• No results found

Op basis van de eerdere bevindingen uit het vooronderzoek (hoofdstuk 2) en aanvullend literatuuronderzoek zijn voorlopige ontwerprichtlijnen geformuleerd die richting hebben gegeven aan de ontwikkeling van een veelbelovend prototype van een webbased support tool ter ondersteuning van de leraar bij het vormgeven van een curriculum voor leerlingen met een verstandelijke beperking. De ontwerprichtlijnen worden kort toegelicht.

1. Bied ondersteuning in het vormgeven van het curriculum

A. Geef houvast voor het (her)ontwerpen

Ondersteun het (her)ontwerpen van het curriculum door:

 houvast te bieden bij het duiden van relevante contextfactoren (kenmerken van de leerling en de groep; factoren op schoolniveau; wie zijn er betrokken bij het curriculum van de leerling; samenwerking met ouders) en deze op consequenties te bezien voor het vormgeven van het (beoogde) curriculum;

 een overzicht te geven van relevante doelen en inhouden;

 instrumenten te bieden om de ontwikkeling van de leerling te duiden;

 relevante vakinhoudelijke achtergronden toegankelijk te maken;

 inzicht te geven in bruikbare materialen en bronnen;

 inzicht te geven in mogelijkheden om het leren te organiseren;

 inzicht te geven in mogelijkheden om te evalueren en te toetsen;

 informatie te geven over de mogelijke inrichting van de leeromgeving;

Naast deze meer generieke handvatten kunnen ook voorbeeldmaterialen veel houvast bieden. Voorbeeldlesmateriaal kan een goede oriënteringsbasis verschaffen voor wat mogelijk is, kan gerichte en praktische aanwijzingen bevatten voor het gebruik en kan als basis dienen voor (her)ontwerp van nieuwe activiteiten.

B. Geef richtlijnen voor klassenmanagement

Maatwerk veronderstelt dat leraren voorwaarden weten te creëren om het leren voor verschillende leerlingen te stimuleren. Dat heeft zowel betrekking op het plannen en het organiseren van het leren, op het pedagogisch-didactisch handelen, als op interactie tussen leerlingen en de leerling en de leraar. Leraren geven aan dat goed klassenmanagement van groot belang, maar tegelijkertijd erg lastig is. Enige ondersteuning hieromtrent is gewenst. Te denken valt aan het geven van tips en suggesties specifiek gericht op het werken met een zml- leerling in de groep of het inzichtelijk maken hoe leraren op andere scholen het onderwijs aan de zml-leerling plannen en organiseren.

C. Geef richtlijnen voor het versterken van functionele en sociale integratie

Leraren hebben onvoldoende inzicht in mogelijkheden om de sociale positie van de zml-leerling te versterken. Het gaat dan om het deel uitmaken van de groep en het hebben van relaties en vriendschappen met medeleerlingen. Daarnaast vinden leraren het moeilijk de zml-leerling op zinvolle wijze te betrekken bij groepsactiviteiten. Enige ondersteuning op deze gebieden is wenselijk. Maak leraren duidelijk wat het belang is van het versterken hiervan, de rol die zij daarin spelen, de wijze waarop functionele en sociale integratie kan worden versterkt en stimuleer leraren hier bij de vormgeving van hun lessen rekening mee te houden.

D. Maak gebruik van 'state of the art knowledge' en bouw voort op lopende ontwikkelingen

Binnen de context van het onderwijs aan zml-leerlingen is veel expertise beschikbaar en zijn vele ontwikkelingen gaande. Het is van belang zoveel mogelijk aan te sluiten op en gebruik te maken van bestaande kennis en expertise in zowel de onderwijspraktijk als de wetenschap. Daarnaast is het van belang zoveel mogelijk aan te sluiten bij actuele ontwikkelingen en daar op voort te bouwen, zodat de interventie niet alleen intern consistent is, maar ook is afgestemd op relevante externe ontwikkelingen. De ontwikkelingen op het

gebied van kerndoelen, tussendoelen en leerlijnen, en onderwijsleermiddelen voor het onderwijs aan zml zijn daar voorbeelden van. Dit kan de implementatie versterken.

E. Bevorder praktische bruikbaarheid

Houd bij het bieden van ondersteuning helder op het netvlies dat leraren weinig tijd hebben. De zml-leerling is er één van velen. Zorg dus voor een effectieve en efficiënte ondersteuning op zodanige wijze dat het de leraar daadwerkelijk helpt.

