• No results found

Ontvoeringen vanuit Nederland naar het buitenland (uitgaande zaken)

In document VU Research Portal (pagina 177-184)

toepassing van andere internationaal rechtelijke

7.2.3 Ontvoeringen vanuit Nederland naar het buitenland (uitgaande zaken)

Aantallen uitgaande ontvoeringszaken

Jaar Aantal Aantal zaken met niet-Verdragsstaten56

’00 3757 - ’01 4458 - ’02 6059 10 (16%) ’03 7160 15 (21%) ’04 7961 18 (23%) ’05 7562 26 (35%) ’06 9563 22 (23%) ’07 7464 14 (19%) ’08 8665 24 (28%) ’09 10366 18 (17%) ’10 9667 15 (16%) ’11 9468 11 (12%) ’12 9969 26 (26%) ’13 10570 2071 (19%) ’14 6872 1073 (15%)

56 De cijfers wijken enigszins af van Statistiek 2008, bijlage bij Kamerstukken II 2008/09, 30 072, nr. 25, p. 1-3: 2002 (11), 2003 (14); 2004 (17); 2006 (19).

57 Jaarboek PJS 2001, p. 165-169.

58 Questionnaire on the enforcement of return orders under the 1980 Hague Convention and of access/

contact orders, Response by the delegation of the Netherlands, IV. Statistical Information, p. 9, 10.

59 60 zaken volgens Kamerstukken II 2004/05, 30 072, nr. 1 bijlage 1 p. 9 en 58 zaken volgens p. 8. 60 71 zaken volgens Kamerstukken II 2004/05, 30 072, nr. 1 bijlage 1 p. 9 en 70 zaken volgens p. 8. Statistiek 2008, bijlage bij Kamerstukken II 2008/09, 30 072, nr. 25, p. 1-3, vermeldt slechts 69 zaken.

61 79 zaken volgens Kamerstukken II 2004/05, 30 072, nr. 1 bijlage 1 p. 9 en 76 zaken volgens p. 8. Ik ben uitgegaan van de gegevens van pagina 9, omdat daarin is gespecificeerd welke landen het betreft. Het zijn volgens Statistiek 2008, bijlage bij Kamerstukken II 2008/09, 30 072, nr. 25, p. 1-3, 77 zaken.

62 74 volgens Statistiek 2008, bijlage bij Kamerstukken II 2008/09, 30 072, nr. 25, p. 1-3. 63 89 volgens Statistiek 2008, bijlage bij Kamerstukken II 2008/09, 30 072, nr. 25, p. 1-3. 64 Kamerstukken II 2007/08, 30 072, nr. 13, p. 1-3.

65 Kamerstukken II 2008/09, 30 072, nr. 25, p. 1-3 en bijlage. 66 Kamerstukken II 2010/11, 30 072, nr. 27, p. 1-15. 67 Kamerstukken II 2010/11, 30 072, nr. 27, p. 1-15.

68 Kamerstukken II 2011/12, 30 072, nr. 28, p. 1-3, incl. bijlage. 87 uitgaande zaken volgens p. 1 en de eerste pagina van de bijlage. Bij de uitsplitsing naar landen 83 (kennelijk door de CA abusievelijk opgeteld tot 82) uitgaande teruggeleidingsverzoeken naar Verdragslanden en 11 naar niet-Verdragslanden, derhalve een totaal van 94.

69 Kamerstukken II 2012/13, 30 072, nr. 29, p. 1-3, incl. bijlage (2012). 70 Jaarrapportage 2013, p. 3.

71 Dit betreft 20 zaken op een aantal van 113 uitgaande zaken waarin naast de 105 ontvoeringszaken de acht uitgaande omgangszaken van 2013 zijn meegenomen. In de Jaarrapportage 2013 (p. 3, 4) is dit niet verder uitgesplitst. Als er derhalve uitgaande omgangszaken met niet-Verdragsstaten waren, moet dit aantal (evenals het percentage) naar beneden worden bijgesteld.

