• No results found

4. Methodologisch kader

4.4 Operationalisatie

Het uitganspunt voor de operationalisering vormt de theorie van Kaats en Opheij (2012) vanuit het bedrijfskundig perspectief. Kaats en Opheij hebben hun factoren anders gestructureerd dan in dit onderzoek gebeurt, hun model biedt echter wel theoretische

ondersteuning voor de kwaliteitsfactoren die in dit onderzoek worden meegenomen. De verdere ondersteuning van de factoren is afkomstig uit het werk van: Granovetter (1985), Koppenjan, Ringeling & Te Velde (1987), Mijs (1989), Bressers (1993), Ostrom (1998), Peterson (2003), Brass et al. (2004), Boonstra (2007), Oerlemans & Kenis (2007), Schruijer & Vansina (2007), Van de Loo (2007), Klijn & Twist (2007), Klijn (2009) en Klijn et al. (2010).

Om te kunnen onderzoeken wat de invloed van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele is dient er eerst een heldere definitie van deze laatste te worden geformuleerd. De afhankelijke variabele ‘kwaliteit van de samenwerking’ bestaat uit twee begrippen die afzonderlijk geoperationaliseerd worden in het licht van dit onderzoek.

Met ‘samenwerking’ wordt gedoeld op de samenwerking die plaatsvindt bínnen de stedelijke cultuurregio Arnhem Nijmegen, waar zowel Provincie Gelderland, gemeente Arnhem, gemeente Nijmegen, CNA en CNN deel van zijn. ‘Kwaliteit’ is in deze context te definiëren als de mate van succes waarin het samenwerken verloopt (Boonstra, 2007). In tabel 3 is de volledige definitie uitgeschreven.

Aan de hand van de tien onafhankelijke variabelen die bijdragen aan de kwaliteit van de samenwerking wordt er gekeken welke factoren in welke mate aanwezig zijn. Wanneer er veel vertrouwen aanwezig is leidt dit bijvoorbeeld tot een kwalitatief betere samenwerking. Uit het literatuuronderzoek is naar voren gekomen dat ‘externe druk’ hier een uitzondering op vormt. Het meest gunstig voor de kwaliteit van samenwerking is namelijk wanneer er in ‘beperkte mate’ sprake is van externe druk.

Op basis van de operationalisering is de interviewguide opgesteld, deze bevindt zich in bijlage I. In de laatste kolommen van tabel 3 en tabel 4 is zichtbaar door welke vragen uit de interviewguide de afhankelijke en onafhankelijke variabelen gemeten worden.

Tabel 3: Operationalisatie afhankelijke variabele

Afhankelijke variabele Definitie Mate aanwezigheid:

Kwaliteit van samenwerking De mate van succes van de samenwerking binnen stedelijke cultuurregio Arnhem Nijmegen, met als deelnemende partijen gemeente Arnhem, gemeente Nijmegen, provincie Gelderland, CNA en CNN.

De mate waarin de

samenwerking als succesvol wordt beschouwd

Tabel 4: Operationalisatie onafhankelijke variabelen

Onafhankelijke variabelen

Kwaliteitsfactoren Factor aanwezig indien:

Helderheid regels en afspraken

-Heldere contract- en aanbestedingsregels (Klijn & Twist, 2007, pl. 159).

-Duidelijk geformuleerde probleemstelling en projecteisen (Klijn & Twist, 2007, pl. 159; (Boonstra, 2007, p. 28)).

- Goede regels voor interactie (Klijn, 2009, p. 27) -Specificaties van doelen gedefinieerd (Klijn, 2009, p. 27)

-Formuleren van heldere, ondubbelzinnige en realistische doelstellingen (Boonstra, 2007, p. 28) -Expliciteren van visies, motieven en risicopercepties (Boonstra, 2007, p. 28)

-Helderheid over gewenste bijdragen (Boonstra, 2007, p. 28)

-Hygiëne in afspraken (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

-Helderheid probleemdefinities en doelen (Schruijer & Vansina, 2007, p. 214)

Er heldere regels en/of afspraken zijn op het gebied van:

-contracten -probleemstelling -projecteisen -doelstellingen -visies -motieven -risicopercepties (Interviewguide vraag 1, 2) Verbondenheid ambities en doelen

-Verbonden ambities en doelen (Klijn, 2009, p. 27; Bressers, 1993, p. 312).

-Mate van gedeeldheid (ambities) (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

-Aantrekkingskracht (betekenis en waarde ambitie (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

-Samenwerkingsstrategie (bijdrage ambitie) (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

-Betrekken van alle relevante partijen bij

probleemanalyse en ambitieformulering (Boonstra, 2007, p. 29)

-Hebben van een gezamenlijk doel (Boonstra, 2007, p. 11)

- Bereiken van collectieve doelen (Brass et al., 2004, p. 802)

- de ambities en doelen met elkaar verbonden óf hetzelfde zijn - er een samenwerkingsstrategie is die bijdraagt aan de ambitie - alle relevante partijen betrokken worden bij probleemanalyse en ambitieformulering

(Interviewguide vraag 3)

Wederzijds toegevoegde waarde

-Wederzijds toegevoegde waarde (financieel of materieel) (Klijn, 2009, p. 27)

-Informatieverdeling (Bressers, 1993, p. 313) -Leren (Brass et al., 2004, p. 802)

- Verwerven van middelen, verminderen van onzekerheid, verbeteren van legitimiteit (Brass et al., 2004, p. 802)

-Kostenvoordelen (Kaats & Opheij (2012, p. 29) -Kennisontwikkeling (Kaats & Opheij (2012, p. 29) -Waardecreatie (beide partners) (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