F. Houd rekening met verschillen in gebruikerscontexten en verschillen in behoeften

Gegeven de grote verschillen tussen scholen, leraren en leerlingen is een one-

size-fits-all oplossing niet wenselijk. De wijze van toerusten dient ruimte te laten

om recht te kunnen doen aan de specifieke context waarbinnen de ondersteuning plaats moet vinden. Het adaptation perspectief lijkt wenselijk, waarbij houvast wordt geboden, maar ook ruimte is voor eigen keuzes.

2. Stimuleer het (professioneel) leren van leraren

A. Bevorder het leren van leraren door het stimuleren van actieve betekenisconstructie in een cyclisch proces van arrangeren/(her)ontwerpen, uitvoeren, evalueren en reflecteren

Leraren geven aan dat ze het liefst leren door zelf te doen, aansluitend bij hun eigen onderwijspraktijk. Dat kan worden bereikt door leraren, met ondersteuning van een webbased tool, voor hun eigen specifieke context onderwijsarrangementen te laten ontwerpen, deze uit te voeren, te evalueren en daarop te reflecteren, liefst in samenwerking met collega's. Een dergelijke reflectie zou zich kunnen richten op:

 de discrepantie tussen het beoogde, het uitgevoerde en het bereikte curriculum (keuze voor inhouden, doelen, organisatie van het leren, het leren van de leerling zelf);

 het leren van de leraar zelf (bezien vanuit de rol van vormgever van het curriculum).

B. Bied voorbeeldmaterialen ter oriëntatie op de vernieuwing

Zoals eerder aangegeven kunnen voorbeeldmaterialen een belangrijke oriënteringsbasis vormen voor het inzichtelijk maken van een vernieuwend

onderwijsaanbod. Voorbeeldmaterialen kunnen ook een goed middel zijn om het leren van leraren te bevorderen door een actieve bewerking van voorbeeldlesmateriaal te stimuleren, bijvoorbeeld door het uitwisselen van ervaringen, het geven van feedback, het aanzetten tot discussie en reflectie, het stimuleren van eigen bewerking en eigenaarschap of een creatief, bewust gebruik van bestaande onderwijsleermiddelen.

C. Stimuleer het leren van leraren door het toegankelijk maken van een gemeenschappelijke kennisbasis

Leraren geven aan onvoldoende zicht te hebben op beschikbare relevante kennis en expertise. Er is behoefte aan een toegankelijke kennisbasis. Door deze beschikbaar te stellen en het gebruik ervan te stimuleren, zal de deskundigheid van de leraar vergroot kunnen worden.

Leraren hebben ook weinig zicht op ontwikkelingen die zich buiten hun school afspelen. Maak het mogelijk ervaringen van andere scholen toegankelijk te maken, bijvoorbeeld in 'doorkijkjes' of in de vorm van een digitaal platform voor het delen van ervaringen.

D. Stimuleer het leren door het bevorderen van interactie en samenwerking

Leraren geven aan behoefte te hebben om van en met elkaar te leren. Er is behoefte aan feedback op het eigen handelen. Binnen de interventie zal samenwerking moeten worden gestimuleerd, bijvoorbeeld met andere leraren, intern begeleiders, remedial teachers, ambulant begeleiders of ouders. Zowel in de fase van het (her)ontwerpen, als tijdens de uitvoering en het evalueren en reflecteren.

E. Stimuleer het leren van leraren door aan te sluiten op de zone van naaste ontwikkeling

Net zoals leerlingen verschillen, verschillen ook leraren. Leraren hebben uiteenlopende ondersteuningsbehoeftes. Het is van belang de interventie zo in te richten dat er ruimte is aan te sluiten bij de specifieke ondersteuningsbehoefte van individuele leraren.

HOOFDSTUK 4

Ontwikkeling van een webbased tool

Voortbouwend op de voorlopige ontwerprichtlijnen is in de tweede fase van het ontwerponderzoek in een cyclisch proces van ontwerpen, ontwikkelen en formatief evalueren toegewerkt naar een prototype van de webbased tool. In paragraaf 4.1 wordt een toelichting gegeven op de opzet van het ontwerpproces. Daarbij wordt ook ingegaan op de fasering van het ontwerpproces en de kwaliteitsaspecten die richtinggevend waren voor de formatieve evaluaties. Paragraaf 4.2 gaat in op de wijze waarop dataverzameling heeft plaatsgevonden. In paragraaf 4.3 wordt uitgebreider stilgestaan bij de verschillende formatieve evaluaties en de evolutie van het ontwerp voor de verschillende fases binnen het ontwerpproces. In paragraaf 4.4 volgt de beschrijving van het uiteindelijke prototype, dat in de laatste fase van het onderzoek in de complexe praktijk van alledag is geëvalueerd op bruikbaarheid en effectiviteit.