• No results found

Metaal aast op vrouwen Het verschijnsel metonymie

In document Onze Taal. Jaargang 59 · dbnl (pagina 140-144)

A. Moerdijk - lexicograaf, Instituut voor Nederlandse Lexicologie, Leiden

Krantekoppen dienen de aandacht van de lezer te trekken. Doorgaans doen zij dat door hun inhoud, soms ook door hun taalgebruik. Zo trof mij op 19 februari 1986 in het Algemeen Dagblad de kop Metaal aast op vrouwen. Een voorbeeld dat ik van intrigerende schoonheid acht. Aan de ene kant doemt door dat azen

op vrouwen het visioen op van onvervalst macho-gedrag, aan de andere kant

wordt dat visioen even snel door metaal robuust ‘de kop’ weer ingedrukt. Het artikel zelf bleek de boodschap te bevatten dat de metaalindustrie erop uit was om ook vrouwen (en meisjes) in opleiding of dienst te nemen. Metaal staat dus in het gegeven zinnetje voor ‘metaalindustrie’. We hebben hier te maken met het verschijnsel dat retorici en taalkundigen van oudsher plegen aan te duiden met de vakterm metonymia of metonymie.

Voor de meeste ontwikkelde Nederlanders zal de eerste kennismaking met metonymie wel hebben plaatsgevonden tijdens hun middelbareschooltijd, bij de behandeling van het hoofdstuk beeldspraak. Sinds de klassieke retorica gelden metafoor en metonymie als de hoofdvormen daarvan. In vele geschriften ziet men hen dan ook als

tweelingzusters hand in hand gaan. De tweeling is echter niet eeneiig. Bij een metafoor zijn twee begrippen betrokken waartussen een zekere overeenkomst of gelijkenis bestaat, bij de metonymia is dat niet het geval. Vandaar dat men in de literatuur metonymie gedefinieerd ziet als ‘het verschijnsel waarbij de naam van iets gebruikt wordt voor iets anders dat ermee in betrekking staat, anders dan door overeenkomst’. In tegenstelling tot bij de metafoor, is het daarbij onmogelijk om de aard van die betrekking in een enkele notie te vangen. Men spreekt van lokale, temporele of causale betrekkingen.

Hé, lantarenpaal!

Er is nog een ander wezenlijk onderscheid met de metafoor. Bij de realisering van een metafoor creëren we de betrekking tussen de begrippen die ermee gemoeid zijn door de metafoor zelf. We ‘zien’ iets in termen van iets anders op een bepaalde, vaak eigen en originele wijze, en de ontvanger van de metafoor wordt tot begrijpen, tot interpretatie gedwongen. Een lantarenpaal is een zeer smal en lang object. In de werkelijkheid is er geen reële band met een lang, dun persoon. Ik schep die band op het moment dat ik iemand met een dergelijke fysieke gestalte oneerbiedig aanduid met het woord lantarenpaal.

De metafoor is vaak creatief, suggestief en verlevendigt aldus de taal. Bij

metonymie ligt dat anders. Bij metonymie zijn de betrekkingen in feite vooraf, in de werkelijkheid, al gegeven. Metonymische betrekkingen zijn betrekkingen die berusten op reële banden tussen zaken, zaken en gebeurtenissen, zaken en personen, enz.

ook systematisch terugkerende betrekkingen. Op grond daarvan en op grond van de aard van de samenhang heeft men in de loop der tijden een aanzienlijk aantal typen van metonymie geregistreerd en geclassificeerd. Ik doe hier slechts een greep uit een rijke voorraad.

Heb je je nieuwjaar al gehad?

Op ruimtelijke begripssamenhang berust het gebruik van de naam van een plaats voor de personen die daar aanwezig of werkzaam zijn, zoals het geval is in zinnen als De zaal barstte in lachen uit (de zaal = het publiek in de zaal); De hele stad was

in rep en roer (de hele stad = alle inwoners van de stad); Het hele huis schrok wakker (het hele huis = alle personen in het huis). Ook kunnen we de naam van dat wat iets

bevat (de ‘recipiënt’), gebruiken ter aanduiding van de inhoud. Van een vertrouwd, dagelijks terugkerend gehalte is bijvoorbeeld het gebruik van kopje voor de inhoud daarvan in Wilt u nog een kopje?, of het gebruik van ketel voor het water daarin in

De ketel kookt. Omgekeerd kunnen we ook de naam van de inhoud, de stof, bezigen,

terwijl we de recipiënt bedoelen: Waar staat de inkt? (inkt = inktpot); Reik mij de

wijn eens even aan (wijn = fles met wijn).

