• No results found

Ingeschreven zaken bij het Openbaar Ministerie

In document Inleiding W. van der Heide (pagina 103-107)

Staat 3.4 Door vrijwilligers van Slachtofferhulp Nederland verleende hulp aan slachtoffers van een misdrijf of verkeersongeluk

5.1 Vervolging en berechting algemeen

5.1.1 Ingeschreven zaken bij het Openbaar Ministerie

In de fase van de opsporing nemen de opsporingsautoriteiten een besluit tot het al dan niet doorzenden van het opgemaakte proces-verbaal inzake een ter kennis gekomen strafbaar feit (overtreding of misdrijf ) naar het OM. Van alle misdrijven die bij de opsporingsinstanties (zoals politie) zijn geregistreerd – 1,4 miljoen in 2001 – komt slechts een deel voor verdere behandeling als strafzaak terecht bij de parketten van het OM.

De politie handelt een deel van de minder ernstige strafbare feiten af. Bij misdrijven kan dat gebeuren via een Halt-afdoening (in 2001 16.000 keer) als het om strafrechtelijk minderjarigen gaat, of via een politietransactie als het om strafrechtelijk meerderjarigen gaat. Deze laatste mogelijkheid is in 1993 ingevoerd en is in 2001 toegepast bij circa 14.500 lichtere strafbare feiten: winkeldiefstal en rijden onder invloed. Het aantal politietransacties is de laatste twee jaar bijna verdubbeld.

Daartegenover staat dat het OM niet alleen van de politie processen-verbaal 0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000

ingeschreven zaken bij het OM afdoeningen door het OM afdoeningen door de rechter

* 1960-1990 = gewone strafzaken, economische strafzaken, belastingstrafzaken, militaire strafza-ken; 1993-2001 = Wetboek van Strafrecht, Wegenverkeerswet, Wet op de economische delicten, Opiumwet, Wet wapens en munitie, overige strafwetten en onbekend; OM-cijfers van 1991 en 1992 ontbreken.

Voor de corresponderende cijfers, zie tabel 5.1 (bijlage 4). Bron: CBS

Het CBS ontleent zijn informatie over vervolging en berech-ting voor het grootste deel aan COMPAS, het elektronische administratiesysteem van de arrondissementsparketten. Uit COMPAS ontvangt het CBS informatie over ingeschreven strafzaken, afdoeningen door het Openbaar Ministerie en afdoeningen door de rechter in eerste aanleg. Deze informa-tie wordt gecompleteerd door berichtgeving van de gerechtshoven en de Hoge Raad. Per inschrijving of beslis-sing wordt een melding gedaan naar het CBS. De bericht-geving vindt plaats per dossiernummer. Het CBS koppelt de afzonderlijke berichten van de verschillende instanties per dossiernummer tot informatie per strafzaak.

Het parket-generaal beschikt over het informatiesysteem OMDATA. De informatie in OMDATA omvat gegevens over inschrijvingen, afdoeningen door het Openbaar Ministerie en de rechter in eerste aanleg. Deze worden op dossierniveau onttrokken aan Rapsody, een systeem voor beleids- en beheersinformatie dat bij de arrondissementen in gebruik is. Rapsody ontleent zijn gegevens eveneens aan COMPAS. Het WODC heeft toegang tot dit systeem ten behoeve van onderzoek.

Tussen beide waarnemingen bestaat een aantal verschillen, zoals:

1. Een bericht wordt in principe pas naar het CBS verzon-den als de dossierinformatie niet meer wordt gewijzigd. Op deze manier ontstaat er een vertraging in de bericht-geving en daarmee ook een vertraging in de termijn waarop cijfers beschikbaar komen.

2. Rapsody wordt per week gevuld vanuit COMPAS. OMDATA kan Rapsody op willekeurige momenten bevragen. Hierbij worden geen eisen gesteld aan de sta-tus van de zaak. Het resultaat is dat de gegevens eerder beschikbaar zijn, maar nog wel onderhevig zijn aan mutaties.

3. Het CBS ‘bevriest’ zijn gegevens in jaarbestanden. OMDATA kent een dynamiek, omdat de gegevens na een vorige bevraging gewijzigd kunnen zijn. Het gevolg is, dat er op een later tijdstip een ander antwoord kan komen op dezelfde vraag.

Het CBS deelt strafzaken naar delicttype in op basis van het delict met de zwaarste strafbedreiging.

