• No results found

Bedrijven en instellingen als slachtoffer

In document Inleiding W. van der Heide (pagina 49-55)

Criminaliteit bij bedrijven, (semi-)overheidsinstanties en andere instellingen is een onderwerp dat steeds meer aandacht krijgt. Via enquêtes onder bedrijven en instellingen kan daarover informatie worden verzameld. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat een groot deel van de Nederlandse bedrijven en instellin-gen slachtoffer wordt van criminaliteit. Dergelijk onderzoek bleef voorheen vaak beperkt tot bepaalde branches of tot vaak voorkomende delicten zoals winkel-diefstal. Systematisch onderzoek naar slachtoffers bij bedrijven en instellingen kent meer en andere beperkingen dan vergelijkbaar onderzoek onder burgers. Deze onderzoeken zijn dan ook vaak moeilijk met elkaar te vergelijken (DPJS, 1998a). Alleen al de grote diversiteit van bedrijven in aard, grootte, exploitatie en eigendomsverhoudingen maakt zulke vergelijkingen lastig. Zelfs binnen een-zelfde branche, zoals de detailhandel, kunnen grote verschillen voorkomen. Hetzelfde geldt voor de – deels daarmee samenhangende – verscheidenheid van delictsoorten waarmee bedrijven en instellingen kunnen worden geconfron-teerd. Ook is de huishouding van bedrijven vaak niet optimaal ingesteld op het verzamelen van zulke gegevens. Bepaalde vormen van criminaliteit zoals fraude

en diefstal door personeel liggen bij sommige bedrijven of instellingen uiteraard heel gevoelig. Voor de bedrijven zelf is de materiële en financiële schade vaak belangrijker dan de strafrechtelijke implicaties. Dat pas in 1989 voor het eerst een grootschalige enquête onder (commerciële) bedrijven werd uitgevoerd, is dan ook niet zo verwonderlijk.

Uit deze al wat oudere slachtofferenquête onder bedrijven (SEB; Directie Criminaliteitspreventie, 1990) bleek dat 42% van alle commerciële bedrijfsvesti-gingen15in 1988 te maken had met een of meer vormen van externe (dat wil zeggen, niet door eigen werknemers gepleegde) criminaliteit. De meest voorko-mende vorm was vernielingen: hiermee had 23% van de vestigingen te maken. Met inbraken werd 21% geconfronteerd. Daarnaast werd bij ruim 12% van de vestigingen eenmaal of vaker iets gestolen; ruim 8% had last van bedreiging van personeel. De auto(reparatie)branche, de detailhandel, de horeca en de zakelijke dienstverlening werden relatief vaak slachtoffer. De bouw (exclusief bouwloca-ties), de groothandel, de transportsector en de industriële sector werden zelden slachtoffer. Anders dan bij slachtofferschap onder burgers zijn er weinig verschillen naar regio, of tussen de grote steden en de rest van het land. Het slachtofferpercentage neemt wel toe met de grootteklasse (aantal werknemers) van een vestiging.

In 1992 werd de Politiemonitor Bedrijven en Instellingen (PMBI) eenmalig landelijk uitgevoerd. Daaruit bleek dat per jaar ongeveer 38% van de

Nederlandse bedrijven en instellingen slachtoffer werd van veelvoorkomende criminaliteit (Geerlof e.a., 1992). Ander onderzoek in de horecasector wijst uit dat in 1996 ruim 75% van de bedrijven ten minste eenmaal slachtoffer is gewor-den van criminaliteit (Geveke e.a., 1997). Dit kon variëren van wanbetaling door klanten tot inbraak(pogingen), vernielingen aan gebouwen of inboedel en bedreigingen van personeel.

Begin 2000 zijn in opdracht van de Stichting Trendmeter de ervaringen van middelgrote bedrijven met criminaliteit onderzocht, een herhaling van een soortgelijk onderzoek uit 1998 (Stichting Trendmeter, 2000).16Negen van de tien middelgrote bedrijven gaven aan dat zij in de voorgaande drie jaar slachtoffer zijn geworden van externe criminaliteit. Twee jaar eerder was dat ruim 80%. Bedrijven werden vooral geconfronteerd met diefstal, inbraak en vandalisme. Opmerkelijk is dat meer dan de helft van de bedrijven zei slachtoffer te zijn geweest van malafide praktijken. Van de onderzochte bedrijven gaf 41% aan dat zij bij externe criminaliteit altijd aangifte doen bij de politie. Twee jaar eerder

15 Vestigingen zijn afzonderlijke ruimten, terreinen of complexen die door bedrijven worden benut voor de uitoefening van activiteiten. Een bedrijf kan één of meer vestigingen omvatten.