72 Rapport Centrale autoriteit 2015.

73 Dit betreft 10 zaken op een aantal van 82 zaken, namelijk inclusief 14 uitgaande omgangszaken. Dit is, evenals voor 2013, niet uitgesplitst. Rapport Centrale autoriteit 2015.

161 Uit de bovenstaande tabel blijkt, dat het aantal meldingen van ontvoeringen bij de CA vanuit Nederland naar het buitenland (uitgaande zaken) vanaf het begin van deze eeuw is toegenomen. In verreweg de meeste zaken betreft het ontvoeringen naar Staten die partij zijn bij het HKOV. Het percentage ontvoeringen naar niet-Verdragsstaten fluctueert. Gemiddeld betreft het jaarlijks ongeveer ruim een vijfde (21%) van de teruggeleidingsverzoeken.

In 2000 was in bijna de helft van de 37 zaken sprake van ontvoeringen naar een ander Europees land. Daarnaast werden verzoeken voornamelijk aan de Verenigde Staten en Canada gericht (meer dan 20%).74 Ook in de periode 2002-2004 werden kinderen in verreweg de meeste gevallen naar Verdragslanden ontvoerd en in nog geen kwart van de zaken naar niet-Verdragslanden.75 Het aantal gemelde ontvoeringen naar niet-Verdragslanden, lijkt in 2005 zowel in absolute als relatieve zin (26 zaken, 35%) aanzienlijk te zijn toegenomen. Het betrof ontvoeringen naar: de Antillen (3), Cuba (1), Dubai (1), Egypte (5), Irak (1), India (1), Libië (1), Marokko (6), Rusland (3), Syrië (2), Suriname (2).76 Daarvan ging het in 16 zaken (21%) om een ontvoering naar ‘Arabische staten’. Dit moet echter in die zin worden genuanceerd, dat van de zes Marokkaanse zaken en vijf Egyptische zaken, uiteindelijk maar zes verzoeken werden doorgeleid naar het ministerie van Buitenlandse zaken. Daarmee komt het aantal ‘echte’ zaken met niet-Verdragslanden met een islamitisch familierecht voor 2005 op elf uit.77

In latere jaren laat het percentage ontvoeringen naar niet-Verdragsstaten, met uitzondering van 2008, een dalende lijn zien. In 2012 is het toegenomen, waarop het in 2013 en 2014 weer iets afgenomen is (zie tabel).

In de periode 2002 t/m 201278 blijkt, dat de meeste uitgaande ontvoeringen vanuit Nederland naar de volgende Verdragsstaten gingen: Duitsland (77); Turkije (76);79 België (72); Engeland (61); Frankrijk (60); de Verenigde Staten (46); en Spanje (45).

74 Jaarboek PJS 2001, p. 168.

75 Berekend aan de hand van de cijfers uit Kamerstukken II 2004/05, 30 072, nr. 1.

76 Op internationale ontvoeringen naar de Nederlandse Antillen was het Haags Kinderontvoeringsverdrag niet van toepassing, omdat het interne ontvoeringen betreft; namelijk ontvoeringen die vallen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Zie Hof Leeuwarden 1 april 1998, http://www.clara-wichmann.nl/jurisprudentie/tekst/jur/99030170-jur.asp. Indien deze zaken buiten beschouwing worden gelaten, gaat het om 23 ontvoeringen naar niet-Verdragslanden (32%).

77 Kamerstukken II 2005/06, 30 072, nr. 10, p. 6, 8.

78 Cijfers gebaseerd op Kamerstukken II 2012/13, 30 072, nr. 29, p. 1-3, incl. bijlage (2012). Ten aanzien van 2013 en 2014 is niet gepubliceerd naar welke landen de ontvoeringen plaatsvonden.

79 Hoewel er met Turkije jaarlijks, met uitzondering van 2004, 3 tot 8 zaken waren, springt 2010 met maar liefst 17 zaken erg in het oog. In 2011 en 2012 waren er respectievelijk 12 en 10 ontvoeringen naar Turkije.

