• No results found

Overige straffen en maatregelen

In document Inleiding W. van der Heide (pagina 163-166)

Staat 6.5 Bevolking van de opvanginrichtingen

6.3 Overige straffen en maatregelen

Deze paragraaf beschrijft de tenuitvoerlegging van sancties die niet gedifferen-tieerd zijn naar minder- en meerderjarigen en de sancties tegen rechtspersonen.

6.3.1 Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

De ‘Plukze’-wetgeving, waarbij oplegging van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door de rechter mogelijk werd, is in 1993 van kracht geworden (zie paragraaf 2.3.1). Vanaf 1996 is de tenuitvoerlegging formeel aan het CJIB opgedragen, en ligt de verantwoordelijkheid bij de lande-lijke executieofficier.14Staat 6.7 geeft een overzicht van de door het OM en het CJIB ten uitvoer gelegde ontnemingsmaatregelen.

Opvanginrichtingen Gemiddelde bezetting in 2001: 812 Gesloten behandel- inrichtingen Gemiddelde bezetting in 2001: 476 Open behandel- inrichtingen Gemiddelde bezetting in 2001: 533 STP/proefverlof (buiten jeugdinrichting) • voorlopig gehecht ( 2.460) • zelfmelders ( 180) • arrestanten ( 100)

• voor het vonnis ( 1.900) • na jeugddetentie ( 440)

• illegale vreemdelingen ( 10) • na civielr. crisis pv. ( 160) • illegale vreemdelingen ( 10)

• civielrechtelijke crisisopvang ( 180) bij ots of voogdij ( 350)

in

• civielrechtelijke behandeling bij ots of voogdij ( 70)

in

• civielrechtelijke behandeling bij ots of voogdij ( 100)

in uit uit uit uit • vonnis = pij (5) • civ. crisisopv. ( 75) • vonnis = pij (85) • civ. crisisopv. ( 150) 130 100 40 40 160 Box 6.2 Stroomschema justitiële jeugdinrichtingen

nis. Een minderjarige gaat dan naar een justitiële opvanginrichting.

2. Jeugdigen die zich op het moment dat de opgelegde jeugddetentiestraf onherroepelijk is geworden, niet in voorlopige hechtenis bevinden (de zogenoemde lopende vonnissen). Indien de jeugdige de opgelegde straf niet al eerder volledig in voorlopige hechtenis heeft uitgezeten, kan hij voor het ondergaan van de (restant)straf geselecteerd worden voor de

zogenoemde oproepprocedure. Dat wil zeggen dat hij * Bron: DJI

Toelichting op het stroomschema justitiële jeugdinrichtingen*

De categorieën jeugdigen die in justitiële jeugdinrich-tingen worden opgenomen, zijn:

1. Verdachten van een (ernstig) misdrijf die door de politie zijn gearresteerd. Op voorstel van de officier van justitie kan de rechter beslissen tot voorlopige

hechte-de gelegenheid krijgt zichzelf te melhechte-den aan hechte-de poort van een opvanginrichting om zijn straf uit te zitten. Uiteraard met aftrek van de dagen die eventueel in voorarrest zijn doorgebracht. De beloning voor het zelf melden bestaat uit een verlening van meer vrij-heden, zoals één maal in de vier weken een weekendverlof. De straf voor niet-melding is arrestatie en plaatsing in het ‘standaard regiem’ van een gesloten opvanginrichting.

3. Jeugdigen die zijn gearresteerd, omdat ze onder de executie van een straf probeerden uit te komen. In vergelijking met het volwassen circuit is deze groep niet alleen absoluut, maar ook relatief erg klein. De belangrijkste subgroepen zijn:

— Personen die hun boete(s) niet hebben betaald.

— Personen die niet zijn teruggekeerd naar de

inrichting die ze met toestemming tijdelijk mochten verlaten.

— Personen die uit een inrichting zijn ontvlucht.

— Personen met een lopend vonnis die niet zijn

geselecteerd voor de oproepprocedure, bijvoor-beeld omdat ze geen bekend (vast) adres hebben.

— Personen die wel voor de oproepprocedure zijn

geselecteerd, maar die zich niet hebben gemeld.

— Arrestanten worden in tegenstelling tot

volwasse-nen niet geplaatst in speciale opvanginrichtingen, maar in reguliere opvanginrichtingen. Omdat het op basis van de beschikbare gegevens niet mogelijk is om arrestanten te onderscheiden van ‘reguliere’ jeugddetenties en tenuitvoerleggingen van (voorwaardelijke) jeugddetenties, ontbreken het cijfer over het aantal ingestroomde arrestan-ten in 2001.

4. Buitenlandse jeugdigen zonder geldige verblijfstitel die op grond van de vreemdelingenwet zijn gearres-teerd. Weliswaar wordt geen strafrecht toegepast, maar de directe aanleiding voor de aanhouding van de illegale vreemdeling is niet zelden een (minder ernstig) misdrijf. Ook deze categorie groep is in vergelijking met het volwassen circuit absoluut en relatief erg klein en ook deze groep wordt in reguliere opvanginrichtingen geplaatst.

