• No results found

Internationale omgangszaken

In document VU Research Portal (pagina 184-187)

toepassing van andere internationaal rechtelijke

7.2.4 Internationale omgangszaken

Uit onderstaande tabel blijkt, dat aan het begin van de eeuw het aantal uitgaande internationale omgangsverzoeken waarbij de Nederlandse CA betrokken is, is toegenomen en dat dit na 2007 weer wat is gedaald.105 Het aantal inkomende verzoeken vertoont eveneens een variabel beeld.

103 Resultaten 2008 (peildatum 6 augustus 2009): van de 86 teruggeleidingsverzoeken (waarbij 119 kinderen waren betrokken), waren 59 zaken (69%) afgerond: gerechtelijk teruggeleidingsbevel (5 = 8%); teruggeleidingsverzoek door gerecht afgewezen (6 = 10%); minnelijke regeling of terugkeer buiten het gerecht om (22 = 37%); verzoek voldoet niet aan verdragseisen (16 = 27%); intrekking verzoek (5 = 8%); geen reactie van verzoeker (4 = 7%); verzoeker gaat zelf verder (1 = 2%) (opgeteld 99% vanwege afronding).

Resultaten 2009 (peildatum 1 februari 2011) 78 afgeronde zaken met 136 kinderen (75%): gerechtelijk teruggeleidingsbevel (12 = 15%); teruggeleidingsverzoek door gerecht afgewezen (9 = 12%); minnelijke regeling of terugkeer buiten het gerecht om (30 = 38%); verzoek voldoet niet aan verdragseisen (10 = 13%); intrekking verzoek (7 = 9%); geen reactie van verzoeker (7 = 9%); verzoeker gaat zelf verder (3 = 4%).

104 Resultaten 2012 (peildatum 24 maart 2013). Volgens de ene tabel zijn 70 van de 99 zaken afgerond, terwijl het totaal in de tabel onder ‘wijze van afronding’ 81 is. Waardoor dit verschil wordt veroorzaakt is mij niet duidelijk. Het kan zijn dat een zaak met meerdere kinderen op verschillende wijzen wordt afgerond. Als wordt uitgegaan van 81 afgeronde zaken van de 99, is 82% afgerond. De afronding daarvan is als volgt: gerechtelijk teruggeleidingsbevel (4 = 5%); teruggeleidingsverzoek door gerecht afgewezen (2 = 2%); minnelijke regeling of terugkeer buiten het gerecht om (26 = 32%); verzoek voldoet niet aan verdragseisen (8 = 10%); intrekking verzoek (4 = 5%); geen reactie van verzoeker (20 = 25%); verzoeker gaat zelf verder (5 = 6%); teruggeleid zonder beschikking (10 = 12%); teruggeleid met beschikking (2 = 2%).

Kamerstukken II 2012/13, 30 072, nr. 29, p. 1-3, incl. bijlage (2012). Het aantal zaken waarin de

verzoeker niet meer reageerde, is opvallend hoog. Ten aanzien van 2013 zijn in de Jaarrapportage van de CA over 2013 geen resultaten gepubliceerd. Hetzelfde geldt voor 2014.

105 Uit onderzoek van Lowe blijkt, dat in de Staten die meededen aan zijn onderzoeken in 2003 en 2008, het aantal inkomende omgangszaken gemiddeld met 41% gestegen is. Lowe registreerde voor Nederland 8 inkomende omgangszaken in 1999, 6 zaken in 2003 en 14 zaken in 2008 (toename van 133% ten opzichte van 2003). Tevens blijkt uit diens onderzoek, dat Nederland een van de Staten is die dat jaar de meeste uitgaande omgangsverzoeken indiende bij de overige onderzochte Verdragsstaten (20). Alleen Engeland (35), Frankrijk (30), Duitsland (27) en de Verenigde Staten (22) dienden meer verzoeken in. Lowe e.a. 2011a, p. 51, 53, 54.