16 Een onderzoek onder ruim 400 algemene directeuren van middelgrote bedrijven (20-500 werknemers). Dit onderzoek heeft betrekking op externe criminaliteit (van buitenaf) en interne criminaliteit, waarbij eigen werknemers betrokken waren. Behalve dat het onderzoek betrekking heeft op een deel van het bedrijfsle-ven, wordt ook een afwijkende onderzoeksperiode gehanteerd: drie in plaats van één jaar. Daardoor is het moeilijk vergelijkbaar met de eerder genoemde onderzoeken.

was dat aandeel ruim driekwart. De – geringere – bereidheid om criminaliteit van eigen medewerkers altijd aan te geven, is naar verhouding even sterk gedaald: van 31% naar 17%. Voor alle middelgrote ondernemingen samen wordt de jaarlijkse schade van criminaliteit van buitenaf in dit onderzoek geschat op ruim een half miljard gulden.

Begin 2002 is in opdracht van de ministeries van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door NIPO Consult in samenwerking met onder-zoeks- en adviesbureau E&E een nulmeting verricht van de Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI). In totaal zijn ruim 5000 bedrijven en instellingen uit 11 secto-ren in het bedrijfsleven en de publieke sfeer telefonisch ondervraagd over de criminaliteits- en veiligheidssituatie gedurende de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek.

De helft (51%) van de bedrijven en instellingen is geconfronteerd geweest met criminaliteit. Naar schatting gaat het om 5 miljoen gepleegde delicten. Bijna een kwart van de bedrijven en instellingen is meervoudig slachtoffer en is dus getrof-fen door meer dan één soort criminaliteit. Desondanks wordt criminaliteit maar door 7% van de bedrijven en instellingen als een ernstig probleem gezien. Ruim een kwart beschouwt het enigszins als een probleem en voor tweederde van de bedrijven en instellingen speelt criminaliteit geen rol van betekenis (zie staat 3.1).

Bijna een op de vijf vestigingen wordt getroffen door diefstal en door vernieling. Ook inbraak komt relatief vaak voor (bij 15% van de bedrijven en instellingen). Door de hoge frequentie waarmee diefstal bij de getroffen vestigingen voorkomt, Staat 3.1 Voorkomen criminaliteit per sector

% bedrijven en % bedrijven en

instellingen instellingen dat

getroffen door criminaliteit als

criminaliteit probleem ervaart

landbouw 33 26 industrie 43 29 bouwnijverheid 47 23 detailhandel 67 53 groothandel 51 28 horeca 59 34

vervoer, opslag en communicatie 53 35

financiële en zakelijke dienstverlening 43 22

openbaar bestuur en onderwijs 75 49

gezondheid- en welzijnszorg 60 45

cultuur, recreatie en overige dienstverlening 47 29

totaal 51 34

wordt het totaal aantal diefstaldelicten geschat op 2 miljoen (zie tabel 3.8 in bijlage 4).

Directe schade door inbraak en diefstal vormen de belangrijkste schadeposten voor bedrijven en instellingen. De totale schade op jaarbasis door criminaliteit wordt geschat op 1,3 miljard euro, waarvan inbraak en diefstal ongeveer tweederde voor hun rekening nemen (zie staat 3.2).

Het percentage bedrijven en instellingen dat aangifte doet op het politiebureau verschilt per delict. Inbraak (42%) en diefstal (31%) worden het vaakst aangege-ven. Computercriminaliteit daarentegen nauwelijks (zie staat 3.3).

De belangrijkste reden om van aangifte af te zien is het gevoel dat er niets mee gedaan wordt. Vaak wordt geen aangifte gedaan omdat het probleem zelf is aangepakt of omdat de verzekering de schade dekt. Ook tijdgebrek of de geringe omvang van de schade zijn redenen om geen aangifte te doen.

De helft van de bedrijven en instellingen die criminaliteit melden bij de politie is (zeer) tevreden over de wijze van afhandeling door de politie. De andere helft is echter niet tevreden over de werkwijze van de politie. Met name de (schijnbaar) passieve houding van de politie en het uitblijven van zichtbaar resultaat neigt tot ontevredenheid.

