• No results found

Onrust in de Franse spellingwereld

In document Onze Taal. Jaargang 59 · dbnl (pagina 174-178)

Harry Cohen - Brussel

Men hoort wel eens beweren dat onenigheid over de spelling in Frankrijk niet kan voorkomen. Je hebt daar immers de Académie française en die maakt uit hoe elk woord geschreven moet worden. Het gezag van dat instituut is zo groot dat niemand ooit de spellingvrede verstoort... Tja, misschien heeft zo'n

gelukzalige toestand ooit bestaan, maar de Académie heeft al lang geleden laten weten dat ze niets wil voorschrijven en alleen nog als ‘registrator van het gebruik’ optreedt. En voor haar befaamde Dictionnaire schijnt het publiek zich

tegenwoordig niet meer zo te interesseren. Vroegere edities moesten nog wel eens herdrukt worden, maar sinds het verschijnen van de laatste (1932/1935) is daar geen behoefte meer aan geweest.

Welke instantie zorgt er dan voor de eenheid van spelling? Wie over deze kwestie vragen stelt, stuit al gauw op een muur. Op die muur staat LE BON USAGE. Het goede gebruik, dat wil zeggen de manier waarop zij die het weten kunnen, de cultuurdragers, de taalbewusten of hoe u ze ook noemen wilt, het doen, dát is het richtsnoer. Voor de een staat die manier in de Petit Larousse, voor de ander in de

Petit Robert, sommigen houden het op de Littré of de Grand Robert, maar een officiële

codificatie is er niet. Kortom, de Fransen hebben geen Groen Boekje en meer dan één Van Dale.

Ontevredenheid

De verschillen tussen de gezaghebbende woordenboeken zijn echter zo gering dat toch wel van een algemene norm gesproken kan worden. Tegen die norm nu klinken tegenwoordig nogal wat bezwaren, vooral uit onderwijskringen. Het zal inderdaad wel niet eenvoudig zijn, een kind (of een buitenlander) correct te leren schrijven in een taal waarin sot, sant, seau en sceau in de uitspraak niet van elkaar te

onderscheiden zijn. Er zijn meer zulke rijtjes: sain, saint, sein, ceint, seign en (soms)

cinq, plus alle meervouden. Aan de andere kant zijn er woorden die in uitspraak

verschillen maar eender gespeld worden (les poules du couvent couvent). Op dit soort moeilijkheden wordt in debatten vaak gewezen, maar in de verlanglijstjes van serieuze spellinghervormers komen ze nooit aan de orde. Ook zij die in theorie het phonétisme aanhangen, weten dat wazo voor oiseau niet haalbaar is. De titel van dit artikel is dan ook niet meer dan een bekend grapje*

Nee, voor een radicale sanering van de spelling is het te laat, dat beseft iedereen. De vernieuwingen waarvoor nu wordt gepleit, zijn niet meer dan wat gesnoei langs de randen. Wanneer men de diverse projecten nader bekijkt, blijkt dat langs twee wegen wordt getracht het spellingbeeld beter bij de uitspraak te laten aansluiten. In de eerste

belangrijk geacht bepaalde spellingpatronen per woordfamilie gelijk te maken (chariot wordt charriot wegens charrette, enz.; allégrement wordt allègrement wegens

allègre).

De andere weg loopt via de grammatica. Van tal van grammaticale regels is het resultaat wel te zien maar niet te horen (zoals bij ons de werkwoordsuitgang -dt). Sommige Franse onderwijsmensen vinden dat hun spraakkunst veel te vol zit met verfijningen die alleen in de geschreven taal boven water komen. (Een subtiele kinderpester is bijvoorbeeld les étoffes roses met s tegenover les étoffes orange zonder s.) Ook hier ligt dus een mogelijkheid om klank en teken dichter bij elkaar te brengen. De voorstellen van deze tweede categorie vormen de meerderheid, maar omdat de materie zich niet voor een beschrijving in weinig woorden leent, kunnen ze in het onderstaande slechts worden aangestipt.

Van hogerhand

De bemoeienis van de regering met spellingregels beperkt zich tot één document. Dit zogenoemde arrêté Haby (een besluit van de minister van onderwijs uit 1976) bevat een lijst met afwijkingen van de gebruikelijke spelling en grammatica die bij schoolexamens niet fout mogen worden gerekend. De leerling krijgt hier dus de keus uit twee mogelijkheden. Het besluit strekt niet tot wijziging van enige vroegere spellingregeling; die is er immers niet. Wel geeft de minister in de meeste gevallen aan welke variant hij ‘goed’ acht; de andere, die bij examens getolereerd wordt, dient in de klas niet onderwezen te worden.

Zo mogen de examinandi de schrijfwijze van een woord beter in overeenstemming met de uitspraak brengen door accents aigus toe te voegen (référendum, asséner) en bestaande accents aigus te vervangen door accents graves (évènement, cèderai). Accents circonflexes mogen weggelaten worden (crane, crument), behalve wanneer de spelling daardoor gelijk aan die van een ander woord zou worden (tâche/ tache,

dites/dites). Ook koppeltekens mogen worden weggelaten (arc en ciel, dit on, dix huit), tenzij er kans op verwarring ontstaat (petite-fille/petite fille) of er een losse t

in het spel is (viendrat-il?). Enkele van de toegelaten varianten zijn intussen door de woordenboeken tot standaard verheven.

Bij de grammaticale vrijheden gaat het voornamelijk om het accord, dat wil zeggen de overeenstemming in geslacht en getal tussen twee zinsdelen. In het Nederlands kennen we zo'n verband bijvoorbeeld tussen zelfstandig en bijbehorend bijvoeglijk naamwoord (een grote jongen, een groot kind, grote kinderen) en tussen onderwerp en gezegde. In het Frans geldt iets dergelijks ook voor deelwoorden. Dit onderdeel van de grammatica wordt algemeen moeilijk gevonden, vooral ‘als je er niets van hoort’. Het arrêté Haby schenkt vergiffenis voor een aantal pekelzonden op dit gebied, waaronder die van het ook bij ons bekende type ‘Heldring is een van de meest vasthoudende taalverbeteraars die er bestaat’. Ook het Franse

84

equivalent van ons besse(n)sapdilemma komt aan de orde, en zelfs enkele kwesties die niets met spelling te maken hebben: of een vrouwelijke professeur met il of met

elle moet worden aangeduid, of mannen hun hoed of hun hoeden afnemen, enz.

Van onderop

Het arrêté Haby is tot nu toe een dode letter gebleven. Ook van vorige besluiten en andere officiële stukken is nooit iets tot de praktijk doorgedrongen. De laatste tijd verschijnen er echter tal van rapporten, manifesten, aanbevelingen en boeken van particuliere organisaties. Hieronder volgt een greep uit de suggesties die in de diverse publikaties te vinden zijn.

a. Consequenter gebruik van het trema op de letterparen ue en ui, met het teken op de eerste letter (aigüe, aigüille, eqüidistant); verder alleen trema's op ai en oi (laïcité,

stoïque).

b. Verfransing van ‘Griekse letters’: téâtre, sistème, farmacie, caos.

c. Vervanging van x door s in bepaalde gevallen: jalous, dieus, disième. Velen willen ook de meervouds-x bij woorden op -ou door een s vervangen: genous. Anderen willen de niet uitgesproken x'en gewoon kwijt: mieu, vieu.

d. Beperking van dubbele medeklinkers: honeur, courier, ook greque en stok. Sommigen willen vooral geen dubbele n in achtervoegsels: paysane, fonctionel (als

functionalisme). Anderen leggen de nadruk op werkwoordsvormen: il appèle (als il pèle).

e. Allerlei niet uitgesproken letters moeten weg: assoir, sculteur, leg.

Net als in andere landen hoort men in Franse spellingdebatten meer emotionele dan rationele argumenten. Bij een vorig jaar gehouden tijdschriftenquête bleek een bekende journalist alle onregelmatigheden te willen opruimen, maar niet de

meervouds-x want c'est toute mon enfance. Een ander maandblad gaf zijn lezers een kijkje in de volgende eeuw door een heel nummer in nieuw-Frans uit te brengen. De leesbaarheid viel erg mee - zeker voor een buitenlander.

En de Académie française? In 1975 maakte zij bekend dat in de volgende editie van de Dictionnaire (die momenteel in afleveringen verschijnt) bepaalde anomalies

particulièrement choquantes zouden worden rechtgetrokken. De eerste aflevering,

die in 1986 uitkwam, bevatte inderdaad enkele (facultatieve) nieuwigheden, zoals

allègrement, asséner en aigüe. Maar toen in 1987 de tweede aflevering verscheen,

bleek dit systeem alweer verlaten te zijn - midden in de letter B! De Onsterfelijken waren intussen namelijk tot het inzicht gekomen dat hun minihervorming, waarover zij meer dan tien jaar hadden kunnen nadenken, toch te ver ging.

In 1986 kreeg Denemarken een nieuwe spelling, hoewel dat eigenlijk een te groot woord is voor de nieuwe uitgave van Retskrivningsordbogen, het Deense ‘groene boekje’. Want in de spelling van het Deens, die gekenmerkt wordt door een grote afstand tussen het geschreven en het gesproken woord, veranderde maar heel weinig. Zo werd de niet-uitgesproken -gd- in lagde (‘legde’) en de -v- in havde (‘had’) niet afgeschaft in de spelling. De stomme p- in psykologi en psykiatri bleef ook staan. Evenmin kwam er verandering in de hv- en hj- verbindingen aan het begin van een woord: hoewel de h niet te horen is, schrijf je nog steeds hjem (‘huis’) en hvem (‘wie’).

Maar wat is er dan wél veranderd? De 50.000 woorden uit het oude

Retskrivningsordbogen (van 1955) zijn met 10.000 woorden uitgebreid. Het betreft

vooral nieuwe leenwoorden, zoals apartheid, Berufsverbor en Western, geografische namen die problemen kunnen geven omdat ze anders gespeld worden dan in het land van oorsprong, en ten slotte ‘platte’ woorden die om de een of andere reden geen taboe meer zijn: kneppe (‘neuken’) mag nu zelfs van het Retskrivningsordbogen.

Echt veranderd werden maar driehonderd woorden, en vaak betreft het dan spellingvormen die toch al aardig gangbaar waren. (Retskrivningsordbogen drukt dat uit door te zeggen: ‘die vormen die voorkwamen in het taalgebruik van goede taalgebruikers’.) Nu is het acceptabel om lodden (‘behaard’) te spellen in plaats van

lådden, maar ook hefte (‘schrift’) naast haefte. Ik moet eerlijk bekennen dat ik, geen

native speaker van het Deens, maar wel dagelijks gebruiker, bij de meeste van deze woorden in de veronderstelling verkeerde dat de nu nieuw verklaarde spelling de enig toelaatbare was. Zonder het te beseffen had ik blijkbaar de norm van de ‘goede’ taalgebruikers al overgenomen.

Een fluitje van een cent, die Deense spellingwijziging? Nee dus.

Zo gauw de plannen voor een nieuwe uitgave van het Deense ‘groene boekje’ waren uitgelekt, brak in de zomer van 1985 een felle discussie los. Omdat er sprake van was dat sommige vreemde woorden zich in de spelling meer naar de Deense uitspraak zouden richten, concludeerde men voorbarig dat alles nu mocht worden geschreven zoals het wordt uitgesproken. Er brak een oorlog van woorden uit: de

majonaese-oorlog, over dubbelvormen als majonaese naast mayonnaise, checke naast tjekke, yoghurt naast yogurt, spaghetti naast spagetti.

Deze consternatie had tot gevolg dat de minister het ‘Sprognaevn’, een door de regering ingestelde taalcommissie, verzocht om het wat kalmer aan te doen. Men besloot de drie, blijkbaar als meest revolutionair beschouwde wijzigingen toch maar niet door te voeren: akvarie, gymnasie en podie kwamen er niet in en het bleef

akvarium, gymnasium en podium heten.

Al met al is er van een ‘nieuwe spelling’ dus nauwelijks sprake. Wel is er een nieuwe, sterk verbeterde druk van Retskrivningsordbogen, met een opvallend heldere, didactische uitleg van oude en nieuwe regels, waarvan de laatste ook nog eens in een afzonderlijk dun boekje bij elkaar gezet zijn.

85

In document Onze Taal. Jaargang 59 · dbnl (pagina 174-178)