- Wederkerigheid (Boonstra, 2007, p. 18) - Gezamenlijke risico’s, kosten en opbrengsten (Boonstra, 2007, p. 11)

- Economische ruilrelaties (Oerlemans & Kenis, 2007, p. 37)

- Alle partijen leveren meerwaarde op (Van de Loo, 2007, p. 219)

Er sprake is van wederzijds

toegevoegde waarde in (een van) de volgende vormen: -financieel -materieel -kennis -waarde (Interviewguide vraag 4)

Interdependentie -Interdependentie (Klijn & Koppenjan, 2000, p. 138) -Marktontwikkeling en – positie (Kaats & Opheij (2012, p. 29)

- Interafhankelijkheid (Schruijer en Vansina, 2007, p. 214)

-Bijeenbrengen relevante partijen (Schruijer & Vansina, 2007, p. 212- 213)

-Wil (Schruijer & Vansina, 2007, p. 214) -Bewust delen van onzekerheden en angsten om afhankelijkheid te verliezen (Boonstra, 2007, p. 29) -Gezamenlijke besluitvorming (Boonstra, 2007, p. 11)

De partijen afhankelijk van elkaar zijn

(Interviewguide vraag 5, 6)

Gelijkwaardigheid -Machtsverhoudingen (Bressers, 1993, p. 313)

-Gelijkwaardigheid (Peterson, 2003, p. 1; Klijn & Koppenjan, 2000, p. 135).

-Gelijkheid (Brass et al., 2004, p. 804)

-Verbindend leiderschap (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

-Draagvlak (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

- de partijen gelijkwaardig aan elkaar zijn

- de leider niet overheerst

(Interviewguide vraag 7, 8)

Vertrouwen -Vertrouwen (Klijn et al., 2010, p. 210; Brass et al., 2004, p. 802; Kaats & Opheij, 2012, p. 449- 453, Schruijer & Vansina, 2007, p. 214; Boonstra, 2007, p. 18)

-Investeren in vertrouwens-ontwikkeling (Boonstra, 2007, p. 28)

-Historisch perspectief (Van de Loo, 2007, p. 220)

Er sprake is van vertrouwen

(Interviewguide vraag 9)

Communicatie kwaliteit

-Mate van consensus (Koppenjan, 2006, p. 86) -Beleidsstijl meer een stijl van overleg dan van opleggen Koppenjan, Ringeling & Te Velde (1987, p. 245-250)

-Bewust investeren in samenwerkingsvaardigheid en relatiemanagement (Boonstra, 2007, p. 28)

-Bespreken van samenwerkingsproblemen om daarvan te leren (Boonstra, 2007, p. 28)

-Intensieve uitwisseling van informatie over voortgang en behaalde successen (Boonstra, 2007, p. 28)

-Onderhandelingsruimte en – bereidheid (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

-Kwaliteit van dialoog (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

-Kwaliteit groepsprocessen (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

-Daadkracht (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453) -Constructief en creatief om kunnen gaan met verschillen (Schruijer & Vansina, 2007, p. 214) -Vermogen verschillen/conflicten te articuleren (Boonstra, 2007, p. 18)

-Effectieve en gezonde samenwerking (Van de Loo, 2007, p. 226)

-er ruimte is voor de dialoog -er gestreefd wordt naar consensus - er geïnvesteerd wordt in de kwantiteit en kwaliteit van de communicatie

(Interviewguide vraag 10, 11)

Proces- management

-Aandacht voor procesmanagement (Boonstra, 2007, p. 28)

-Tijd nemen om te manoeuvreren naar interessante uitkomsten (Boonstra, 2007, p. 28)

-Evalueren van de samenwerkingsrelaties en investeren in verbetering (Boonstra, 2007, p. 28)

-Fasering en timing (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

Er aandacht besteed wordt aan procesmanagement door: -fasering en timing -effectiviteit

-Balans tussen inhoud en proces (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

- Rolverdeling en procesregie (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

-Proceskwaliteit en effectiviteit (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

-Effectiviteit (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453) -Evalueren van allianties (Boonstra, 2007, p. 12) -Reflecteren op samenwerkingsrelaties om daarvan te leren (Boonstra, 2007, p. 29)

-Inrichten van leerprocessen om te leren van de wijze van samenwerking (Boonstra, 2007, p. 29)

-Experimenteren en daarop reflecteren om ervan te leren (Boonstra, 2007, p. 29)

-Reflecteren op processen (Schruijer en Vansina, 2007,

p. 214) (Interviewguide vraag 12, 13)

Externe druk - Externe druk (Kaats & Opheij, 2012, p. 29) - Vrij krachtige externe impulsen (Mijs, 1989, p. 54)

Er in beperkte mate sprake is van externe druk

(Interviewguide vraag 14, 15)

Persoonlijke relaties

-Normen en waarden van verschillend actoren spelen een dominante rol (Klijn & Koppenjan, 2000, p. 135) - Sociale relatie (Granovetter, 1985, p. 492,493) - Dezelfde normen (Ostrom, 1998)

- Persoonlijke overtuigingen en drijfveren (Kaats & Opheij, 2012, p. 29)

-Persoonlijke betekenis (ambitie voor sleutelspelers) (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

-Oprechte interesse (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

-Vermogen tot verbinden (Kaats & Opheij (2012), p. 449- 453)

-Verdraagzaamheid (Boonstra, 2007, p. 18) -Sociale weefsel (Van de Loo, 2007, p. 226) -Aandacht voor continuïteit in persoonlijke relaties (Boonstra, 2007, p. 29)

- Veel gedrag is onbewust bepaald (Van de Loo, 2007, p. 220)

Als een van de volgende factoren een rol speelt:

-persoonlijke relaties -eigenschappen -drijfveren -normen -waarden (Interviewguide vraag 16, 17)