162

Zij worden op enige afstand gevolgd door Polen (23) en Thailand (18).80 Voor ontvoeringen naar niet-Verdragsstaten in deze periode geldt, dat verreweg in de meeste zaken kinderen werden ontvoerd naar Marokko (33),81 gevolgd door Irak (25),82 Suriname (20) en Egypte (19).83 Zoals hierboven is aangegeven, wordt jaarlijks gemiddeld minder dan een kwart van de kinderen (ongeveer 21%) ontvoerd naar een niet-Verdragsstaat. Daarvan betrof een aanzienlijk aantal zaken, ontvoeringen naar Marokko. Sinds 1 juni 2010 is het HKOV echter ook op ontvoeringen tussen Nederland en Marokko van toepassing, omdat de toetreding van Marokko door Nederland is geaccepteerd.84 Wellicht zal, door de toename van het aantal Verdragsstaten – inmiddels is ook Irak Verdragsstaat – het percentage ontvoeringen naar niet-Verdragsstaten in de toekomst (verder) dalen.

Geconcludeerd kan worden, dat het aantal bij de CA gemelde ontvoeringen vanuit Nederland naar het buitenland in de periode 2000-2013 aanzienlijk is toegenomen. In 2000 werden 37 teruggeleidingsverzoeken geregistreerd, terwijl het aantal zaken in 2013 is opgelopen tot 105. In 2014 is het aantal echter weer aanzienlijk gedaald. Duidelijk is tevens, dat het overgrote deel daarvan ontvoeringen naar Verdragsstaten betreft. Het belang van het kind moet dus ook in uitgaande zaken hoofdzakelijk worden gediend door middel van de toepassing van het HKOV.

Aantal en leeftijd van de kinderen

Ten aanzien van de leeftijd van de kinderen heb ik alleen de beschikking over gegevens van de CA uit 2003. Bij de 71 zaken uit 2003 waren 100 kinderen betrokken. Daarvan waren negen kinderen twaalf jaar of ouder85 (dat wil zeggen 91% was jonger dan twaalf 80 Met overige Verdragslanden waren er minder dan 15 zaken in deze periode. Zie Kamerstukken

II 2012/13, 30 072, nr. 29, p. 1-3, incl. bijlage (2012). De Staten waarnaar in totaal de meeste

kinderen zijn ontvoerd, zijn ook de Staten die doorgaans in de afzonderlijke jaren het hoogst scoren. Zie bijvoorbeeld 2002: Duitsland (6), Engeland (5), Frankrijk, Spanje, Verenigde Staten (ieder 4); 2003: Duitsland, Engeland (ieder 9), Spanje (7), Verenigde Staten (4); 2004: Verenigde Staten (9); Engeland (6), België, Duitsland, Frankrijk (ieder 5), Spanje (4); 2005: Frankrijk (8); Verenigde Staten (6), Spanje (5) en Engeland (4) (Kamerstukken II 2004/05, 30 072, nr. 1 bijlage 1 p. 9.); 2006: Frankrijk (9), België (8), Duitsland (5), Spanje (5), Schotland, Thailand, Turkije (ieder 4). Uit onderzoek van Oost in de periode van 1977-1983 blijkt dat van de 81 door hem onderzochte zaken de meeste ontvoeringen plaatsvonden naar West-Duitsland (8); Groot-Brittannië (6); Frankrijk (6); Italië (13); Spanje, Turkije en de Verenigde Staten (ieder 5). Oost 1984, p. 22-24. Dit betreft dus grotendeels dezelfde landen als enkele jaren later.

81 Hierbij zijn de twee zaken uit 2010, vier zaken uit 2011 en twee zaken uit 2012 toen Marokko Verdragsstaat was geworden, opgeteld.