Ruimtelijkheid speelt een rol als we de naam van een instelling gebruiken voor de plaats of het gebouw van vestiging: Wij spraken af elkaar op het ministerie te

ontmoeten; Die school moet nodig geverfd worden.

Op basis van temporele samenhang kunnen we een tijdsaanduiding gebruiken om te verwijzen naar iets dat zich in die tijd of op dat tijdstip voordoet. Een

standaardvoorbeeld dat, naar het mij voorkomt, juist ‘uit de tijd’ aan het raken is, levert het zinnetje Hij is zijn twaalfuurtje vergeten (twaalfuurtje = middagboterham). Tegenover dat dreigend verlies van twaalfuurtje staat voor mij een persoonlijke winst. Sinds ik als zuiderling in het westen ben beland, behoort ook tot mijn taalarsenaal een uiting als De bezorger van de krant heeft zijn nieuwjaar al gehad (nieuwjaar = rond die tijd aan de huisdeur af te bedelen fooi).

De tournedos is boos

Onder de noemer ‘causaal’ is een veelvoud aan betrekkingen te rangschikken. Uit die ‘vergaarbak’ zijn weer een aantal typen en subtypen op te diepen. Een prominente plaats moet toebedeeld worden aan de relatie producent-produkt. Zo duiden we frequent een kunstwerk aan met de naam van de kunstenaar, of een produkt met de naam van de fabrikant: Hij heeft weer een Picasso gekocht; Hij heeft haar nieuwe

Ford volledig in puin gereden; Het orkest speelde Beethoven met het gewenste pathos.

Naar de naam van de uitvinder benoemen wij uitvindingen als braille of de guillotine. Voorts is het zeer gewoon om voorwerpen aan te duiden met de naam van de stof of het materiaal waaruit zij zijn vervaardigd; men denke aan een glas, een kurk of een

blik, of, in weerwil van het modieuze dekbed, aan een uitdrukking als onder de wol kruipen.

69

Woorden die primair een bepaalde handelingsbetekenis hebben, worden zeer vaak gebruikt om te verwijzen naar zaken of personen die bij die handeling op enigerlei wijze betrokken zijn. Een woord dat van huis uit abstract is, krijgt daarbij een concrete betekenis. Aldus gebruikt zijn leiding en vergadering in: De leiding besloot het

personeel een dag vrijaf te geven; De vergadering moest hartelijk lachen om de geestige opmerking van de voorzitter. En met zending in een zinnetje als De zending arriveerde te laat bedoelen we niet de handeling van het zenden, maar datgene wat

ge- of verzonden wordt, het voorwerp van de handeling dus.

Concretisering doet zich eveneens voor wanneer we de naam van een kenmerk of eigenschap overdragen op de persoon of de zaak die dat kenmerk of die eigenschap bezit, ook een veelvuldig optredend metonymisch procédé. Zo kunnen we van een vrouw zeggen dat zij schoonheid bezit, maar we kunnen haar evengoed, zo niet loffelijker, karakteriseren met de uiting: Zij is een schoonheid. Iemand heeft autoriteit (of niet), maar kan op een bepaald gebied ook een autoriteit zijn (of niet). Tot dit type kunnen ook samenstellingen gerekend worden als dikkop, domkop, krullehol,

witkiel, blauwkous, roodborstje, enz.

Andere typen van causale begripsverschuiving zijn nog (in vogelvlucht): een zaak, voorwerp, instrument voor de persoon die er gebruik van maakt, het bedient of er anderszins op specifieke wijze iets mee te maken heeft (De eerste viool lag met griep

in bed; De tournedos vroeg om de rekening); het gevoel voor de bron of oorzaak

van dat gevoel (Dat kind is het verdriet van zijn ouders); het veelal cultuurbepaalde symbolische gebruik van de naam van een concreet object voor een abstract begrip (bijv. troon of scepter voor ‘vorstelijk gezag’, het kruis voor ‘het christendom’).

