• No results found

Van misdrijf tot afdoening

In document Inleiding W. van der Heide (pagina 190-197)

Staat 6.7 Waarde van door OM en CJIB ten uitvoer gelegde ontnemings- ontnemings-maatregelen*, 1995-2001

8.1 De strafrechtsketen en de vergelijkbaarheid van haar schakels

8.2.1 Van misdrijf tot afdoening

Figuur 8.1 laat de ontwikkeling zien van het aantal geregistreerde en opgehelder-de misdrijven, het aantal gehooropgehelder-de verdachten en opgehelder-de inschrijvingen van zaken bij het OM vanaf 1960. De cijfers zijn alle in indices, met voor 1960 de waarde 100. Dit betekent dat in de figuur niet het niveau, maar wel de ontwikkeling van de verschillende grootheden kan worden vergeleken.

De figuur laat zien dat het aantal ophelderingen tussen 1960 en 2001

verdrievou-3 Overigens kan een verdachte meer dan één misdrijf op zijn kerfstok hebben. Uit de analyse van verdachten op basis van het HKS-bestand (hoofdstuk 3) blijkt een relatief kleine groep verdachten verantwoordelijk te zijn voor relatief veel misdrijven. Dit zal dus ook bijdragen aan het selectieproces. Daartegenover staat dat een misdrijf door meer dan één dader kan zijn gepleegd.

a Bron: CBS-slachtofferenquête en NIPO Consult (2002). De op basis van deze bronnen geschatte aantallen delicten hebben enige overlap. De omvang van deze overlap is niet bekend.

b Bron: CBS-politiestatistiek. In tegenstelling tot de ‘ondervonden delicten’ inclusief misdrijven tegen bedrij-ven en instellingen en ‘slachtofferloze’ delicten. c Bron: Halt-Nederland.

d Een onbekend percentage van de HALT-afdoeningen betreft overtredingen en zijn derhalve niet afkomstig

van het genoemde aantal gehoorde verdachten van 277.000.

e Bron: CBS strafzakenstatistiek.

f Om redenen betreffende de registratie zijn de voegingen als afdoening door de rechter buiten beschouwing gelaten.

g Bron: CBS strafzakenstatistiek. De voorwaardelijke sancties zijn buiten beschouwing gelaten. Bij combinaties van sancties zijn alle sancties afzonderlijk geteld.

ondervonden delicten geschat aantal delicten tegen burgers waarvan bij de politie gemeld geschat aantal delicten tegen bedrijven en instellingen waarvan bij de politie gemeld

4,65 miljoen 1,6 miljoen 5 miljoen 0,78 miljoen geregistreerde misdrijven opgemaakte processen-verbaal

aantal gehoorde verdachten 1.358.000 277.000 instroom in 2001 afgedaan in 2001 236.000 228.000 HALT-afdoeningen 20.000 (excl. overdracht) OM 116.000 rechter 112.000 technische sepot beleidssepot transactie voeging, overig overige afdoeningen vrijspraak en ontslag rechtsvervolging schuldig 13% 11% 57% 19% 1% 4% 95%

aantal in eerste aanleg opgelegde onvoorwaardelijke sancties 129.000 onvoorwaardelijke sancties

geldboetes vrijheidsstraffen taakstraffen

ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel ontzegging rijbevoegdheid overige straffen 35% 24% 18% 9% 7% 5% a b c e g d f rechtbankstrafzaken Box 8.1 Stroomschema misdrijven, 2001

digd is en daarmee duidelijk achterblijft bij het aantal geregistreerde misdrijven, dat in dezelfde periode vertienvoudigde. Na een top in het begin van de jaren tachtig is het aantal ophelderingen absoluut gezien zelfs gaan dalen.

Het aantal verdachten blijft in het eerste deel van de periode geleidelijk achter bij het aantal ophelderingen. Dit betekent dat het aantal verdachten per opge-helderd misdrijf afneemt. Vanaf het midden van de jaren zeventig is dit niet lan-ger het geval en ‘loopt’ het aantal verdachten weer ‘in’ op de ophelderingen. Figuur 8.1 laat ook zien dat het aantal bij het OM ingeschreven strafzaken bijna verdubbeld is sinds 1960. Daarmee is de instroom geleidelijk achtergebleven bij het aantal door de politie gehoorde verdachten.