In OMDATA kan dit (nog) niet op die manier. Een even-tuele indeling naar delicttype vindt daar meestal plaats op basis van het als eerste vermelde feit in een zaak.

Door deze verschillen in werkwijze kunnen ook verschillen ontstaan in de uitkomsten.

Keuzes moeten worden gemaakt en verschillen kunnen optreden, niet alleen in de werkwijze bij de vergaring van statistische informatie, maar ook bij de presentatie en de daarbij gekozen afbakening. De ratio achter de keuzes is afhankelijk van achterliggende doelstellingen en uitgangs-punten. Dat moge blijken uit het volgende.

Het CBS registreert, overigens evenals het Openbaar Ministerie (OM) in zijn jaarverslagen, voegingen ad infor-mandum en ter berechting als afdoeningen door het OM. De gedachte daarbij is dat deze zaken statistisch ‘aan hun eind komen’ door een beslissing van het OM. Ze zijn immers in het vervolg van het proces (bij de rechter) niet meer waarneembaar als afzonderlijke statistische eenheid. In 2001 ging het om circa 17.000 voegingen.

Wanneer echter het doel is om zicht te krijgen op de zaken of feiten die door de rechter worden behandeld, dan zijn deze voegingen daarbij ook van belang. Met andere woor-den: ze spelen bij de rechter wel een rol, in tegenstelling tot andere afdoeningwijzen van het OM als sepot of transactie. In die zin zijn voegingen geen ‘echte’ afdoeningen door het OM. Bij de interpretatie van de cijfers is dus de achter-liggende doelstelling van belang.

Er zijn ook verschillen tussen de in dit hoofdstuk gepresen-teerde CBS-cijfers en de statistische rapportages in de jaar-verslagen van het OM. Ze zijn onder andere het gevolg van een verschil in optiek tussen beide instellingen.

Zo rekent het OM dagvaardingen tot de ‘productie’ van het OM. Dat is vanuit de optiek van de organisatie begrijpelijk: een dagvaarding is immers een product dat het OM ‘ver-laat’, al is er vervolgens nog wel werk voor het OM bij de rechtszitting en in het verlengde daarvan. In 2001 ging het om circa 131.000 dagvaardingen (Jaarverslag OM, 2001). Vanuit de statistische optiek van het CBS is echter een dagvaarding minder belangrijk: de zaak komt daarmee statistisch niet tot een einde. Die zaak zal immers, later in de tijd, via een afdoening door de rechter in de statistiek opduiken.

De gegevens over vervolging en berechting in deze publicatie zijn steeds gebaseerd op CBS-informatie, tenzij anders vermeld. Berichtgeving van gerechtshoven en Hoge Raad kon daarin nog niet worden verwerkt.

inzake strafbare feiten krijgt, maar ook van bijzondere opsporingsdiensten zoals de, tegenwoordig samengevoegde, Economische Controledienst (ECD, econo-mische fraude) en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD, fiscale fraude en douanefraude). Deze zaken kwamen niet in hoofdstuk 4 aan de orde, maar kunnen leiden tot een strafzaak en komen in dit hoofdstuk wel voor in de cijfers.

Een strafzaak in dit kader is gedefinieerd als ‘een bij het Openbaar Ministerie ter (verdere) afhandeling ingeschreven proces-verbaal tegen één verdachte wegens een of meer strafbare feiten’ (zie bijlage 3). Eén verdachte (persoon) kan dus meer dan één strafbaar feit hebben gepleegd, terwijl anderzijds bij één strafbaar feit meer verdachten kunnen zijn betrokken. Het OM (met voeging ad informan-dum of voeging ter berechting3) en de rechter (met voeging ter zitting) kunnen, onder andere om redenen van efficiëntie, afzonderlijk ingeschreven zaken die in voldoende mate met elkaar samenhangen, behandelen of afdoen als één zaak. Bij de strafzaken waarbij de verdachte meer dan één misdrijf heeft gepleegd, is de strafzaak primair geclassificeerd bij het misdrijf waarop in de wet de hoogste strafdreiging staat. De indeling van misdrijven in dit hoofdstuk is gebaseerd op de CBS-standaardclassificatie misdrijven (zie bijlage 5).