Als de politie tijdens het verblijf op het politiebureau niet genoeg informatie kan verzamelen om uitzetting mogelijk te maken binnen enkele dagen, wordt de vreemdelingenbewaring beëindigd of volgt

overbren-ging naar een opvanginrichting. Daarna wordt verder gewerkt aan de zaak. Maar ook dan is de uitkomst lang niet altijd uitzetting.

5. Jeugdigen die onder toezicht zijn gesteld of onder voogdij staan en voor wie de rechter civielrechtelijk en op verzoek van de (gezins)voogd een machtiging heeft verleend tot plaatsing in een (gesloten) justitiële jeugdinrichting. In een crisissituatie wordt de jeugdige geplaatst in een opvanginrichting. Directe plaatsing in een justitiële behandelinrichting kan als op grond van rapportages duidelijk is dat alleen een langduriger behandeling in een dergelijke inrichting nog een wending in het leven van de jeugdige kan bewerkstelligen.

De oplegging van een (civielrechtelijke) ondertoe-zichtstelling, die het gezag van de ouders beperkt, wordt uitgesproken wanneer de jeugdige zodanig opgroeit dat hij met zedelijke of lichamelijke onder-gang wordt bedreigd (bijvoorbeeld als gevolg van een zeer problematische thuissituatie).

6. Jeugdigen die veroordeeld zijn tot de strafrechtelijke maatregel ‘plaatsing in een inrichting voor jeugdigen’ (PIJ). Voor het opleggen van de maatregel dient aan drie voorwaarden te zijn voldaan:

— er moet sprake zijn van een misdrijf waarvoor

voorlopige hechtenis is toegestaan,

— de veiligheid van anderen dan wel de

algemene-veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel,

— de maatregel dient in het belang te zijn van een

zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige verdachte.

De behandelmaatregel geldt voor de tijd van twee jaar. Verlenging met maximaal twee jaar is mogelijk als een misdrijf is begaan dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Een tweede verlenging met nog eens maximaal twee jaar is mogelijk indien bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. De maximale looptijd van de maatregel is dus zes jaar. Box 6.2 (vervolg)

De maatregel tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is het sluitstuk van het traject van de financiële recherche. In dat traject zijn er meer mogelijkheden om het beoogde doel te bereiken: een deel van de ontnemings-zaken wordt door het OM afgedaan met een schikking of een transactie. Bij het beslag speelt de Dienst der Domeinen een belangrijke rol, die in de meeste geval-len als bewaarder optreedt en de goederen veilt als tot ‘uitwinning’ wordt overge-gaan.

Inning van ontnemingsmaatregelen door het CJIB

Het proces van inning en incasso door het CJIB start met een verzoek aan de veroordeelde om het opgelegde bedrag te voldoen, of toestemming te verlenen de opbrengst van een eventueel conservatoir beslag aan te wenden om de vordering te voldoen (staat 6.8). Een betalingsregeling behoort tot de mogelijkheden. Wordt niet aan het verzoek voldaan met betaling of toestemming, dan wordt een dwang-bevel uitgevaardigd en wordt de incasso in handen van een gerechtsdeurwaarder gegeven. Deze zal altijd eerst een eventueel conservatoir beslag ‘uitwinnen’, en vervolgens het nog openstaande bedrag proberen te verhalen op de overige bezit-tingen. Bieden de bezittingen van de veroordeelde geen verhaal, dan wordt doorgaans de tenuitvoerlegging aangehouden. Vervangende hechtenis wordt alleen bij uitzondering ten uitvoer gelegd na een beslissing van de landelijke executie-officier. Aannemelijk moet dan zijn dat de veroordeelde wel kan, maar niet wil betalen (CJIB, 2002).

Hoewel de instroom van maatregelen bij het CJIB de laatste paar jaar afneemt en de uitstroom toeneemt, blijft de werkvoorraad groeien. Dit komt doordat de Staat 6.8 Door het CJIB afgedane ontnemingsmaatregelen, 1997-2001*

1997 1999 2000 2001

afgedaan door CJIB 225 342 525 671

door betaling 76,5% 85,1% 81,9% 80,3%

opbrengst uit conservatoir beslag 19,1% 9,9% 7,4% 5,2%

vervangende vrijheidsstraf 0,0% 0,9% 2,5% 6,3%

niet geïnd/overig/onbekend 4,4% 4,0% 8,2% 8,1%

* De door de parketten van het OM geëxecuteerde maatregelen zijn hier buiten beschouwing gelaten. Bron: CJIB

Staat 6.7 Waarde van door OM en CJIB ten uitvoer gelegde

In document Inleiding W. van der Heide (pagina 163-166)