Kerngegevens per sector

De bedrijven en instellingen in de sector landbouw, jacht, bosbouw en visserij worden het minst getroffen door criminaliteit. Eenderde (33%) van de bedrijven heeft te maken gehad met een of andere vorm van criminaliteit. Geschat wordt dat het gaat om bijna 150.000 delicten met een schadepost van 60 miljoen euro. Het meest komt vernieling voor, waarbij het in meer dan de helft van de gevallen om vernieling van transportmiddelen gaat.

In de sector industrie hebben twee op de vijf bedrijven (43%) te maken met Staat 3.2 Schatting van schade per delict voor alle bedrijven en

instellingen in miljoen euro

schatting totale schade per delict voor alle bedrijven

directe schade en instellingen

inbraak 340 400 diefstal 345 405 vernieling 140 160 fraude 140 178 computercriminaliteit 26 53 geweldsdelicten 6 10 overige criminaliteit 47 82 totaal 1.044 1.288 Bron: NIPO, 2002

criminaliteit. Het gaat daarbij om 200.000 delicten met een geschatte schade van rond 100 miljoen euro. Fraude komt met 64.000 keer het meest voor.

In de sector bouwnijverheid is bijna de helft (47%) van de bedrijven slachtoffer van criminaliteit. De naar schatting 200.000 delicten vertegenwoordigen een schadebedrag van 130 miljoen euro. Hier is diefstal het meest voorkomende delict.

De criminaliteitsproblematiek in de sector detailhandel en autoreparatie is groot. Tweederde (67%) van de bedrijven is slachtoffer van criminaliteit. Naar schatting worden ruim 3 miljoen delicten gepleegd, met een totale schade van 420 miljoen euro. Ook hier komt diefstal het vaakst voor. Bijna de helft (44%) van de detailhandel heeft hiermee te maken. De geleden schade door diefstal bedraagt circa 200 miljoen euro.

De helft (51%) van de bedrijven in de sector groothandel heeft te maken met criminaliteit. Het totaal aantal delicten wordt geschat op ongeveer 300.000. De totale schade bedraagt ruwweg 125 miljoen euro. Fraude komt, vergeleken met andere sectoren, bij een aanzienlijk aantal bedrijven voor (15%). Daarentegen blijft de schade door fraude in deze sector beperkt tot enkele miljoenen euro’s. Inbraken, die voorkomen bij bijna een vijfde (19%) van de bedrijven, vormen de grootste schadepost.

Ruim de helft (59%) van de bedrijven in de sector horeca wordt geconfronteerd met criminaliteit. Jaarlijks worden naar schatting 290.000 delicten gepleegd met een schadepost van 50 miljoen euro. Vernieling is een veelvoorkomend delict in horecagelegenheden. Meer dan een kwart (28%) van de ondernemingen is hiervan slachtoffer. In twee op de vijf gevallen wordt een klant verdacht van de vernieling. Bijna een op de vijf bedrijven (17%) heeft te maken met criminaliteit die tegen gasten of bezoekers is gericht. Het gaat dan voornamelijk om inbraak in auto’s van gasten (18%), beroving (16%), diefstal van bezittingen (15%) en Staat 3.3 Aangifte en melding van criminaliteit

% getroffen % getroffen

bedrijven en bedrijven en

instellingen schatting instellingen

dat het delict aantal % delicten dat aangifte

meldt bij de meldingen dat wordt doet op het

politie x 1.000 gemeld politiebureau

inbraak 85 175 76 42 diefstal 57 300 14 31 vernieling 43 151 28 20 fraude 20 46 14 10 computercriminaliteit 2 2 geweldsdelicten 50 67 15 22 overige criminaliteit 38 41 6 14 Bron: NIPO, 2002

mishandeling (14%). De vermoedelijk dader is meestal een ander gast of bezoeker.

Meer dan de helft (53%) van de bedrijven in de sector vervoer, opslag en commu-nicatie is slachtoffer van criminaliteit. Het gaat om ruim 190.000 delicten met een schadebedrag van 60 miljoen euro. Bedrijven in deze sector hebben relatief vaak te maken met vernieling aan transportmiddelen (18%). Met name tram- en taxibedrijven zijn hiervan slachtoffer (32% van de bedrijven binnen deze branche).

Communicatiebedrijven worden relatief meer, en goederenwegvervoerbedrijven relatief minder getroffen door diefstal.

