• No results found

4.1.1 Proces van deliberatie om te komen tot een globaal ontwerp

Voor de eerste fase van het ontwerpproces zijn elementen uit het deliberatieve model van Decker Walker (1971, 1990) als vertrekpunt genomen. Walker’s model bestaat uit drie fases:

1. Platform van ideeën: in deze eerste fase brengen ontwerpers en betrokkenen hun visies en opvattingen over het probleem naar voren en streven naar consensus over een gemeenschappelijke basis.

2. Deliberatie: ontwerpers en betrokkenen genereren mogelijke oplossingen voor het gesignaleerde probleem en discussiëren over de meest wenselijke oplossing.

3. Ontwerp: in deze fase worden de uitkomsten van de deliberatiefase vertaald naar een voorlopig product.

Voortbouwend op de voorlopige ontwerprichtlijnen is op basis van een nadere verkenning, waarin deskundigen en relevante bronnen zijn geraadpleegd en analyses zijn gemaakt van bestaande webbased tools, toegewerkt naar opvattingen over verschillende aspecten binnen de tool. Deze opvattingen zijn in een cyclisch proces met verschillende experts en potentiële gebruikers in discussie gebracht met als doel ideeën verder aan te scherpen en consensus te krijgen over een aantal belangrijke ontwerpkeuzes. Op deze wijze is relatief snel toegewerkt naar een globaal ontwerp van een mogelijk eindproduct en zijn keuzes gemaakt voor vervolgontwikkelingen. In paragraaf 4.3.1 worden de verschillende activiteiten die in deze fase zijn uitgevoerd en de opbrengsten daarvan kort toegelicht.

4.1.2 Prototyping

Het vervolg van het ontwerptraject kenmerkte zich door een pragmatische ontwerpbenadering. Deze ontwerpbenadering is vooral nuttig bij ontwerpactiviteiten waarbij nog de nodige onzekerheden zijn over het te ontwikkelen product en de impact ervan (Visscher-Voerman, 2004). Binnen een pragmatische ontwerpbenadering (ook wel prototyping genoemd) is er veel aandacht voor de praktische bruikbaarheid van de te ontwikkelen interventie. Op basis van een relatief kort vooronderzoek, waarin deskundigen en literatuur worden geraadpleegd, wordt tamelijk snel toegewerkt naar een eerste globale versie van een mogelijk eindproduct. In dit eerste prototype worden specificaties van het ontwerp zichtbaar gemaakt. Dit prototype wordt in verschillende rondes van ontwerp, evaluatie en revisie, in interactie met de praktijk uitgewerkt tot een volledige versie van het product. De gebruikers en de gebruikscontext nemen tijdens het ontwikkelproces een centrale plaats in (Van den Akker et al., 2006; McKenney & Reeves, 2012; Visscher-Voerman et al., 2004).

Prototyping kan worden geschetst als een systematisch, maar soms ook creatief proces, enerzijds gebaseerd op wetenschappelijke inzichten, anderzijds ook gebruikmakend van het vakmanschap en ervaring van de onderwijsprofessionals of ontwerpers zelf (McKenney & Reeves, 2012).

Door de voortdurende afstemming van het product op de wensen en mogelijkheden van de gebruikers wordt er naar gestreefd de praktische bruikbaarheid van het product en het draagvlak voor gemaakte keuzes binnen het ontwerp te vergroten. Hierdoor kan al in een vroeg stadium rekening worden gehouden met potentiële implementatieproblemen en worden gezocht naar mogelijke oplossingen. De bevindingen uit de evaluaties leiden tot verdere

aanscherping van ontwerpspecificaties. De kwaliteit van het product wordt uiteindelijk bepaald door de 'bewezen' werking ervan in de praktijk.

