• No results found

Jargon van pc-gebruikers en popmusici

In document Onze Taal. Jaargang 59 · dbnl (pagina 131-134)

Erik van der Spek

Een goede inleiding in het jargon van een vakgebied is meer dan een verklarende woordenlijst; het is meteen ook een introductie tot het vak zelf. Dit blijkt duidelijk bij het lezen van de eerste twee deeltjes uit de jargonreeks van de SDU, die respectievelijk de taal van pc-gebruikers en die van popmusici tot onderwerp hebben: het zijn niet de woorden die het vak moeilijk toegankelijk maken, maar de dingen waarover men spreekt.

Strip en appeltaart

Om de taal van een computergebruiker te begrijpen, moet je weten hoe een computer werkt. Hans Paijmans, de schrijver van Bootstraps en droogtrommels, heeft dit ingezien, en zijn boek is dan ook mede een introductie in de werking van ‘informatieverwerkende’ systemen. De geschiedenis van de computer, de

basisprincipes, de verschillende typen programma's, bijzonderheden als spelletjes en virussen, ze komen allemaal aan de orde. Geen overbodige luxe in een tijd waarin, aldus de auteur, veel huishoudens dankzij pc-privé-projecten opgescheept zijn met ‘een apparaat dat minstens zo duur is als een piano, maar waarvan de bovenkant te klein is om de familiefoto's op te zetten’.

De basis van het computerjargon is uiteraard het Engels. Het valt daarbij op dat dit Engels nog sterk gekleurd is door de taal van de eerste programmeurs en gebruikers, een taal waarvan veel woorden ontleend zijn aan de Amerikaanse stripcultuur. Zo is het woord zappen (=vernietigen van bestanden) afgeleid van het geluid ZAP, dat in stripverhalen aan een laserstraal wordt toebedacht. Wanneer zoiets gebeurt, reageren Nederlandse programmeurs volgens Paijmans met ballonteksten als ‘Aargh’, ‘Kreun’ of ‘Snik’. Deze relicten van striptaal tussen de blauwe blazers

(=automatiseringsdeskundigen) sluiten aan bij andere overblijfselen uit de jaren zestig. Zo lardeerde een Amerikaanse computerdeskundige die onlangs verslag uitbracht van zijn strijd met een Duitse hacker (computerkraker), zijn tekst met recepten van zijn favoriete appeltaart.

Taalcreatieve vondsten

Ondanks de dominantie van het Engels blijkt het Nederlands sterk genoeg om ook in de computerwereld voor een groot aantal taalcreatieve vondsten te zorgen. Daarbij moet je niet denken aan moeizame vertalingen als verstekschijf-eenheid voor

defaultdrive, maar eerder aan benamingen als duizendpoot voor IC (Integrated Circuit,

de bekende chip) of kiezentrekker voor IC-puller, het apparaat om die chips uit de

met bestaande apparaten: zo werden oude rekenmachines wel koffiemolens genoemd, bevatten grote computers vaak een droogtrommel en spreek je bij lawaaiige computers van stofzuigers.

Tot slot blijkt het denken van computergebruikers zo door hun machines beïnvloed te worden, dat ze veel automatiseringsbegrippen op hun dagelijkse leefwereld gaan toepassen. Informatici die elkaars kamer binnenlopen, zeggen niet ‘Mag ik je even storen?’ maar ‘Interrupt request’ (een term die op de computer gebruikt wordt om een signaal aan te geven waarmee een opdracht kan worden onderbroken). Slaapt een programmeur, dan staat hij in de sleep mode (slaaptoestand), en als hij wil blijven slapen, kan hij zijn collega's doorgeven dat hij op no broadcast staat. Dan weet iedereen genoeg.

‘Heel bijzondere mensen’

Met computers - en dus met het bijbehorende jargon - heeft iedereen zo

langzamerhand zakelijk of privé wel te maken. De wereld van de popmuziek zal voor velen echter een gesloten boek zijn. Dat gebrek aan voorkennis vormt een extra handicap voor Jaap van Eik, auteur van Twee Marshall torens en alles op 10, waarin de taal van de popmuzikant centraal staat. Van Eik (hoofdredacteur van Music Maker) staat niet alleen voor de opgave het veelsoortige muziekjargon toegankelijk te maken, hij moet ook interesse voor zijn onderwerp wekken. Dat kost soms wat moeite, vooral op die plaatsen waar het taalgebruik nauwelijks afwijkend is; uitdrukkingen als ‘de sterren van de hemel spelen’ of ‘dat staat als een huis’ zijn allerminst voorbehouden aan popmusici. Misschien is dat de reden waarom hij vaak en met nadruk aangeeft dat popmusici echt heel bijzondere mensen zijn.

Computergebruikers en popmusici (Van Eik heeft het consequent over

popmuzikanten omdat musici te veel associaties met ‘serieuze muziek’ zou oproepen)

hebben gemeen dat ze veel gebruik maken van technisch Engels. Hedendaagse popmuziek is zeer afhankelijk van geavanceerde opname-, afspeel- en

versterkingsapparatuur, en de bijbehorende terminologie is ook hier Engelstalig. Voor een deel worden de Engelse termen weer vernederlandst, en dat levert dan zinnetjes op als ‘hij speelt een basis van geplukte noten met een aantal geslapte bluesy fills’ (‘slappen’ is een techniek bij het bespelen van een basgitaar, ‘fill’ zou vertaald kunnen worden met ‘loopje’ of ‘riedeltje’). Een deel van de termen van Engelse oorsprong valt niet te vertalen, maar ook als er wel een alternatief is, geven veel musici de voorkeur aan de Engelse varianten: speaker voor luidspreker, mixer voor mengtafel, reverb voor galm.

‘Met een bak violen erachter’

Een interessante terminologie ontstaat door de noodzaak nuances te onderscheiden in het spreken over geluid. De meesten van ons hebben genoeg aan het onderscheid tussen hoog en laag en tussen hard en zacht, maar voor popmusici is dat natuurlijk te grof. Ze maken bijvoorbeeld verschil tussen een buizensound en een

dat wel gedefinieerd kan worden: het betreft drie-akkoordenliedjes met een bak violen

65

De noodzaak het onbenoembare in taal uit te drukken, leidt tot een frequent gebruik van de synesthesie, een stijlfiguur waarbij termen uit verschillende

waarnemingsgebieden gecombineerd worden. Zo wordt gesproken over het op elkaar

stapelen van klanken, waardoor ze dikker worden. Van een bepaald vel voor een

drum worden de kwaliteiten als volgt geschetst:

‘De klank bezit voldoende helderheid en blijft crispy, hetgeen een mooi open geluid tot gevolg heeft. Het vel spreekt snel aan en heeft bij elk volume voldoende definitie.’ Maar zelfs dit type omschrijvingen schiet te kort als het er echt op aankomt. Gelukkig hebben musici dan nog één taalmiddel om op terug te vallen: de onomatopee, de klanknabootsing. Van Eik: ‘Als ze (drummers) elkaar uitleggen hoe een bepaald stukje geslagen moet worden, zeggen ze bijvoorbeeld ketrakkoem, ketrakkie of keslef. Ik heb een drummer gekend die hele solo's op deze manier voorzong:

oeroeroeroerketoeroerkoeroerkoeroeroerketoer. En we begrepen allemaal heel goed

wat hij bedoelde.’

Gelukkig maar.

Hans Paijmans, Bootstraps en droogtrommels - De taal van de PC gebruiker, Den Haag 1989.

Jaap van Eik, Twee Marshall torens en alles op 10 - De taal van de popmuzikant, Den Haag 1989. Beide boekjes zijn uitgegeven door de SDU en kosten f 14,90.

Van woord tot woord

In document Onze Taal. Jaargang 59 · dbnl (pagina 131-134)