Twee op de vijf (43%) bedrijven in de sector financiële en zakelijke dienstverle-ning is slachtoffer van enige vorm van criminaliteit. Het gaat om ongeveer 500.000 delicten op jaarbasis, met een totaal geschat schadebedrag van 140 miljoen euro. Financiële en zakelijke dienstverleners zijn minder vaak slachtoffer van inbraak en diefstal. Maar computercriminaliteit komt in deze sector relatief vaak voor (21% van de bedrijven). De hiermee gemoeide schade bedraagt ongeveer 20 miljoen euro. Bijna een kwart van de met computercriminaliteit geconfronteerde bedrijven heeft te maken met inbraak in of misbruik van gegevensbestanden. Overigens maken maar weinig bedrijven die hiervan slacht-offer zijn melding bij de politie.

Instellingen in de sector openbaar bestuur en onderwijs worden het vaakst getroffen door criminaliteit. Driekwart (75%) van deze instellingen is slachtoffer van een delict. In totaal gaat het om 120.000 delicten met een schade van 60 miljoen euro. Vernielingen komen het meest frequent voor: bij 62% van de onderwijsinstellingen en bij 43% van de openbaar bestuursinstellingen. Ook geweldsdelicten komen relatief vaak voor. Bij ruim een kwart van de onderwijs-instellingen is de dader een leerling.

Instellingen in de sector gezondheid- en welzijnszorg hebben meer dan gemid-deld (60%)te maken met één of meerdere vormen van criminaliteit. In totaal worden 220.000 delicten gepleegd, die leiden tot een geschatte schade van ruim 60 miljoen euro. Net als bij openbaar bestuur- en onderwijsinstellingen komen met name vernielingen (28%) en geweldsdelicten (15%) relatief vaak voor. Meer dan de helft van de geweldsdelicten (53%) wordt veroorzaakt door patiënten en/of cliënten.

Bijna de helft (47%) van de organisaties in de sector cultuur, recreatie en overige dienstverlening heeft te maken gehad met criminaliteit tegen de vestiging. Op jaarbasis gaat het om 180.000 delicten. De daarbij aangebrachte schade bedraagt ongeveer 80 miljoen euro. Inbraak en diefstal nemen hiervan het grootste deel voor hun rekening.

Interne criminaliteit

Bedrijven kunnen ook te maken krijgen met ‘interne criminaliteit’, dat wil zeggen gepleegd door eigen personeel. Uit een indicatief onderzoek in de detail-handel, de distributiebranche en de ziekenhuissector (DPJS, 1998b) blijkt dat dit verschijnsel moeilijk exact valt af te bakenen in normoverschrijdend (laakbaar)

gedrag en crimineel gedrag (een ‘grijs’ en een ‘zwart’ gebied). Er is geen eendui-digheid van definities. Bovendien is het – voor zover dergelijke voorvallen al worden opgemerkt – niet altijd duidelijk of deze zijn gepleegd door het eigen personeel of door daders van buiten, en of schade met opzet is veroorzaakt. Ofwel: als ergens het dark number groot is, dan is het wel bij interne criminali-teit. Hoewel een exact beeld van de aard en de omvang dus moeilijk valt te geven, lijkt sprake van een groeiend probleem.

Een indicatie is het volgende: in de al genoemde SEB meldde 11% van alle vesti-gingen dat zij in 1988 te maken hadden met een of andere vorm van interne criminaliteit. In de horeca was dit aandeel bijna het dubbele. Ook in de detail-handel-food kwam dit verschijnsel relatief vaak voor (15%). Evenals bij externe criminaliteit neemt slachtofferschap van interne criminaliteit in het algemeen toe met de grootte van de vestiging, en is er geen duidelijke samenhang met regio en grote steden versus de rest van het land. Het merendeel van de interne criminaliteit had betrekking op het zich illegaal toe-eigenen van goederen (6%). Daarnaast had 3% last van vervreemding van geld of waardepapieren (inclusief fraude). Deze vorm komt relatief vaak voor bij zeer kleine en kleinere vestigin-gen. Vernieling/sabotage en bedrijfsspionage kwamen met telkens 1% van de vestigingen relatief weinig voor; de laatste vorm opnieuw vooral bij kleinere vestigingen.

Uit de reeds genoemde onderzoeken van de Stichting TrendMeter (1998 en 2000) blijkt dat ruim de helft van alle middelgrote ondernemingen de laatste drie jaar te maken heeft gehad met criminaliteit gepleegd door eigen werknemers. Diefstal van goederen en geld komt het meest voor. Detailhandel en horeca worden ook volgens dit onderzoek vaak slachtoffer van criminaliteit van eigen medewerkers. Naar schatting levert deze interne criminaliteit voor alle middel-grote ondernemingen een jaarlijkse totale schadepost op van 200 à 250 miljoen gulden.

In document Inleiding W. van der Heide (pagina 49-55)