82 Irak is sinds 1 juni 2014 Verdragsstaat. http://www.hcch.net.

83 Elf ontvoeringen (waarvan 1 ontvoering in 2012) gingen naar Rusland. Rusland is sinds 1 oktober 2011 Verdragsstaat. Met de Antillen waren er acht en met Pakistan waren er zeven en met Indonesië en Tunesië ieder zes zaken. Met overige Staten betrof het minder dan zes zaken. Opvallend is, dat er met Marokko geen zaken waren in 2009. Met Egypte waren er geen zaken in 2007 t/m 2009 en niet in 2011. Met Irak niet in 2005 en 2007. Deze landen scoren dus niet onverminderd hoog.

84 http:// www.hcch.net.

163 jaar). 77% was nog geen tien jaar en van het totale aantal ontvoerde kinderen was 53% zes jaar of jonger.86 Uit cijfers van latere jaren blijkt dat er, vergelijkbaar met inkomende zaken, gemiddeld ongeveer 1,4 kinderen bij een zaak betrokken zijn.87

De ontvoerder en het resultaat van het teruggeleidingsverzoek

Wat betreft de vraag wie ontvoert, blijkt uit gegevens met betrekking tot 2000, 2002 en 2003 het volgende. In 2000 werd van de 37 zaken in 54% het teruggeleidingsverzoek gedaan door de vader en in 43% door de moeder. Dit betekent, ervan uitgaande dat nauwelijks of geen sprake was van ontvoering door derden c.q. beide ouders, dat meer moeders dan vaders ontvoerden.88 In 2002 werden kinderen ontvoerd door 34 moeders (57%), 22 vaders (37%) en vier keer door een derde (6%).89 Voor 2003 geldt, dat in 23 van de 71 gevallen (32%) de vader90 degene was die de kinderen ontvoerde, tegenover 44 keer de moeder (62%) of een derde (4 zaken = 6%).91

86 Eigen dossieronderzoek bij de CA. De leeftijden van de kinderen in uitgaande zaken waren in 2003 soortgelijk als in inkomende zaken. De CA heeft de afgelopen jaren geen cijfers ten aanzien van de leeftijd van de betrokken kinderen gepubliceerd. Het Centrum IKO registreerde in 2010 77 uitgaande ontvoeringszaken (62 naar een Verdragsland, 15 naar een niet-Verdragsland). Daarbij waren in 14 zaken (mede) kinderen van 12 jaar of ouder betrokken (18% van de zaken). Berekening gebaseerd op Jaarverslag 2010, p. 34-38. Ook uit latere jaarverslagen blijkt, dat het veelal jonge kinderen betreft.

87 Bijvoorbeeld in 2005 75 zaken, 105 kinderen (Kamerstukken II 2005/06, 30 072, nr. 10, p. 7, 8.); in 2008 119 kinderen in 86 zaken (Kamerstukken II 2008/09, 30 072, nr. 25, p. 1-3 en de bijbehorende bijlage statistiek internationale kinderontvoering 2008). In 2009 en 2010 ging het, inclusief internationale omgangszaken (de cijfers zijn helaas niet uitgesplitst), om respectievelijk 173 kinderen in 124 zaken en 155 kinderen in 111 zaken (Kamerstukken II 2010/11, 30 072, nr. 27, p. 1-15). In 2012 waren er 151 kinderen bij 99 zaken betrokken (Kamerstukken II 2012/13, 30 072, nr. 29, p. 1-3, incl. bijlage (2012). In 2013 waren bij 167 inkomende en uitgaande omgangs- en ontvoeringszaken 248 kinderen betrokken (dit is niet verder uitgesplitst). Jaarrapportage 2013, p. 3.

88 Jaarboek PJS 2001, p. 166.

89 IKO-statistiek 2002 (ongepubliceerd). Hieronder vallen wellicht tevens enkele HKV 1961 zaken.

90 Bij één van de 23 zaken waren twee vaders betrokken. In die zaak werden drie kinderen ontvoerd van dezelfde moeder, waarvan twee kinderen dezelfde vader hadden en het derde kind een andere vader had. De vaders vertrokken gezamenlijk met de kinderen naar het buitenland.