Figuur 8.2 brengt de inschrijvingen van strafzaken bij het OM in beeld, alsmede de afdoeningen door het OM en de rechter, vanaf 1960. Het aantal bij het OM ingeschreven strafzaken is tot 1987 meer dan verdubbeld, evenals het aantal afdoeningen door het OM en de rechter tezamen. Vanaf 1987 daalt het aantal inschrijvingen weer. Tot 1998 werd het merendeel van de zaken door het OM afgedaan, maar vanaf 1998 is het aantal afdoeningen door OM en door rechter ongeveer aan elkaar gelijk. Onder de afdoeningen vallen overigens ook sepots en voegingen (zie hoofdstuk 5). De daling van de instroom van strafzaken wordt

0 200 400 600 800 1000 1200 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2001 gehoorde verdachten ingeschreven zaken bij het OM opgemaakte processen-verbaal

opgehelderde misdrijven

Figuur 8.1 Totaal misdrijven: registratie, opsporing en vervolging, 1960-2001 (indices met 1960 = 100)

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2001

ingeschreven zaken bij het OM afdoeningen door het OM

afdoeningen door de rechter

Figuur 8.2 Strafzaken: inschrijvingen en afdoeningen, 1960-2001*

* Cijfers van het OM ontbreken voor de jaren 1991-1993. Voor de corresponderende cijfers, zie tabel 4.1 in bijlage 4. Bron: CBS

4 Tot 1983 konden transacties alleen bij overtredingen worden aangeboden. De Wet Vermogenssancties (31 maart 1983, Stb. 153) geeft het OM de bevoegdheid om transacties aan te bieden bij misdrijven waarop een maximumstraf van maximaal 6 jaar staat.

vooral gevolgd door het aantal door het OM afgedane zaken. Daarentegen is bij de afdoeningen door de rechter sprake van een stijging, met name in de periode 1993-1995.

Bedroeg het percentage afdoeningen via de rechter in de jaren zestig gemiddeld 44% van alle afdoeningen, in de periode 1983-1993 is dat gemiddeld nog maar 37%. Na 1993 stijgt het aandeel weer fors en beweegt zich van 1998-2001 rond 49%. De vergroting van de reikwijdte van transacties die in 1983 wettelijk4werd doorgevoerd, heeft dus niet voor een verdere toename van het aandeel OM-afdoeningen geleid. Waarschijnlijk is dit het gevolg van de halverwege de jaren tachtig ingevoerde doelstelling om het aantal sepots te verminderen. Het aantal sepots daalde dan ook sterk (zie paragraaf 5.1.2). Ook het aantal voegingen is teruggelopen.

8.2.2 Sancties

In het volgende komen de sancties aan de orde die resulteren uit de door de rechtspraak (OM en rechter) behandelde zaken. Figuur 8.3 geeft allereerst een beeld van de ontwikkeling vanaf 1960 in de afdoeningen door OM en rechter en de sancties die daaruit voortkomen. Met ‘totaal sancties’ wordt de som van het aantal transacties door het OM en schuldigverklaringen door de rechter bedoeld. Hierbij wordt elke schuldigverklaring als één sanctie geteld, ook wanneer een combinatie van sancties is opgelegd. De schuldigverklaringen bevatten overi-gens ook een gering aantal gevallen waarbij geen sanctie is opgelegd.

Vooral in de jaren zeventig en tachtig vertonen zowel de aantallen afdoeningen als sancties een sterke groei. Het totale aantal afdoeningen door OM en rechter tezamen stabiliseert in het midden van de jaren tachtig, en begint halverwege de jaren negentig te dalen; dit is het gevolg van de eerder geschetste daling van het aantal OM-afdoeningen via sepots en voegingen. Zowel het aantal schuldig-verklaringen door de rechter als het aantal transacties door het OM vertoont

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 totaal afdoeningen (OM en rechter) transacties OM schuldigverklaringen rechter totaal sancties*

Figuur 8.3 Strafzaken: afdoeningen en overeengekomen en opgelegde sancties, 1960-2001

* Totaal sancties is de som van transacties OM en schuldigverklaringen door de rechter. De transactie als afdoeningsmogelijkheid bij misdrijfzaken bestaat pas sinds 1983. Bron: CBS

1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 80.000 gevangenisstraf geldboete

opgelegde taakstraffen (incl.leerstraffen)

overige straffen en maatregelen transacties OM

Figuur 8.4 Strafzaken: transacties door OM en sancties door de rechter, 1960-2001

Bron: CBS

ook na 1990 nog een stijgende lijn. Het aantal sancties als percentage van het aantal afdoeningen is gestaag gestegen: van 34% in 1960 naar 76% in 2001. Met name na 1990 is deze stijging versneld. Als percentage van het aantal verdachten steeg het aantal sancties ook, maar minder, namelijk van 40% in 1960 tot 62% in 2001.