Binnen dit onderzoek is op basis van het globaal ontwerp (de eerste fase van het ontwerpproces) in samenwerking met een klein aantal scholen en met verschillende experts aan de hand van evolutionary prototyping in een interactief en cyclisch proces toegewerkt naar een volledig werkend en beproefd prototype van een webbased tool. Dit proces was opgedeeld in drie fases: de fase van het functioneel ontwerp, de fase waarin het ontwerp gedeeltelijk in detail werd uitgewerkt en de fase waarin uiteindelijk is toegewerkt naar het volledige prototype (zie figuur 1.1 in hoofdstuk 1).

In de fase van het functioneel ontwerp is toegewerkt naar een functioneel ontwerp van de tool. Het functioneel ontwerp gaf een overzicht van de verschillende componenten in samenhang, evenals een uitwerking op hoofdlijnen van de verschillende functionaliteiten die daarbij horen. Op basis van het functioneel ontwerp is een eerste werkend prototype gebouwd. In de volgende fase zijn deelaspecten binnen het ontwerp in een cyclisch proces van ontwikkelen en evalueren doorontwikkeld. In de laatste fase is toegewerkt naar een volledig prototype, waarbinnen alle deelaspecten in samenhang zijn uitontwikkeld, zodanig dat het in de praktijk kon worden toegepast.

Ontwerp- en (formatieve) evaluatieactiviteiten wisselden elkaar voortdurend af. Daarbij is met regelmaat contact gezocht met de praktijk en gebruikers. Daarnaast was er een intensieve betrokkenheid van verschillende experts. De evaluaties waren gericht op het tussentijds bepalen en verbeteren van de kwaliteit van het ontwerp. De volgende kwaliteitsaspecten zijn daartoe gehanteerd: relevantie, consistentie, verwachte bruikbaarheid, verwachte effectiviteit (cf. Nieveen, 1999, 2009). Binnen de context van deze formatieve evaluaties zijn de kwaliteitsaspecten als volgt geconcretiseerd:

Relevantie

 De mate waarin de webbased tool voorziet in een behoefte van leraren binnen het primair onderwijs die verantwoordelijk zijn voor het onderwijs aan een zml-leerling.

 De mate waarin de webbased tool aansluit bij recente inzichten in de wetenschap en onderwijspraktijk.

 De mate waarin verschillende componenten binnen de webbased tool door gebruikers en experts relevant worden geacht.

Consistentie

 De mate waarin de webbased tool consistent in elkaar zit (interne consistentie). Dit betreft zowel inhoudelijke en procedurele aspecten, als ook aspecten met betrekking tot de vormgeving.

Verwachte bruikbaarheid

 De mate waarin de webbased tool voor en door leraren praktisch hanteerbaar wordt geacht.

 De mate waarin de webbased tool voor en door leraren bruikbaar wordt geacht als hulpmiddel om de vormgeving van onderwijs op maat van de zml- leerling kritisch te doordenken.

 De mate waarin een balans wordt verwacht tussen de investering die het kost de tool te gebruiken en de meerwaarde die de tool oplevert.

Verwachte effectiviteit

 De mate waarin leraren verwachten tevreden te zijn over de webbased tool als ondersteuning bij het vormgeven van onderwijs op maat van de zml- leerling.

 De mate waarin leraren verwachten meer kennis en vaardigheid te krijgen in het vormgeven van onderwijs op maat van de zml-leerling.

 De mate waarin leraren verwachten nieuwe kennis en vaardigheden in de praktijk te gaan gebruiken.

Gaandeweg het ontwerptraject verschilden de zwaartepunten. In de startfase van het ontwerptraject lag het accent op het evalueren van de kwaliteitsaspecten relevantie, consistentie en verwachte bruikbaarheid op basis van een globaal ontwerp. In de daarop volgende fases lag het accent op evaluatie van de kwaliteitsaspecten consistentie, verwachte bruikbaarheid en verwachte effectiviteit, specifiek gericht op de meer in detail uitgewerkte subonderdelen binnen de tool. In de paragrafen 4.3.2 tot en met 4.3.4 volgt een nadere toelichting op de uitgevoerde evaluaties en de implicaties daarvan voor het ontwerp.