91 Gegevens verzameld tijdens mijn stage bij de Nederlandse CA in het kader van het onderzoek van Lowe e.a. 2006c. Lowe heeft in zijn rapport deze gegevens echter niet geanalyseerd.

164

Ontvoerder periode 2005-201292

Uit de tabel blijkt dat, net als bij inkomende zaken, moeders (ongeveer twee derde) vaker ontvoeren dan vaders (ongeveer een derde). Slechts in enkele zaken worden kinderen door beide ouders of een derde c.q. derden ontvoerd.

Als men kijkt naar de nationaliteit van de ontvoerder is bekend, dat in 2003 in ten minste 43 zaken (61%)94 kinderen ontvoerd werden naar een Staat waarvan de ontvoerende ouder de nationaliteit bezat.

Ten aanzien van de 71 zaken uit 2003 heb ik aan de hand van dossieronderzoek het resultaat onderzocht. Met betrekking tot latere jaren heeft de CA enkele gegevens gepubliceerd die hierna volgen. In 2003 werden in 15 zaken (21%) kinderen naar niet-

92 Ten aanzien van 2013 is op p. 4 van de Jaarrapportage van de CA alleen vermeld, dat bij ontvoeringen van en naar Verdragslanden in 2013 in 69% van de zaken de moeder ontvoerde en van en naar niet-Verdragslanden deed zij dat in 54% van de zaken. Ten aanzien van 2014 zijn door de CA geen cijfers over het geslacht van de ontvoerder gepubliceerd.

93 Daarnaast was er één zaak waarin dit niet van toepassing was (de reden hiervoor is niet vermeld). De aantallen zijn gebaseerd op 87 teruggeleidingszaken, terwijl er volgens de tabel in 2011 dat jaar in totaal 94 zaken waren. Kamerstukken II 2011/12, 30 072, nr. 28, p. 1-3, incl. bijlage (2011). Zie voor de cijfers uit de overige jaren: Kamerstukken II 2004/05, 30 072, nr. 1, p. 8, 9 (bijlage I, 2002-2004); Kamerstukken II 2005/06, 30 072, nr. 10, p. 6-8 (2005);

Kamerstukken II 2006/07, 30 072 en 29 980, nr. 12, p. 1-6 en bijlage (Statistiek 2006); Kamerstukken II 2007/08, 30 072, nr. 13, p. 1-3 (2007); Kamerstukken II 2008/09, 30 072, nr.

25, p. 1-3 en bijlage (2008); Kamerstukken II 2010/11, 30 072, nr. 27, p. 1-15 (2009 en 2010);

Kamerstukken II 2012/13, 30 072, nr. 29, p. 1-3, incl. bijlage (2012).

94 De nationaliteit(en) was/waren niet in alle zaken geregistreerd. Daardoor ligt dit percentage vermoedelijk in werkelijkheid hoger. Cijfers gebaseerd op eigen dossieronderzoek, peildatum 30 juni 2005. Van overige jaren zijn mij geen gegevens met betrekking tot de nationaliteit bekend.

Jaar Moeder Vader Overige (derde/beide ouders)

’05 63% (47) 33% (25) 4% (3) ’06 65% (62) 30% (28) 5% (5) ’07 73% (54) 23% (17) 4% (3 beide) ’08 64% (55) 33% (28) 2% (2 beide), 1% (1 derde) ’09 65% (67) 33% (34) 2% (2 beide) ’10 63% (60) 35% (34) 2% (2 beide) ’11 71% (62) 21% (18) 6% (5 beide), 1% (1 derde)93 ’12 62% (61) 33% (33) 4% (4 beide), 1% (1 derde)

