• No results found

Ondersteuning in het vormgeven van het curriculum

6.2 R EFLECTIE OP BRUIKBAARHEID EN EFFECTIVITEIT VAN KENMERKEN

6.2.2 Ondersteuning in het vormgeven van het curriculum

Leerlijnen en lesvoorbeelden

Uit de evaluaties is gebleken dat de leraren bij het vormgeven van het curriculum vooral houvast hebben aan het overzicht van de leerlijnen en de lesvoorbeelden die binnen de tool beschikbaar worden gesteld. Het overzicht met de leerlijnen verduidelijkt wat relevante doelen en inhouden zijn waaraan gewerkt kan worden, hoe de opbouw eruit kan zien en hoe leerlijnen onderling samenhangen. Op de scholen is de poster met leerlijnen gebruikt om op hoofdlijnen de ontwikkeling van de leerlingen in kaart te brengen, om van daaruit inhoudelijke keuzes te maken in het onderwijsaanbod. De lesvoorbeelden blijken vervolgens een goed middel om leraren houvast te bieden bij het zelf (her)ontwerpen van vernieuwende lessen rekenen/wiskunde. De gebruikers geven aan dat de lesvoorbeelden laten zien hoe een innovatieve rekenles eruit kan zien en dat de lessen inspireren om ermee te werken. Ook is uit de evaluaties gebleken dat de lesvoorbeelden zich goed lenen om met kleine aanpassingen zelf nieuwe lessen te (her)ontwerpen. Dit komt overeen met de beoogde functies die doorgaans in literatuur aan voorbeeldlesmateriaal worden toebedeeld (zie Van den Akker, 1988; Thijs & Van den Akker, 2009). Leraren waren goed in staat zelf vernieuwende rekenlessen te ontwikkelen. In deze lessen waren beoogde karakteristieken van de vernieuwing duidelijk herkenbaar: rekenen in reële en betekenisvolle situaties, aan de hand van concrete materialen, met een actieve inbreng van de leerling en gericht op het versterken van zelfredzaamheid.

Het komen tot een goed doordachte opbouw van lessen over een langere periode, met daarin zowel aandacht voor de diepte als de breedte in het onderwijsaanbod, werd moeilijk gevonden. Daarin voorziet de tool niet. Deels kan dit worden verklaard door de moeilijkheid om de ontwikkeling van kinderen met een verstandelijke beperking goed te volgen, te voorspellen en in beeld te brengen. De ontwikkeling verloopt vaak grillig, vraagt tijd en vorderingen verlopen in kleine stapjes (Damen & Cordang, 2007). Gedurende het onderzoek zijn landelijk wel initiatieven gestart om ook voor

rekenen/wiskunde en zml-leerlingen het leren beter in kaart te brengen, maar de opbrengsten hiervan waren ten tijde van het onderzoek nog niet zodanig dat ze in de tool konden worden opgenomen. Leraren hebben behoefte aan houvast om de ontwikkeling van leerlingen in beeld te brengen en van daaruit keuzes te maken in het onderwijsaanbod. Dit vraagt ook om goed inzicht in een mogelijke opbouw van leerlijnen en onderlinge relaties daartussen. Dit maakt nu wellicht nog te weinig onderdeel uit van de tool. Er wordt veel ruimte gelaten aan de gebruiker(s). Hier vormt de spanning tussen enerzijds flexibiliteit en anderzijds voorschrijvendheid van het curriculum een aandachtspunt (Snyder et al., 1992). Het adaptation perspectief vormde een belangrijk uitgangspunt bij het ontwerp van de tool. Het doel was het ontwerpen van een op hoofdlijnen uitgewerkt curriculum, met voldoende ruimte om naar eigen inzicht aanpassingen te maken. Het is de vraag of de tool nu voldoende houvast biedt. Meer specificatie en een meer expliciete uitwerking richting een methode is wellicht wenselijk om meer houvast te bieden (vergelijk het fidelity perspectief), maar leraren hebben ook ruimte nodig om aanpassingen te kunnen maken op maat van de leerling. Een goede balans vinden tussen sturing en ruimte is niet eenvoudig.

