• No results found

2.3 C ASESTUDIE NAAR LERAREN ALS VORMGEVERS VAN HET

2.3.1 Onderzoeksopzet

Om meer inzicht te krijgen in behoeftes van leraren en relevante contextfactoren is het van belang zicht te hebben op de wijze waarop men binnen basisscholen in de huidige situatie het curriculum voor de zml-leerling vormgeeft, waar men daarbij tegen aanloopt en waar wensen liggen om het beter te doen. Centraal staat de vraag: Hoe geven (gespecialiseerde) leraren basisonderwijs het curriculum

Deze hoofdvraag is opgesplitst in drie deelvragen:

1. Hoe ontwerpen (gespecialiseerde) leraren het curriculum voor leerlingen met verstandelijke beperkingen en hoe voert men het curriculum in de praktijk uit?

2. Welke knelpunten ervaren (gespecialiseerde) leraren?

3. Welk repertoire hebben (gespecialiseerde) leraren nodig om het curriculum op maat van de leerling met een verstandelijke beperking vorm te geven?

Antwoorden op deze vragen leveren zowel input voor de behoefteanalyse als de contextanalyse.

Om deze onderzoeksvragen te beantwoorden is een meervoudige casestudie uitgevoerd (Yin, 1995). Een meervoudige casestudie vergroot in vergelijking met enkelvoudige casestudies de generaliseerbaarheid van resultaten, doordat contexten binnen de cases variëren. De casestudies zijn uitgevoerd op acht basisscholen. Er is gebruikgemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethoden. De cases zijn onderzocht, afzonderlijk beschreven en geanalyseerd en vervolgens onderling vergeleken. Daarbij is veel aandacht geweest voor de context waarbinnen data is verzameld.

Selectie van de cases

Bij de selectie van cases is gezocht naar basisscholen die werken volgens het 'kind in groep model'. Binnen het eigen netwerk zijn ambulant begeleiders benaderd met de vraag of zij scholen kennen die mee zouden willen werken aan het onderzoek. Om de externe validiteit te versterken zijn scholen geselecteerd die verschillen in schoolgrootte, levensbeschouwelijke identiteit, geografische ligging en visie op onderwijs. Daarnaast is gezocht naar enige variatie met betrekking tot essentiële kenmerken van de zml-leerlingen zoals de aard en ernst van de beperking en variatie in de groepen waarin leerlingen zijn geplaatst. Met het oog op de gewenste variatie zijn in totaal acht cases geselecteerd. Dat is een relatief groot aantal, waarbij de opbrengsten zich nog goed aan elkaar laten relateren.

De cases

De casestudies zijn uitgevoerd op acht scholen verspreid door Nederland. De schoolgrootte varieert tussen 175 leerlingen en 400 leerlingen. Twee scholen zijn christelijk, één katholiek en vijf openbaar. Twee scholen zijn te scharen onder

het traditioneel vernieuwingonderwijs (Jenaplan en Montessori). Eén school werkt volgens het concept van het 'natuurlijk leren'. De overige scholen werken meer traditioneel volgens het leerstofjaarklassensysteem en geven daar een eigen kleur aan. Vier scholen zijn gelegen in de stad, vier scholen in een dorp. Op zeven scholen wordt gewerkt volgens het principe van incidentele integratie van leerlingen met een verstandelijke beperking. Eén school hanteert het model groep in school, echter men is een pilot gestart met de integratie van een leerling met een verstandelijke beperking in een reguliere groep. Het onderzoek richtte zich op deze leerling.

De betrokken leraren

Per school participeerden een of twee (gespecialiseerde) leraren in het onderzoek (n=12). De betrokkenen zijn allen van het vrouwelijk geslacht en hebben de pabo als achtergrond. De leeftijd is gemiddeld 42,5 jaar en varieert tussen de 26 en 62 jaar. Het aantal jaren werkervaring is gemiddeld 16 jaar en varieert tussen de 6 en 35 jaar. Eén leraar heeft aanvullend een managementopleiding, één leraar heeft een specialisatie speciaal onderwijs, één een specialisatie remedial teaching, één leraar is gestart met de specialisatie interne begeleiding en één leraar heeft zowel een specialisatie speciaal onderwijs, remedial teaching als ook interne begeleiding. Drie leraren, waaronder de twee jongsten (26 en 29 jaar), hebben weinig ervaring met integratie van leerlingen met een beperking. De overige respondenten hebben in hun rol als leraar, remedial teacher of intern begeleider ervaringen opgedaan met verschillende leerlingen met een leerlinggebonden financiering. Elf respondenten werken in deeltijd. Alle leraren werken een beperkt aantal dagdelen met de zml-leerling.