165 Verdragslanden ontvoerd. Zesmaal naar een ‘niet-arabisch land’.95 In de overige negen zaken betrof het ontvoeringen naar Egypte (3), Marokko (2), Saoedi-Arabië (1), Iran (1), Irak (1), Pakistan (1). Daarvan ging het om zes ontvoeringen door vaders en drie (Marokko, Saoedi-Arabië en Iran, allen eenmaal) door moeders. In totaal waren bij de 15 ontvoeringen naar niet-Verdragslanden zeven ontvoerende moeders en acht vaders betrokken.96 Ook cijfers van het Centrum Internationale Kinderontvoering lijken te bevestigen, dat vaders iets vaker dan moeders kinderen naar niet-Verdragslanden ontvoeren.97

De algemene veronderstelling, dat kinderen die worden ontvoerd naar een niet-Verdragsland vrijwel nooit terugkeren lijkt, althans voor wat betreft 2003, niet juist. In 2003 keerden de kinderen in zeven zaken (bijna de helft) vanuit een niet-Verdragsland terug naar Nederland.98

95 Het betroffen ontvoeringen naar: Bangladesh, Rusland, Indonesië, Ghana, Suriname en Taiwan (allen eenmaal).

96 Dat wil zeggen 47% moeders en 53% vaders.

97 Uit cijfers van het Centrum Internationale kinderontvoering uit 2008 blijkt, dat in 2008 acht ontvoeringen door moeders (38%) en dertien ontvoeringen door vaders (62%) vanuit Nederland naar een niet-Verdragsland zijn geregistreerd. Jaarverslag 2008, p. 28-30. In 2009 betrof dit tien moeders (43%) en dertien vaders (57%). Jaarverslag 2009, p. 30, 32. Dit betreft de in 2009 bij het Centrum binnengekomen zaken, dus dit is inclusief ontvoeringen uit eerdere jaren die in 2009 zijn gemeld. In 2010 zijn er vijf ontvoeringen door moeders (33%) en 10 door vaders (67%) naar een niet-Verdragsland geregistreerd. Berekening op grond van Jaarverslag 2010, p. 34-38. In 2012 16 ontvoeringen door vaders en 14 door moeders (Jaarverslag 2012, p. 17) en in 2013 waren 10 vaders en 8 moeders bij een ontvoering naar een niet-Verdragsland betrokken (berekening op grond van Jaarverslag 2013, p. 49-51). Derhalve lijkt de verhouding ontvoerende moeders/vaders als het gaat om ontvoeringen vanuit Nederland naar niet-Verdragsstaten anders te zijn dan in geval van ontvoeringen naar Verdragsstaten. Naar niet-Verdragslanden lijken meer vaders dan moeders te ontvoeren. Helaas kan uit de door de Nederlandse CA gepubliceerde gegevens niet worden afgeleid hoeveel vaders en hoeveel moeders naar niet-Verdragsstaten ontvoeren. Alleen het totale aantal vaders en moeders dat bij uitgaande zaken betrokken is (dus inclusief HKOV zaken), is bekend. 98 Vier zaken waren nog aanhangig (hetgeen vermoedelijk betekent dat de kinderen (nog) niet

waren teruggekeerd). In één zaak was de uitkomst onbekend en in twee gevallen werd de zaak na verloop van tijd gesloten, omdat degene die het teruggeleidingsverzoek had gedaan geen contact meer opnam met de CA (ook niet na herinneringsbrieven). Eenmaal ging de ouder die het teruggeleidingsverzoek had gedaan ermee akkoord dat het kind in het buitenland bleef. Daarbij bracht in één geval een vader het kind terug nadat hem bekend was, dat hij internationaal gesignaleerd stond en kon worden opgepakt; werd in één zaak de moeder in het buitenland gedetineerd en werd het kind naar Nederland teruggebracht; en werd in een ander geval een vader die voet op Nederlandse bodem zette op verzoek van de moeder gegijzeld en leidde dit uiteindelijk tot terugkeer van het kind. In vijf (willekeurig gekozen) dossiers uit het WODC onderzoek naar kinderontvoering waren zelfs in alle gevallen van ontvoering naar niet-Verdragsstaten de kinderen teruggekeerd. Verwers, Van der Knaap & Vervoorn 2006, p. 33.