Knappe koppen gezocht

Tot een speciaal geval van metonymie wordt in het algemeen ook het verschijnsel gerekend dat we met de naam van een deel het geheel benoemen (pars pro toto), of omgekeerd met het geheel een bepaald deel bedoelen (totum pro parte). In het spoor

nog oppompen (fiets = fietsband). Klassieke gevallen zijn: even de neuzen tellen, een vloot van dertig zeilen, een stad met 60.000 zielen, een bemanning van dertig koppen.

Wat bovenstaand overzicht hopelijk door zijn vele doodnormale voorbeelden duidelijk maakt, is dat de karakterisering van metonymie als een vorm van

beeldspraak, stijlfiguur of troop, veel te beperkt en in al haar eenzijdigheid in feite onjuist is. Zonder enig esthetisch oogmerk produceren wij allen dagelijks onbewust metonymieën. Geruis- en moeiteloos ook interpreteren wij de gevallen die door toedoen van anderen ons communicatiepad kruisen. Metonymie ligt in het wezen van de taal verankerd. Het is daar een belangrijk mechanisme dat ervoor zorgt dat we met één woordvorm meer betekenissen kunnen verbinden (polysemie). In historisch perspectief geldt het verschijnsel als een van de voornaamste bronnen van betekenisverandering.

Met de viswinkel getrouwd

We moeten ons ervoor hoeden om in vergelijking met de metafoor de metonymia als al te saai en kleurloos af te schilderen. Inderdaad verrassen metonymieën ons zelden. Maar soms hebben ook zij ons meer te zeggen dan uit zo'n wat klinische voorbeeldenreeks blijkt. Ook zij kunnen dwingen tot een zekere interpretatie, tot focussing op een bepaald aspect. Uiteraard is het volkomen juist als we,

geconfronteerd met een Picasso, stellen dat daarmee het kunstwerk bedoeld is. Maar tevens blijft daarbij de gedachte bestaan aan de relatie van dat kunstwerk met de kunstenaar zelf, diens specifieke vormgeving, coloriet, techniek, zijn respect afdwingende plaats in de schilderkunst. Een geheel kan vele delen hebben, maar welk deel we ter benoeming van dat geheel selecteren, is vaak niet zomaar een toevalligheid. In het voorbeeld knappe koppen, hierboven gegeven, staat koppen inderdaad voor ‘personen’. Wat we met de verbinding bedoelen is ‘intelligente personen’ en selectie van kop wordt gemotiveerd door het feit dat het verstand nu eenmaal geacht wordt in het hoofd te zitten.

Wanneer in een restaurant de chef tot een van zijn kelners zegt De tournedos van

tafel 8 wil even afrekenen, dan kunnen we er terecht van uitgaan dat met tournedos

verwezen wordt naar de persoon die dat gerecht besteld en verorberd heeft. Maar het zinnetje onthult ons ook iets over de visie van de chef: voor hem is die persoon slechts een van de vele klanten. Het gebruik van tournedos werkt ‘dehumaniserend’. Hetzelfde effect heeft het derde gebroken been in een ziekenhuiszinnetje als Dit is

al het derde gebroken been dat we vanmorgen binnenkrijgen. De persoon wordt een

‘geval’. Zij is met de eigenaar van een lucratieve viswinkel getrouwd kunnen we als een neutrale mededeling beschouwen. Op grond van de zin Zij is met een lucratieve

70

vrouw gelukkig prijzen met haar rijkdom, maar allerminst met de staat van haar huwelijk.

Ten slotte nog het volgende. Bij taalbewakers ziet men nog weleens de neiging om in metonymisch gebruik van woorden onzuiver of zelfs foutief taalgebruik te ontwaren. De redenering daarbij is meestal dat een nadere omschrijving beter of juister ware geweest. Metonymie is echter een subtiel samenspel van taal en denken. Wat niet gezegd wordt, vullen we via de context en dankzij onze ervaring en kennis van de werkelijkheid in gedachten automatisch aan. Metonymie is het benutten van mogelijkheden die de taal als flexibel instrument ons biedt.

De goede verstaander heeft vaak aan één woord genoeg. Metonymie is bij uitstek taalgebruik volgens de wet van het geringste, maar daarom niet minder legitieme krachtverbruik.

Taalcuriosa

In document Onze Taal. Jaargang 59 · dbnl (pagina 140-144)