• No results found

Afdoening van strafzaken tegen minderjarigen door het OM, naar wijze van afdoening, 1995-2001, in absolute aantallen

In document Inleiding W. van der Heide (pagina 132-137)

1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 technisch sepot 3.518 3.303 3.358 2.916 2.429 2.346 2.163 beleidssepot, waarvan 4.776 4.500 4.237 3.028 2.614 2.931 2.901 voorwaardelijk sepot 1.499 1.746 1.603 866 777 737 989 onvoorwaardelijk sepot 2.403 1.942 1.698 1.289 1.038 832 731 ‘kale’ sepots 874 812 936 873 799 1.362 1.181 transactie 3.689 4.822 5.879 6.738 7.276 7.757 9.366 voeging ad informandum* 958 921 1.312 1.357 998 913 943

voeging ter berechting* 1.861 2.040 2.424 2.443 1.922 2.392 2.437

overdracht naar een

ander parket 948 1.026 1.112 1.177 1.197 1.134 1.157

overig 137 157 98 109 97 154 17

totaal 15.887 16.769 18.420 17.768 16.533 17.627 18.984

* Door het CBS worden de voeging ad informandum en de voeging ter berechting tot de OM-af-doeningen gerekend. Uiteraard zijn deze zaken met een voeging niet werkelijk afgedaan en ko-men gewoon voor de rechter. Ze koko-men in de tellingen van ZM-afdoeningen echter niet meer voor doordat ze zijn gevoegd bij een andere zaak van dezelfde persoon (zie box 5.1).

Het seponeren van zaken maakt ongeveer eenderde van de OM-afdoeningen uit. Het aantal technische sepots vertoont een dalende lijn. Het aantal beleidssepots ligt in de laatste jaren aanzienlijk lager dan in de tweede helft van de jaren negentig. Dit geldt niet voor het aantal kale beleidssepots (waarbij de verdachte niets meer van justitie verneemt, ook de sepotbeslissing niet). Die handelwijze is in 2000 en 2001 sterk toegenomen.

Het aantal transacties laat al jaren een stijging zien. Inmiddels beslaat de trans-actiemogelijkheid ongeveer een derde van de OM-afdoeningen. In jeugdzaken kan de transactie (art. 74 Sr. ) de volgende vormen aannemen:

— betaling van een geldsom van maximaal e 2.269 (ƒ 5.000) — schadevergoeding

— een alternatieve sanctie van maximaal 40 uren (‘officiersmodel’) — begeleiding door de jeugdreclassering

De groei van het aantal transacties is mede de weerslag van de groei van het aantal taakstraffen dat binnen het officiersmodel wordt uitgevoerd. Die groei is waarschijnlijk vooral het gevolg van de beleidslijn ‘taakstraf, tenzij’ die uitgangs-punt is in de requireerrichtlijnen van het College van PG’s ter zake van misdrij-ven gepleegd door minderjarigen (zie o.a. Kruissink en Verwers, 2001). Circa 3.000 jeugdzaken worden jaarlijks gevoegd. Het aantal voegingen ter berechting is in de afgelopen jaren ruim tweemaal zo vaak toegepast als de voeging ad informandum. 0 1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000 9.000 10.000 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 technisch sepot beleidssepot transactie voeging ad informandum voeging ter berechting Figuur 5.22 Afdoening van strafzaken tegen minderjarigen door het OM,

periode 1995-2001, in absolute aantallen

Voor de corresponderende cijfers, zie tabel 5.28 (bijlage 4). Bron: CBS

5.2.3 Afdoening door de kinderrechter

Van de bij het OM ingeschreven strafzaken tegen minderjarigen doet het OM ongeveer tweederde af en de rechter eenderde. Een zorgvuldige beschouwing van figuur 5.21 en de bijbehorende cijfers leert dat die verhouding al jaren vrij constant is. In 2001 kwamen circa 9.000 strafrechtelijk minderjarigen voor de rechter. De zaken die voor de rechter komen, bestaan voor 23% uit vernielings-en opvernielings-enbare orde-delictvernielings-en, voor ongeveer 39% uit vermogvernielings-ensfeitvernielings-en vernielings-en voor ongeveer 30% uit geweldsdelicten; zie figuur 5.23 en het uitgebreide overzicht in tabel 5.29 in bijlage 4.

5.2.4 Het sanctie-arsenaal voor jeugdigen

Op 1 september 1995 is een nieuw jeugdstrafrecht in werking getreden.14(In dit gedeelte van het rapport zullen hier en daar ook nog cijfers voorkomen over sancties uit het ‘oude’ jeugdstrafrecht.) Volgens het jeugdstrafrecht kan de rechter de volgende sancties toepassen; deze zijn ingedeeld in hoofdstraffen, bijkomende straffen en maatregelen.

0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 3.500 4.000 4.500 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 vermogensmisdrijven geweldsmisdrijven vernieling en openbare orde Figuur 5.23 Afdoeningen door de rechter van de omvangrijkste categorieën

strafzaken tegen minderjarigen, periode 1995-2001

Voor de corresponderende cijfers, zie tabel 5.29 (bijlage 4). Bron: CBS

Hoofdstraffen

Jeugddetentie

Deze vrijheidsstraf duurt bij jongeren van 12 tot en met 15 jaar maximaal twaalf maanden, en bij de 16- en 17-jarigen maximaal vierentwintig maanden. Jeugddetentie komt in plaats van de arrest- en tuchtschoolstraffen uit het oude jeugdstrafrecht (in het oude jeugdstrafrecht duurde een vrijheidsbeneming maximaal 6 maanden). Vrijwel de meeste door de kinderrechter opgelegde vrijheidsstraffen worden omgezet in een taakstraf (zie bijvoorbeeld Bac en Mijnarends, 2000).