166

Van het totaal van 71 zaken uit 2003, dus van de ontvoeringen vanuit Nederland naar zowel Verdrags- als niet-Verdragslanden, keerden in 29 zaken de kinderen terug (41%). De kinderen werden vrijwillig teruggebracht (14); op grond van een rechterlijk teruggeleidingsbevel (9); werden terugontvoerd (1); of met maatregelen zoals signalering, gijzeling of gevangenneming van de ontvoerende ouder werd bereikt dat het kind terugkeerde (5). Hoewel in dus meer dan de helft van de zaken van terugkeer geen sprake was, mag op basis daarvan niet worden geconcludeerd dat het Verdrag veelal niet werkt. Zo werden de ouders het er in tien gevallen (zonder rechterlijke uitspraak) over eens dat het kind niet hoefde terug te keren (in twee zaken voegde de achtergebleven ouder zich bij de ontvoerende ouder en het kind in het buitenland) (14%). Vijf dossiers zijn gesloten omdat de achtergebleven ouder geen contact meer opnam met de Nederlandse CA (7%). Acht keer werd het teruggeleidingsverzoek door de buitenlandse rechter afgewezen (11%).99 In vier zaken (6%) was het kind onvindbaar en zes zaken waren nog aanhangig (8%). Ten slotte vallen er nog negen zaken in de categorie ‘overige’(13%).100

Ten aanzien van 2008 en 2009 is de wijze van afronding van de meeste zaken bekend.101 Al met al keerde het kind in uitgaande teruggeleidingszaken, net als in inkomende zaken, in ongeveer de helft (45% in 2008 en 53% in 2009)102 van de zaken vrijwillig dan wel met een teruggeleidingsbevel terug of werd een (andere) minnelijke regeling getroffen. Het teruggeleidingsverzoek werd door het gerecht in gemiddeld

99 Waarvan tweemaal omdat de ouders het er alsnog over eens werden, dat het kind in het buitenland mocht blijven.

100 In de categorie ‘overige’ valt bijvoorbeeld afwijzing door de CA, omdat het kind zestien jaar is of omdat de achtergebleven ouder geen gezag heeft. De CA heeft ook zaken gesloten omdat de Nederlandse rechter heeft bepaald dat de kinderen bij de ouder in het buitenland mogen blijven wonen en omdat de buitenlandse rechter het gezag heeft toegekend aan de ontvoerende ouder. Deze cijfers zijn gebaseerd op eigen dossieronderzoek. Uit de statistiek van 2006 volgt, dat per 23 maart 2007 43 van de 95 uitgaande kinderontvoeringszaken waren afgerond met als resultaat: afwijzing verzoek door buitenlandse rechter (1); teruggeleidingsbevel door buitenlandse rechter (7); intrekking verzoek (5); vrijwillige terugkeer (25); verzoek voldoet niet aan vereisten HKOV (3); en de CA krijgt geen reactie van de verzoekende ouder (2).

101 Op peildatum 1 februari 2011 was ook van 52 van de 96 zaken uit 2010 het resultaat bekend. Deze uitkomsten laat ik hier, omdat het slechts om iets meer dan de helft gaat en het eindresultaat door de overige zaken nog sterk kan worden beïnvloed, onvermeld. Hetzelfde geldt voor de 47 zaken van de 87 (of 94) uit 2011 waarvan op 15 mei 2012 het resultaat bekend was.

102 Ook in inkomende zaken scoort Nederland in 2009 hierop 53%. Kamerstukken II 2010/11, 30 072, nr. 27, p. 3.

167 11% van de zaken afgewezen (10% in 2008 en 12% in 2009).103 Voor 2012 volgt uit cijfers van de CA, dat slechts 2% van alle afgeronde zaken door het gerecht is afgewezen en lijkt het percentage al dan niet gedwongen terugkeer c.q. minnelijke regeling in afgeronde zaken ongeveer 51% te zijn.104

In document VU Research Portal (pagina 177-184)