168

Aantal internationale omgangszaken per jaar

Er zijn beperkte gegevens beschikbaar ten aanzien van de landen waaruit de verzoeken afkomstig zijn of waaraan Nederland de verzoeken heeft gericht; het aantal betrokken kinderen; het resultaat en de verzoeker van de om-gangsregeling. Daarom wordt soms verwezen naar oudere cijfers. Wat betreft de landen waaruit de inkomende verzoeken afkomstig zijn, geldt voor de zaken uit 1999 dat alle verzoeken uit een ander land kwamen.111 Daarbij ging het in zes zaken om een verzoek ten aanzien van één kind en bij twee zaken om twee kinderen. In 2000 betrof het meestal verzoeken ten aanzien van kinderen van tien jaar of jonger en verzoeken uit Europese landen. De vader was in bijna alle zaken de verzoeker.112

In 2003 waren er zeven kinderen betrokken bij zes inkomende omgangszaken. De verzoeken waren afkomstig uit de Verenigde Staten (2), Finland, Duitsland, Hongarije en Portugal (allen 1). De kinderen waren 5, 6, 7 (twee kinderen), 9, 10 of 11 jaar oud. Van de zes zaken werd het verzoek tweemaal afgewezen (omdat het kind niet in Nederland verbleef), in twee zaken werd buiten de rechter om omgang overeengekomen en in slechts één zaak stelde de rechter een omgangsregeling vast.

106 Lowe, Armstrong & Mathias 2001b, p. 1. 107 Jaarboek PJS 2001, p. 168, 169.

108 Cijfers voor 2001-2003 afkomstig uit Questionnaire on the enforcement of return orders under

the 1980 Hague Convention and of access/ contact orders, Response by the delegation of the Netherlands, IV. Statistical Information, p. 9. Ook hiervoor geldt, net als bij de

teruggeleidingszaken, dat de cijfers in de bijlage bij Kamerstukken II 2008/09, 30 072, nr. 25, p. 1-3, Statistiek internationale kinderontvoering 2008 (gedeeltelijk) afwijkend zijn.

109 Kamerstukken II 2010/11, 30 072, nr. 27, p. 12-15.

110 Kamerstukken II 2005/06, 30 072, nr. 10, p. 7, 8. De cijfers ten aanzien van 2006 t/m 2012 zijn gebaseerd op: Kamerstukken II 2012/13, 30 072, nr. 29, p. 1-3, incl. bijlage (2012). De cijfers van 2013 op de Jaarrapportage 2013, p. 3.

111 Het betrof Australië, Canada, Finland, Frankrijk, Spanje, de Verenigde Staten, Hongarije en Zuid-Afrika. Lowe, Armstrong & Mathias 2001b, p. 2.

112 Jaarboek PJS 2001, p. 168, 169.

Jaar Inkomende omgangszaken Uitgaande omgangszaken

‘99106 8 3 ’00107 12 3 ’01 15 2 ’02 8 2 ’03108 6 11 ’04109 4 9 ’05110 13 12 ’06 10 11 ’07 15 26 ’08 13 23 ’09 6 21 ’10 9 15 ’11 19 6 ’12 2 18 ’13 5 8 ’14 4 14

169 Tevens werd in één zaak de omgangsregeling betrokken bij de gestarte echtscheidingsprocedure.113

In 2005 waren er twee inkomende omgangsverzoeken vanuit België, vijf uitgaande verzoeken aan Duitsland en drie verzoeken aan de Verenigde Staten. Verder betrof het maximaal één verzoek per Staat.114 In 2006 richtte Nederland twee verzoeken aan Duitsland, twee aan de Verenigde Staten en ging het verder eveneens om hooguit een zaak per land.115

Uit de jaarcijfers 2002-2012116 blijkt, dat Duitsland en de Verenigde Staten (ieder 10), België (9), Frankrijk en Engeland (ieder 7) en Denemarken (6) bij inkomende omgangsverzoeken het vaakst vertegenwoordigd zijn. Uitgaande omgangsverzoeken zijn het meest gericht aan Duitsland (19), Engeland (16) en Frankrijk (13), op enige afstand gevolgd door de Verenigde Staten (10), Canada (9), Spanje (8), Italië en Turkije (ieder 7). De Staten waaruit Nederland de meeste inkomende omgangszaken ontvangt, zijn dus gedeeltelijk ook de Staten waaraan Nederland de meeste verzoeken richt. Tevens vertonen deze Staten enige gelijkenis met Staten waar vanuit en waarnaar kinderen worden ontvoerd. Er zijn maar zeer weinig omgangszaken met niet-Verdragslanden.117 Derhalve is ook wat betreft internationale omgangsregelingen het HKOV van belang als het gaat om het waarborgen van de belangen van kinderen.