Figuur 8.4 laat zien hoe de verschillende sanctietypen (door de rechter uitge-sproken straffen en de opgelegde transacties van het OM) zich hebben ontwik-keld. Bij de taakstraffen gaat het om de door de rechter opgelegde taakstraffen.5 Bij combinaties van diverse typen straffen zijn deze typen alle apart meegeteld. Bij geldboetes en gevangenisstraffen gaat het om zowel onvoorwaardelijke als voorwaardelijke straffen.

Vooral de aantallen transacties van het OM (vanaf begin jaren tachtig) en de taakstraffen (vanaf eind jaren tachtig) zijn fors gegroeid. De al langer bestaande sanctiesoorten maken een meer gematigde ontwikkeling door.

Figuur 8.5 brengt het aandeel van de diverse typen door de rechter uitgespro-ken straffen in beeld. Anders dan bij figuur 8.4 gaat het bij geldboetes en gevangenisstraffen alleen om de onvoorwaardelijke straffen.

Het percentage (geheel en gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen binnen het totaal van door de rechter opgelegde straffen en maatregelen daal-de van 1960 tot 1980 en is daarna weer, met enige fluctuaties, gestegen. Over daal-de totale periode bezien is het percentage gevangenisstraffen niet noemens-waardig veranderd. Het aandeel van de boetes (niet gecombineerd met een gevangenisstraf) in het rechterlijke strafarsenaal groeide tot 1980. Daarna zette een daling in. Het percentage ligt in 2001 duidelijk lager dan in 1960. Sinds haar introductie in het begin van de jaren tachtig heeft de taakstraf zich een steeds groter aandeel verworven in het totaal van opgelegde straffen.

Figuur 8.6 brengt de ontwikkeling van de korte en lange (onvoorwaardelijke) vrijheidsstraffen in beeld. ‘Kort’ staat hier voor ‘minder dan 6 maanden’. Tussen 1960 en 2001 verdrievoudigde het aantal lange gevangenisstraffen bijna. De groei van het aantal korte gevangenisstraffen was iets minder. De grootste groei van beide soorten straffen valt in verschillende perioden. De korte straffen groeiden met name tot 1975, terwijl daarna tot 1995 de groei vooral in de lange straffen zit.

1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 0 20 40 60 80 100%

opgelegde (deels) onvoorw. gevangenis straf opgelegde taakstraffen (incl. leerproj.)

opgelegde (deels) onvoorw. geldboete overige straffen

Figuur 8.5 Strafzaken: door de rechter opgelegde straffen, 1960-2001

Na 1995 is het beeld weer anders. Terwijl het aantal gevangenisstraffen van 6 maanden en langer in de periode 1995-2001 nauwelijks steeg (+2%), is het aantal kortere gevangenisstraffen met 23% gestegen. Deze stijging deed zich specifiek na 1997 voor, en dan met name in de categorie 1-14 dagen. Het aandeel van de korte gevangenisstraffen in het totaal van de gevangenisstraffen is dus de laatste jaren gestegen. Deze stijging is opvallend, omdat taakstraffen tot de wetswijzi-ging van 1 februari 2001 een substituut waren voor kortere vrijheidsstraffen. De aantallen taakstraffen stegen nog duidelijk, bij meerderjarigen tussen 1995 en 2001 met circa 37%.

Ofwel het aantal korte gevangenisstraffen zou zonder de komst van de taakstraf nog veel meer zijn gegroeid, ofwel taakstraffen zijn voor een belangrijk deel niet in plaats van korte gevangenisstraffen gekomen, maar in plaats van boetes, voor-waardelijke straffen of andere afdoeningwijzen.

In document Inleiding W. van der Heide (pagina 190-197)