De tool bevat ook een theoretische onderbouwing van het beoogde reken- wiskundeonderwijs voor zml-leerlingen, maar deze is zelden geraadpleegd. Het feit dat binnen dit onderzoek de focus ligt op het voorzien in maatwerk voor een enkele leerling speelt hier wellicht een rol. Het is denkbaar dat leraren eerder bereid zijn tot vergaande verdieping als dit betrekking heeft op een grotere groep leerlingen. Het kan ook zijn dat het bieden van een theoretische onderbouwing niet aansluit bij de zone van de naaste ontwikkeling van leraren en gewoonweg een brug te ver is. Aanbevolen wordt te onderzoeken welke aanvullende, gecombineerde vormen van deskundigheidsbevordering (blended learning), meer gericht op de vakinhoud en vakdidactiek, leraren wel kunnen ondersteunen om te komen tot een samenhangend onderwijsaanbod voor een langere periode.

Leerlingkenmerken

In de verschillende evaluaties gaven leraren aan houvast te hebben aan de ondersteuning die de tool biedt om een goed beeld te krijgen van de leerling en de context waarbinnen het onderwijs wordt vormgegeven. Dit helpt om te komen tot maatwerk. Het geeft inzicht in bredere doelen waaraan gewerkt kan worden en stimuleert het denken over de wijze waarop het onderwijs kan worden vormgegeven, zowel in relatie tot sociaal gedrag, werkhouding als

leerstijlen. De achtergrondinformatie die daartoe binnen de omgeving beschikbaar is gesteld, werd bruikbaar gevonden. De gebruikers gaven aan dat deze vormen van ondersteuning helpen bij het gerichter en bewuster maken van keuzes in het onderwijsaanbod voor de zml-leerling.

Versterken van sociale integratie en klassenmanagement

Ondersteuning gericht op het versterken van sociale integratie en het doordenken van klassenmanagement bij het reken-wiskundeonderwijs heeft binnen de tool een beperkte uitwerking gekregen en is in de lespraktijk niet uit de verf gekomen. Integendeel, de tool lijkt eerder een geïndividualiseerd aanbod buiten de groep te versterken. Op scholen wordt voor de leerling met een verstandelijke beperking vaak voorzien in een geïndividualiseerd aanbod voor rekenen/wiskunde, deels ook buiten de groep. De bijdrage van de groepsleraar aan het ontwerpen en uitvoeren van het rekenaanbod voor de leerling met een verstandelijke beperking is klein (Van Leeuwen et al., 2008). Dit was ook terug te zien in de evaluaties op de drie scholen. Op alle scholen lag de verantwoordelijkheid voor het onderwijsaanbod voor rekenen/wiskunde geheel bij gespecialiseerde leraren en was de groepsleraar niet of nauwelijks in beeld. Tijdens de evaluaties is er geen sprake geweest van initiatieven om binnen het onderwijsaanbod bewust curriculaire en/of sociale integratie te versterken. Fysieke integratie is daartoe een basisvoorwaarde (Cullinan et al., 1992), maar daar ontbrak het aan. Op het terrein van de versterking van integratie liggen nog volop uitdagingen. Uit internationaal onderzoek blijkt dat leerlingen met specifieke onderwijsbehoeftes, in vergelijking met leerlingen zonder specifieke behoeftes, in mindere mate geaccepteerd worden, in de groep veelal een lagere sociale status hebben en vaker sociaal geïsoleerd zijn (Koster, van den Bosch, & Pijl, 2013). Bovendien zijn leraren geneigd een te positief beeld te hebben van de sociale positie van de leerling. Negatieve sociale ervaringen kunnen een nadelig effect hebben op de algehele ontwikkeling van het kind. Daarom is het van belang aandacht te hebben voor de ontwikkeling van de leerling op sociaal gebied. Hier ligt een belangrijke taak voor leraren. Koster et al. (2013) hebben een veelbelovend signaleringsinstrument ontwikkeld om de sociale participatie van leerlingen in kaart te brengen. Er ligt eveneens een belangrijke uitdaging als het gaat om het onderzoeken hoe leraren kunnen worden ondersteund in het versterken van sociale participatie en in het deskundiger worden op dit gebied. Aanbevolen wordt te onderzoeken of en op welke wijze dit onderdeel uit kan maken van de tool en welke aanvullende interventies wenselijk zijn.