Uit de vroegere Justitiële Statistiek blijkt dat in het jaar 1960 bij de parketten bijna 72.000 ‘gewone’ strafzaken en een kleine 50.000 economische strafzaken

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 gewone strafzaken economische strafzaken belastingstrafzaken militaire strafzaken Figuur 5.2 Bij het Openbaar Ministerie ingeschreven rechtbankstrafzaken

naar soort strafzaken, 1960-1990

Voor enkele corresponderende cijfers, zie tabel 5.2 (bijlage 4). Bron: CBS

3 De voeging ter berechting is het samenvoegen van ingeschreven strafzaken door het OM met het doel om de rechter verschillende zaken tegelijk te laten afdoen. Bij een voeging ad informandum voegt het OM een strafzaak zonder tenlastelegging bij een andere zaak die aan de rechter wordt voorgelegd, met het doel de rechter bij de bepaling van de strafmaat rekening te laten houden met de gevoegde zaak.

worden ingeschreven, in totaal 121.000 (figuur 5.2). In 1965 is het aantal zaken opgelopen tot 142.000, inclusief 18.000 belastingstrafzaken (vóór 1963 zijn geen afzonderlijke cijfers van de belastingstrafzaken beschikbaar4). Tussen 1970 en 1984 loopt het aantal ingeschreven gewone strafzaken verder op tot 229.000, en blijft dan tot 1990 tamelijk constant. Het aantal economische strafzaken komt via 37.000 zaken in 1980 uiteindelijk uit op bijna 28.000 zaken in 1990. Uit tabel 5.3 (bijlage 4) blijkt dat in de periode 1995-2001 het aantal

ingeschreven strafzaken van 258.000 in 1995 geleidelijk is gedaald tot rond de 236.000 in 2001 (–8%). Vooral het aantal ingeschreven vermogensmisdrijven is sterk gedaald, van 103.000 in 1995 tot net 70.000 in 2001. Ingeschreven gewelds-misdrijven daarentegen stijgen sinds 1995. Het zijn er in 2001 meer dan 35.000 (+22%).

De meeste bij de parketten ingeschreven zaken gaan over strafbare feiten uit het Wetboek van Strafrecht: 139.000 in 2001, dit is globaal bijna zes van elke tien zaken, vrijwel evenveel als in 1995 (zie figuur 5.3). Van de overige zaken dragen vooral bij misdrijven uit de Wegenverkeerswet (48.000 in 2001), zoals rijden onder invloed en doorrijden na ongeval, en strafbare feiten uit de Wet op de economische delicten (25.000). De laatste categorie is sinds 1995 in omvang

25.000 50.000 75.000 100.000 125.000 150.000 175.000 200.000 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001

Wetboek van Strafrecht Wegenverkeerswet

Wet op de economische delicten Opiumwet

Wet wapens en munitie overige strafwetten en onbekend 0

Figuur 5.3 Bij het Openbaar Ministerie ingeschreven rechtbankstrafzaken naar wet, 1990-2001

Voor enkele corresponderende cijfers, zie tabel 5.2 (bijlage 4). Bron: CBS

4 De omvang van het aantal belastingstrafzaken is in de loop van de beschreven periode aan nogal grote schommelingen onderhevig geweest (maximaal ingeschreven 22.000 zaken in 1964, minimaal ingeschreven 400 zaken in 1978). Dit houdt, kort gezegd, verband met verschillen in rubricering van en competentie rond bepaalde parkeer(meter)overtredingen: wel of niet een belastingzaak; behandeling door de rechtbank of door het kantongerecht.

meer dan een kwart teruggelopen (–27%). Verder zijn er de misdrijven uit de Opiumwet (11.000), de Wet wapens en munitie (5.000) en de overige strafwetten (7.000).

Vermogensmisdrijven vormen het grootste deel van de ingeschreven misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht. In absolute aantallen, maar ook relatief, zijn deze vermogensmisdrijven echter sinds 1995 teruggelopen (zie figuur 5.4). Worden er in 1995 nog iets meer dan 103.000 geteld (66% van het totaal van misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht), in 2001 zijn het er nog 70.000, net de helft van het totale aantal. Eenvoudige en gekwalificeerde diefstal maken bij de vermogens-misdrijven het leeuwendeel uit. Juist deze vermogens-misdrijven zijn in aantal teruggelopen. Verder toegenomen in de periode 1995-2001 is het aandeel van de geweldsmis-drijven binnen de zaken uit het Wetboek van Strafrecht: van 18% naar 25%. In absolute aantallen zijn vooral de delictsoorten bedreiging en mishandeling in de afgelopen periode gestegen.

In document Inleiding W. van der Heide (pagina 103-107)