113 Lowe e.a. 2006c, p. 384, 392, 396, 397. Van latere jaren zijn mij geen gegevens over de leeftijd van de kinderen bekend. Wereldwijd ging het in 2008 gemiddeld om 1.32 kind per zaak en was het kind gemiddeld 7.8 jaar oud. De meeste kinderen zijn, net als in 2003 en 2008 tussen de 5 en 9 jaar oud (42% in 2008). In 2008 was 23% 0-4 en 35% 9-16 jaar. Lowe e.a. 2011a, p. 57, 58. Uit de Kamerstukken waarin cijfers zijn vermeld, blijkt wel hoeveel kinderen in totaal bij inkomende en uitgaande teruggeleidings- en omgangsverzoeken betrokken zijn, maar dit is niet voor omgangszaken afzonderlijk vermeld. In 2012 waren twee kinderen bij twee inkomende omgangsverzoeken betrokken en 21 kinderen bij 18 uitgaande internationale omgangsverzoeken (derhalve gemiddeld 1 kind per zaak, respectievelijk 1,2 kind per zaak).

Kamerstukken II 2012/13, 30 072, nr. 29, p. 1-3, incl. bijlage (2012).

114 Het ging om verzoeken aan Nederland (inkomende zaken) vanuit: België (2), Cyprus, Denemarken, Engeland, Frankrijk, Ierland, Italië, Polen, Spanje, Zuid-Afrika, Zweden, Zwitserland. Vanuit Nederland werden omgangsverzoeken gedaan aan (uitgaande zaken): Duitsland (5), Oostenrijk, Polen, Spanje, Verenigde Staten (3) en Zwitserland. Kamerstukken II 2005/06, 30 072, nr. 10, p. 6-8 (2005).

115 Inkomende omgangszaken: Denemarken, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nieuw-Zeeland, Polen, Verenigde Staten, Zweden. Uitgaande omgangszaken: Australië, Canada, Cyprus, Duitsland (2), Engeland, Frankrijk, Oekraïne, Polen, Verenigde Staten (2).

Kamerstukken II 2006/07, 30 072 en 29 980, nr. 12, p. 1-6 en bijlage (Statistiek 2006).

116 Cijfers gebaseerd op Kamerstukken II 2012/13, 30 072, nr. 29, p. 1-3, incl. bijlage (2012). Zoals eerder vermeld, wijken de cijfers in dit document soms af van eerder gepresenteerde aantallen. 2002 bevat geen gegevens, maar er waren dat jaar volgens eerdere cijfers wel degelijk internationale omgangszaken. Ten aanzien van 2013 zijn in de jaarrapportage van de CA geen gegevens over de landen gepubliceerd. Hetzelfde geldt voor 2014.

117 Volgens Kamerstukken II 2010/11, 30 072, nr. 27 in totaal slechts één inkomende omgangszaak vanuit India in 2007 en één zaak vanuit Gambia in 2010. Er zijn slechts vier uitgaande omgangszaken geregistreerd: in 2007 drie uitgaande omgangszaken naar Indonesië, Iran en Rusland en in 2010 een uitgaande zaak met Egypte. In 2011 was er slechts één internationaal omgangsverzoek met een niet-Verdragsland, namelijk een inkomend verzoek vanuit Soto. Kamerstukken II 2012/13, 30 072, nr. 29, p. 1-3, incl. bijlage (2012).

170

Van de zaken uit 2008 (peildatum 6 augustus 2009) en 2009 (peildatum 1 februari 2011) zijn de resultaten bekend. Deze zijn zeer divers en te gering qua aantallen om daaruit conclusies te kunnen trekken.118 Wel duidelijk is, dat in zowel inkomende als uitgaande internationale omgangszaken in verreweg de meeste gevallen (rond de 70%) de vader het verzoek indient.119

In document VU Research Portal (pagina 184-187)