter in het vooronderzoek’, zie Kamerstukken II 2009-2010, 32177, nr. 3.

telijke rol heeft, verschilt zijn positie van die van de rechter. De officier van justitie staat niet boven de partijen, maar kan worden gezien als een procespartij. Dat betekent niet dat de officier van justitie moet worden gezien als de tegenstander van de verdachte.32 De offi-

cier van justitie behoort naast belastende ook voor de verdachte ontlastende informatie te verzamelen.

Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk voor de opsporing van strafbare feiten (art. 140 Sv). Tijdens het vooronderzoek moet de officier van justitie leiding geven aan het opsporingsonderzoek. Daarbij is de officier van justitie er voor verantwoordelijk dat ook ontlastend bewijsmateriaal wordt verzameld en dat er niet zonder goede reden inbreuk wordt gemaakt op de rechten van de verdachte en andere burgers. Het OM mag na het opsporingsonderzoek bepalen of en zo ja, waarvoor wordt vervolgd (art. 167 Sv). Het OM heeft het vervolgingsmonopolie. Daarom mag alleen het OM strafzaken voor de rechter brengen. De rechter heeft geen invloed op de beslissing om zaken aan hem voor te leggen. Ook het slachtoffer kan niet zelfstandig strafzaken aan de rechter voorleggen.33 Het op-

portuniteitsbeginsel houdt daarnaast in dat het OM kan afwegen op welke manier het een verdachte wil vervolgen. In plaats van vervolging voor een rechtbank kan het OM besluiten een zaak te seponeren of zelf af te doen door middel van een strafbeschikking (art. 257a Sv) of een transactie (art. 74 Sr).34 Verder is het Openbaar Ministerie belast met de tenuit-

voerlegging van rechterlijke beslissingen. Het gaat daarbij onder meer om beslissingen die worden genomen tijdens het onderzoek ter terechtzitting, zoals de oproeping van getuigen en deskundigen.

2.2.3 De verdediging

De verdachte heeft de mogelijkheid zichzelf te verdedigen tegen de aanklacht van de offi- cier van justitie. De verdachte behoeft niet te bewijzen dat hij onschuldig is (onschuldpre- sumptie) en is – op enkele uitzonderingen na – niet verplicht om mee te werken met het onderzoek (nemo tenetur-beginsel, art. 29 Sv).35 De verdachte heeft op grond van art. 6

EVRM het recht zijn eigen verhaal aan de rechter te presenteren en dit verhaal (in beginsel) te ondersteunen met eigen bewijsmateriaal, zoals getuigen- en deskundigenverklaringen (o.a. art. 287 Sv).36

De verdachte heeft het recht op rechtsbijstand door een raadsman (art. 18 GW). De rechtsbijstand kan alleen worden gegeven door een professionele advocaat (art. 37 Sv). Het beroep van advocaat is een vrij beroep en advocaten zijn in beginsel niet onderworpen aan overheidstoezicht.37 In art. 10a Advocatenwet somt de wetgever wel een aantal plich-

32 Keulen & Knigge 2016, p. 43.

33 Het slachtoffer kan op grond van art. 12 Sv wel bij de rechter te klagen over het niet vervolgen

door het OM.

34 Corstens/Borgers 2014, p. 114-116. 35 Keulen & Knigge 2016, p. 44.

36 In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de rechten die de verdachte op grond van het EVRM heeft

inzake de omgang met bewijsmateriaal.

ten van een advocaat op. Verder is een advocaat onderworpen aan de gedragsregels van de Orde van Advocaten. De taken van een raadsman zijn het geven van juridische bijstand, het steunen van de verdachte als vertrouwensman en het woord voeren namens de ver- dachte.38 De raadsman behartigt en verdedigt de belangen van zijn cliënt. Hij mag dus net

zo partijdig en eenzijdig zijn als de verdachte. Maar de raadsman mag niet klakkeloos alles uitvoeren wat zijn cliënt wil; hij behoudt zijn eigen verantwoordelijkheid.39

De verdachte en zijn raadsman kunnen worden gezien als een soort eenheid.40 Zo is het

overleg tussen de raadsman en zijn cliënt vertrouwelijk (art. 50 Sv), heeft de raadsman dezelfde rechten op kennisneming en afschrift van de processtukken als de verdachte (art. 51 Sv), heeft de raadsman dezelfde bevoegdheden als de verdachte tijdens het onderzoek van de rechter-commissaris (art. 241b Sv) en kan de uitdrukkelijk gemachtigde raadsman de verdediging van de verdachte voeren op het onderzoek ter terechtzitting (art. 279 Sv).

2.3 Het procesverloop van het Nederlandse strafproces

In document Deskundigenbewijs in het strafproces (pagina 33-36)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN