• No results found

Het consequentiebeginsel in de spelling

In document Onze Taal. Jaargang 59 · dbnl (pagina 186-190)

F. Jansen & C. Sweerts - Rijksuniversiteit Leiden

‘Dwaze consequentheid is de kwelgeest van kleine geesten’ - R.W. Emerson

Hoezeer men over spelling en spellingverandering van mening kan verschillen, is in het afgelopen jaar wel duidelijk geworden uit de kolommen van Onze Taal.

Opmerkelijk genoeg is één uitgangspunt nimmer ter discussie gesteld: het consequentiebeginsel, hier kortheidshalve CB:

(1) CONSEQUENTIEBEGINSEL: schrijver, gebruik voor identieke elementen altijd dezelfde schrijfwijze.

Dit beginsel speelt een belangrijke rol in onze spelling. In de regeling uit 1954, die nu ook nog geldt, mocht op scholen de toegelaten spelling worden gebruikt zolang die maar ‘gelijkmatig’ gebruikt werd. Met gelijkmatig bleek naderhand ‘consequent’ te zijn bedoeld. Desondanks werden diverse onderdelen van onze spelling als inconsequent ervaren. Spellingcommissies kregen daarom onder andere als opdracht de spelling consequenter te maken.

Dat men zo eensgezind consequentie zegt na te streven, juichen we, ondanks Emerson, natuurlijk toe. Alleen is het jammer genoeg niet duidelijk wat men onder consequentie verstaat. Met opzet hebben we in (1) het vage woord ‘elementen’ gebruikt. Zo kunnen we voor elementen zowel woorden als klanken invullen. Het lijkt ons niet te gewaagd om onder het CB iets nog algemenere te verstaan, namelijk de eis om alle

spellingproblemen op dezelfde wijze op te lossen.

Er bestaan ten minste vier interpretaties van ‘identieke elementen’ in het CB:

Interpretatie 1: als hetzelfde woord meermalen in een tekst voorkomt

We weten het niet zeker (want het is nog nooit onderzocht), maar hoogstwaarschijnlijk is iedereen het erover eens dat het CB in deze interpretatie zeer op prijs wordt gesteld. Zo stoort het velen dat het Groene Boekje kopie naast fotocopie voorschrijft. Wie in een stukje nu eens acuut schrijft en tien regels verder akuut, maakt een wel heel slordige indruk. Schrijvers, zo wijst de ervaring uit, schamen zich als ze op een dergelijke uitglijer worden geattendeerd.

Interpretatie 2: als dezelfde letter met dezelfde klankwaarde meermalen in een woord voorkomt

Maar wat gebeurt er als we het CB iets ruimer nemen? In veel woorden is dezelfde letter twee of meer keren vertegenwoordigd (zoals de twee c's in conclusie of

konklusie wordt sterker dan konclusie en conklusie afgekeurd, omdat die laatste

vormen tenminste nog een beetje lijken op de oude, vertrouwde vormen. Anders gezegd: misschien verliest het CB het wel van de neiging om elke afzonderlijke verandering als een extra prikkel tot ergernis te zien.

Dat is onaanvaardbaar

Om hierover iets meer te weten te komen, deden we een onderzoekje naar de houding ten opzichte van woorden met twee c's. Het verliep als volgt. Eerst namen we informanten een dictee af waarin de tien onderzockswoorden voorkwamen. Zo konden we nagaan of ze de spelling kenden, want het heeft onzes inziens niet zoveel zin om de houding ten opzichte van verschijnselen te onderzoeken van proefpersonen die kennis over die verschijnselen ontberen. Onze proefpersonen doorstonden de test allemaal. Geen wonder, want het experiment werd gehouden onder veertig personen met een VWO-opleiding: twintig eerstejaarsstudenten Nederlands die vlak voor het begin van hun studie ondervraagd werden, en twintig personen die afgestudeerd waren in het Nederlands of een andere moderne taal.

De proefpersonen kregen telkens drie zinnen met een afwijkende vorm voor ogen, bijvoorbeeld konklusie, conklusie en konclusie. Hun eerste taak was deze vormen op rangorde te leggen van voor henzelf aanvaardbaar tot onaanvaardbaar. Na deze eerste ronde moesten ze in de tweede ronde de ernst van afwijking aangeven met een cijfer op een schaal van 4, van 1 (goed, geheel aanvaardbaar) tot en met 4 (ernstige fout, helemaal niet aanvaardbaar).

Gaven de proefpersonen de voorkeur aan de consequente vorm? De tweede ronde gaf het duidelijkste antwoord. Alle proefpersonen vonden de consequente vormen

konklusie en kontrakt ongeveer een vol punt aanvaardbaarder dan de twee

compromisvormen. In het rangorde-experiment van de eerste ronde bleken vooral de afgestudeerden systematisch welwillend te staan ten opzichte van consequente vormen als konklusie en kontrakt, en de compromisvormen af te keuren.

Interpretatie 3: als dezelfde letter met dezelfde klankwaarde in verschillende woorden voorkomt

We gaan nog een stapje verder in het abstracter invullen van het CB: moeten dezelfde klanken hetzelfde gespeld worden als ze in verschillende woorden staan? Met andere woorden, wat vinden taalgebruikers van het idee om de c van commissaris te laten staan, maar die van commandant in een k te veranderen? Dit probleem werd

onderzocht door Heyne en Hofmans in hun buitengewoon interessante rapport Speling

in de spelling (1988). Zij boden een representatieve groep van 914 Nederlanders (en

1000 Belgen die hier buiten beschouwing moeten blijven) 96 woordparen aan, steeds bestaande uit een woord in de traditionele spelling en een in een veranderde spelling, bijvoorbeeld commissaris en kommissaris. De proefpersonen konden voor een van de vormen een voorkeur uitspreken, of aangeven dat het hun niet uitmaakte. Omdat ze elk deelprobleem aan de hand van twee woordparen onderzochten, konden

89

ze meten of de proefpersonen ten opzichte van het ene woord een andere houding hadden dan tegenover het andere woord.

Waarom geen akwarel?

Uit het onderzoek van Heyne en Hofmans blijkt dat we inderdaad interpretatie 3 van het CB gebruiken bij sommige spellingverschijnselen. Een eerste voorbeeld is de houding ten opzichte van de c danwel s in centrum en citroen. De proefpersonen staan ongeveer even afwijzend tegenover sentrum als tegenover sitroen. Het

consequentiepercentage is dan ook 88. Een ander voorbeeld is de u die men in leeuw en geschreeuw wenst. Daar is men voor 86% consequent. Maar andere verschijnselen beoordelen de taalgebruikers juist sterk inconsequent. Een eerste voorbeeld is de qu/kw-variatie: een meerderheid van 56% is niet tegen frekwent, maar slechts 38% is even mild over akwarel. Het consequentiepercentage is een magere 68%, en dat terwijl beide vormen toegelaten spellingen zijn. Een tweede voorbeeld is de fonetische spelling van douane en gouverneur: slechts 18% is niet tegen doeane, tegenover 30% bij goeverneur. En, als meest raadselachtige voorbeeld, de keuze tussen -i en -ie in de namen van de maanden: 28% ziet wel iets in januarie; voor junie is dat percentage geslonken tot 15. Bij enkele van deze inconsequenties spreken Heyne en Hofmans van ongelukkig gekozen test-items. Dat is mogelijk, maar de volgende alternatieve verklaring sluiten we niet uit: een aanzienlijk deel van de proefpersonen kan zijn keuze tussen kw en qu, ou en oe, en i en ie niet los zien van de woorden waarin ze voorkomen. Elk woord heeft door zijn specifieke betekenisassociaties en bijzondere gebruiksmogelijkheden een eigen woordbeeld, en dat bepaalt de houding ten opzichte van spellingverandering.

Als deze verklaring van de resultaten juist is, wordt het onzinnig om van consequentie tussen woorden te spreken, omdat twee ‘dezelfde’ letters in verschillende woorden per definitie niet als identiek kunnen worden gezien.

Wetenschappelijke spelling. Zij verlangen dat we consequent één basisbeginsel hanteren bij het spellen, namelijk het fonologische principe ‘geef elke klank altijd door dezelfde letter weer’. Aanhangers van die opvatting achten alleen de schrijfwijze

akademies juist: de c mag niet omdat de [k]-klank identiek is aan de [k] in laken, kaas, etc, en daar schrijft niemand een c; de uitgang -isch is inconsequent omdat we

er niet over peinzen om de klanken [ies] in vies, kies, etc. als visch en kisch te schrijven. Als deze interpretatie van (1) geldig is, zullen taalgebruikers over

akademies, koereur en eksoties milder oordelen dan over halfbakken vormen als academies of akademisch, koureur of eksotisch. Een andere uitslag kunnen we ons

echter ook indenken, namelijk dat de consequente vormen juist sterker afgekeurd worden. Misschien hebben taalgebruikers immers liever dat verandering, dus ook spellingverandering, in kleine stapjes gaat. In dat geval wint behoudzucht het van het CB.

Per woord beoordelen

De Leidse proefpersonen uit het eerste experimentje kregen ook vijf zinnen voorgelegd waarin woorden met een c en isch, zoals academisch, afwijkend gespeld waren, te weten inconsequent academies en akademisch, en consequent akademies. De resultaten waren in beide ronden duidelijk: de inconsequente vorm akademisch was voor de proefpersonen verreweg het aantrekkelijkst. Het is niet waarschijnlijk dat dit resultaat alleen verklaard kan worden door aan te nemen dat ies zoveel

afkeuringswaardiger is dan de k, omdat twee parallelle experimentjes met andere spellingproblemen dezelfde resultaten te zien gaven. In het eerste werd de houding onderzocht ten opzichte van woorden als exotisch, die zowel een x als isch horen te hebben. Hier bleken de dertig proefpersonen veel afwijzender te staan tegenover consequente vormen van het type eksoties dan tegenover de compromisvorm eksotisch. Hetzelfde beeld leverde het tweede experimentje, waarin woorden voorkwamen als

coureur, met zowel een c als een ou. Ook hier vonden de dertig proefpersonen de

consequente spelling koereur het minst aanvaardbaar.

Wat betekenen deze resultaten voor het consequentiebeginsel? Waarschijnlijk is het wel geldig, maar vult de taalgebruiker het uiterst beperkt en concreet in: het werkt alleen bij identieke klanken die in hetzelfde woord staan. De gevolgen voor het spellingdebat zijn onzes inziens tamelijk aangenaam. Als (ja, áls) er iets veranderd moet worden, hoeven we niet alle problematische letters in alle leenwoorden in een klap te veranderen. Dat kan wat de taalgebruiker betreft heel geleidelijk gebeuren: per letter en per woord.

90

In document Onze Taal. Jaargang 59 · dbnl (pagina 186-190)