Geldboete

De geldboete bedraagt maximaal e 2.250. Voorheen was dat (omgerekend ) e 225.

Taakstraf

Met de op 1 februari 2001 in werking getreden wijziging van het Wetboek van Strafrecht op het gebied van taakstraffen kan de rechter aan een minderjarige een werkstraf of een leerstraf van ten hoogste 200 uur opleggen. De duur van een combinatie van een werk- en leerstraf is maximaal 240 uur. De werkstraf voor jeugdigen is onderverdeeld in ‘onbetaalde arbeid’ en ‘arbeid ter herstel van de aangerichte schade’. Tot de invoering van het nieuwe jeugdstrafrecht werden taakstraffen al langere tijd op experimentele basis toegepast. In het nieuwe jeugdstrafrecht krijgt de alternatieve sanctie voor het eerst een wettelijke grond-slag. Met de wetswijziging van 1 februari 2001 is de taakstraf verheven tot hoofd-straf. Tot die tijd kon een taakstraf formeel uitsluitend in plaats van een jeugd-detentie of geldboete komen, terwijl in de praktijk door de rechter juist veelvuldig een taakstraf werd opgelegd in combinatie met een geldboete of vrijheidsstraf, met name de voorwaardelijke vrijheidsstraf. Op die manier kreeg een minderja-rige de gelegenheid om een werk- of leerproject te doen in plaats van (een deel van) zijn onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in een justitiële inrichting uit te zitten. Sinds de wetswijziging van 1 februari 2001 bestaat in het jeugdstrafrecht de combinatiemogelijkheid van een vrijheidsstraf en een taakstraf.

Bijkomende straffen

Verbeurdverklaring

De betrokkene moet hierbij afstand doen van – kort gezegd – voorwerpen met behulp waarvan het strafbare feit is begaan of voorbereid, voorwerpen die zijn verkregen door middel van het misdrijf of voorwerpen die zijn aangewend om de opsporing van het feit te belemmeren.

Ontzegging van de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen

Dit houdt bij strafrechtelijk minderjarigen in dat de bevoegdheid om een bromfiets te besturen, wordt ontzegd.

Maatregelen

PIJ-maatregel

Dit is de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De PIJ-maat-regel is een vrijheidsbenemende maatPIJ-maat-regel die gericht is op heropvoeding en behandeling van betrokkene. De maatregel mag alleen worden opgelegd als een zo goed mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige daarmee gediend is. Het advies van twee gedragsdeskundigen geldt als eis voor de oplegging. De PIJ-maatregel wordt opgelegd voor de duur van twee jaar. Verlenging tot vier jaar is mogelijk wanneer er sprake is van ‘een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer perso-nen’. Alleen wanneer er ten tijde van het begaan van het feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens is verlenging tot zes jaar mogelijk.

In het oude strafrecht hadden kinderrechters drie verschillende strafrechtelijke maatregelen tot hun beschikking: de strafrechtelijke ondertoezichtstelling (ots), de jeugd-tbr en de plaatsing in een inrichting voor buitengewone behandeling (pibb). De strafrechtelijke ots is komen te vervallen en de overige twee maatrege-len zijn in het nieuwe jeugdstrafrecht vervangen door de PIJ-maatregel.

Onttrekking aan het verkeer

De rechter legt deze maatregel op in die gevallen waarin het gaat om voorwer-pen waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang. Voornamelijk gaat het dan om wapens en drugs.

Ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, ofwel ‘plukze’ Deze maatregel wordt toegepast indien de jeugdige met zijn strafrechtelijke transacties zoveel heeft verdiend dat een vordering tot terugbetaling van illegaal verkregen gelden op zijn plaats is. Om deze maatregel te kunnen toepassen moet de betrokkene veroordeeld zijn. De maatregel vindt plaats los van de inhoude-lijke strafprocedure.

Schadevergoeding

Het slachtoffer van een strafbaar feit heeft de mogelijkheid om zich in de straf-zaak te voegen en een schadeclaim in te dienen op grond van de geleden – materiële of immateriële – schade.

5.2.5 Opgelegde straffen en maatregelen

Welke van de sanctiemogelijkheden de rechter in de afgelopen twee jaren gebruikt heeft, en in welke mate, is aangegeven in staat 5.9 (tabel 5.32 in bijlage 4 geeft deze gegevens voor een langere reeks van jaren weer).

De door de rechter meest opgelegde sanctie blijkt de taakstraf te zijn. Met ruim 5.500 toepassingen neemt deze sanctiemodaliteit in het jaar 2001 meer dan 40%

van de jeugdsancties voor haar rekening. De op-een-na meest voorkomende sanctie is de jeugddetentie. Bijna eenderde van de sancties die aan jeugdigen worden opgelegd, is jeugddetentie; in het jaar 2001 lag het aantal op 31%. In vergelijking hiermee valt de toepassing van alle andere straffen en maatregelen in het niet, getalsmatig bezien (zie staat 5.7).

Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat de sancties en maatregelen uit het oude jeugdstrafrecht, dat op 1 september 1995 is vervangen door een herzien jeugdstrafrecht, al enkele jaren niet meer in de statistieken figureren. Dit geldt voor de hoofdstraffen arreststraf, tuchtschoolstraf en berisping, alsmede voor de maatregelen strafrechtelijke ondertoezichtstelling (ots), de plaatsing in een inrichting voor buitengewone behandeling (pibb) en de terbeschikkingstelling van de regering (jeugd-tbr).

Staat 5.9 Door de rechter opgelegde straffen en maatregelen voor

In document Inleiding W. van der Heide (pagina 132-137)