De leerlingen

Van de acht leerlingen die participeerden in het onderzoek (drie meisjes en vijf jongens) hebben zeven leerlingen een indicatie als zeer moeilijk lerend. Zij hebben als zodanig recht op een leerlinggebonden financiering. Zes leerlingen hebben het syndroom van Down en twee leerlingen hebben stevige leerproblemen waarvan de oorzaak niet bekend is. De leeftijd van de leerlingen varieert tussen de 8 en de 13 jaar en de groepen waarvan ze deel uit maken, variëren van groep 3 tot en met 8. De leerlingen worden gekenmerkt als sociaal, enthousiast en hebben een zekere mate van zelfstandigheid. De leerlingen zijn in het algemeen verbaal, motorisch en cognitief zwak. Voor zeven van de acht

leerlingen zijn de 'didactische leeftijdsequivalenten' (dle) niet bekend. Voor de leerling waarvoor de dle's wel in kaart zijn gebracht is duidelijk dat deze leerling op alle gebieden een forse leerachterstand heeft in vergelijking tot de gemiddelde ontwikkeling van kinderen van zijn leeftijd.

Zeven van de acht leerlingen zijn in groep 1 ingestroomd. Eén leerling in groep 2. De leerlingen doorlopen op verschillende wijze de schoolloopbaan.

Procedure, methode en instrumenten voor dataverzameling

De cases zijn onafhankelijk van elkaar uitgevoerd en geanalyseerd. In de vorm van een pilot-casestudie zijn de opzet en de instrumenten op bruikbaarheid getoetst en waar nodig bijgesteld. In alle cases: zijn interviews afgenomen met een of twee (gespecialiseerde) leraren (n=12); heeft een lesobservatie plaatsgevonden van tenminste een dagdeel; is een sociogram afgenomen; en hebben analyses plaatsgevonden van jaarbegeleidingsplannen, handelingsplannen en schooldocumenten. Op zes scholen zijn interviews uitgevoerd met ouders.

Interviews (gespecialiseerde) leraren

Voor de interviews met leraren en intern begeleiders is gebruikgemaakt van een interviewleidraad met daarin de volgende aandachtsgebieden: relevante contextgegevens (de school, de groep, de specifieke leerling); de perceptie van leraren ten aanzien van omgaan met verschillen breed en integratie van leerlingen met verstandelijke beperkingen in het bijzonder; de wijze waarop leraren komen tot het arrangeren van een curriculum en de uitvoering daarvan ('curriculum-in-actie'); sociale participatie; benodigde kennis, vaardigheden en opvattingen; en de problemen die men daarbij ervaart (zie bijlage 1a). De interviews zijn opgenomen en naderhand uitgeschreven.

Lesobservaties

Op elke school heeft een lesobservatie plaatsgevonden aan de hand van een observatieschema (zie bijlage 1b) met daarin de volgende aandachtspunten: de rol van de leraar als uitvoerder van het curriculum; discrepantie tussen het beoogde en uitgevoerde curriculum; en sociale participatie (acceptatie in de groep, relaties tussen leerlingen en curriculaire integratie). Van elke observatie is een verslag gemaakt.

Sociogram

Om data te verzamelen met betrekking tot de sociale participatie van leerlingen is in alle cases een sociogram afgenomen. Voor het sociogram zijn de leerlingen gevraagd de volgende vragen te beantwoorden:

1. Wie is je beste vriend/vriendin? 2. Met wie speel je nog meer? 3. Met wie speel je verder nog? 4. Met wie werk je goed samen? 5. Naast wie zit je liever niet?

Voor de verwerking van de gegevens is gebruikgemaakt van het programma Sociogram (OWG, 2003). Met de software zijn de keuzes van leerlingen, frequentiegegevens en het sociogram in kaart gebracht.

Interviews ouders

De vragen hebben betrekking op: de motivatie van ouders voor de keuze voor integratie; de perceptie over draagvlak en deskundigheid van de school; de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs; sociale participatie; en de mate van tevredenheid. Hierbij is wederom gebruikgemaakt van een interviewleidraad (zie bijlage 1c). De interviews zijn opgenomen en naderhand uitgeschreven.

Documentanalyses

Voor de analyse van het schoolplan, de schoolgids en het inspectierapport is gebruikgemaakt van een beknopt analyseschema gericht op het verkijgen van inzicht in: relevante contextgegevens; visie opvattingen over leren en onderwijzen; visie op omgaan met verschillen breed; visie op integratie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeftes in het bijzonder; en de organisatie van de zorgstructuur (zie bijlage 1d).

Voor de analyse van de handelingsplannen is gebruikgemaakt van een beknopt analyseschema met daarin aandacht voor: de betrokkenen op het handelingsplan en taken en functies daarbinnen; tijdpad waar het plan betrekking op heeft; aandachtspunten die worden beschreven; inhoudelijke kwaliteit; wijze en frequentie van evalueren en bijstellen; mate van bruikbaarheid voor leraren.

Analyse en presentatie van data

Voor de analyse is gebruikgemaakt van een gemeenschappelijk analysekader. In eerste instantie zijn de data voor elke case afzonderlijk verwerkt. Vervolgens

zijn de opbrengsten uit de verschillende cases naast elkaar gelegd en onderling vergeleken. De resultaten uit de casestudie zijn vervolgens gerelateerd aan bevindingen uit literatuuronderzoek en opvattingen van curriculum experts. Twee experts voor het leergebied rekenen/wiskunde hebben een verdiepende analyse uitgevoerd op de inhoudelijke kwaliteit van de handelingsplannen.