• No results found

2. Stedelijke herverkaveling – de “Needs assessment” toegepast.

2.3 De omvang van het probleem.

Het vaststellen van de omvang van het probleem, is een belangrijke stap om te bepalen of interventie daadwerkelijk benodigd is. Bij het bepalen van de omvang van het probleem, hoofdonderdeel één, wordt geanalyseerd in hoeverre er sprake is van discrepantie tussen enerzijds de gestelde ambities en anderzijds de

- 17 -

concrete plannen en uitvoering van herstructurering in gemeenten. Daartoe wordt een inventarisatie tot stand gebracht die zowel uit een kwalitatief als kwantitatief aspect bestaat. Om dit te bewerkstelligen is het van belang het onderzoek af te bakenen en enkele krimpgemeenten te selecteren.

Voor het onderzoek dienen de gemeenten die geselecteerd worden, daadwerkelijk te maken hebben met demografische krimp. Oftewel, er dient sprake te zijn van een daling van het aantal inwoners, of een daling van het aantal huishoudens of een wijziging in samenstellende delen van de bevolking. Tevens is het van belang dat de gemeenten (zowel ambtelijk als bestuurlijk) de demografische krimp hebben geaccepteerd en zich in de fase van bewustwording bevinden. Bij gemeenten die zich in de beginfase van bewustwording bevinden is sprake van een relatief lage ‘sense of urgency’, waardoor gericht beleid op de veranderende bevolkingsomvang nog ontwikkeld dient te worden (SER, 2011). Waar tweede- generatie krimp(anticipeer)regio’s zich nog in die fase van bewustwording bevinden, accepteren de eerste-generatie krimpregio’s de demografische krimp en kennen zij een hogere ‘sense of urgency’ om te anticiperen op de bevolkingsontwikkeling. Dit geldt voor de gemeenten binnen de regio’s Zeeuws-Vlaanderen, Parkstad Limburg en de Eemsdelta, die om deze reden dan ook centraal staan in dit onderzoek4. In bijlage A worden de bevolkings- en huishoudensprognoses weergegeven van die gemeenten. In iedere gemeente binnen de eerste-generatie krimpregio’s is sprake van demografische krimp.

2.3.1 Kwalitatief onderzoek naar de omvang van het probleem.

Het kwalitatieve aspect van de inventarisatie, om de omvang van het probleem vast te stellen, betreffen de doelen en concrete acties die de geselecteerde gemeenten hebben gesteld met betrekking tot het gemeentelijk woonbeleid. Het woningmarktbeleid wordt door de provincies en gemeenten vorm gegeven in diverse ruimtelijke plannen. De doelen en concrete acties van de geselecteerde gemeenten worden gefilterd uit deze gemeentelijke documenten.

4 Zeeuws-Vlaanderen bestaat uit de gemeenten Hulst, Terneuzen en Sluis, Parkstad Limburg uit de

gemeenten Brunssum, Heerlen, Landgraaf, Kerkrade, Onderbanken, Voerendaal, Simpelveld en Nuth en de Eemsdelta uit de gemeenten Delfzijl, Appingedam, Eemsmond en Loppersum.

- 18 -

Het centrale provinciale plan betreft het omgevingsplan. Dit vormt het provinciaal beleidsplan voor milieu, water, natuur en ruimte, waar het woningmarktbeleid onderdeel van is. Naast het omgevingsplan kennen provincies documenten en visies met uitwerkingen van specifieke thema’s, bijvoorbeeld een provinciale woonvisie, een actieprogramma bevolkingsontwikkeling of een transitiefonds woningmarkt. Naast provinciale plannen kennen de krimpregio’s veel regionale plannen, die vaak in samenwerking tussen provincie, gemeenten en woningcorporaties zijn opgesteld5.

Op gemeentelijk niveau worden daarnaast specifiek voor het gemeentelijk grondgebied een structuurvisie en woonvisie opgesteld. Waar structuurvisies ingaan op meerdere thema’s van ruimtelijke ontwikkeling als bijvoorbeeld infrastructuur, natuur en wonen, richt de woonvisie zich enkel op laatstgenoemd thema. In de woonvisie wordt het gemeentelijk beleid geformuleerd en wordt vastgesteld wat de gemeente de komende jaren op het gebied van wonen wenst te bereiken. Daarnaast kennen veel gemeenten meerdere plannen en documenten, die veelal gericht zijn op een specifieke kern, wijk of buurt. Stadsdeelvisies, strategische visies, toekomstvisies, masterplannen en actieplannen zijn een greep uit dergelijke gemeentelijke documenten. De laatste gemeentelijke documenten die inzicht bieden in het woningmarktbeleid betreffen gemeentelijke coalitieakkoorden.

Al die provinciale, regionale en gemeentelijke documenten gaan nader in op het te voeren beleid omtrent het thema wonen en herstructurering. Daarbij worden doelstellingen gesteld die behaald dienen te worden voor de woningmarkt in de lokale context. Provincies en gemeenten stellen uiteenlopende doelstellingen binnen het woonbeleid. Inventarisatie van de provinciale en gemeentelijke doelstellingen geeft dan ook inzicht in overeenkomsten en verschillen tussen de gestelde doelen met betrekking tot de woningmarkt en herstructurering. Om die doelstellingen te bereiken worden veelal strategieën en concrete acties opgesteld. Die concrete acties om een bepaalde doelstelling te bereiken kunnen eveneens verschillend zijn tussen gemeenten en provincies.

5 Regionale woonvisies, intergemeentelijke structuurvisies, regionale woningmarkt-

- 19 -

2.3.2 Kwantitatief onderzoek naar de omvang van het probleem.

Tevens worden die documenten bestudeerd voor het bepalen van een deel van het kwantitatieve onderzoek naar de omvang van het probleem, het betreft hierbij de ambitie. Daartoe dienen vooral de regionale documenten en visies bestudeerd te worden. Die gaan veelal in op de herstructureringsambities, waarbij deze uitgedrukt worden in cijfers. De plannen en concrete uitvoering van de herstructurering, betreft het tweede deel van het kwantitatieve aspect van de inventarisatie. Het verkrijgen van deze cijfers volgt uit de reeds genoemde gemeentelijke documenten, aangevuld met specifiek project gerelateerde documenten, zoals bestemmingsplannen. Ter verificatie zijn deze cijfers voorgelegd aan de geselecteerde gemeenten.

Middels de genoemde te doorlopen stappen kan de omvang van het probleem worden geïdentificeerd. Hiermee wordt duidelijk in hoeverre er sprake is van discrepantie tussen de gestelde ambities en de concrete plannen en uitvoering van herstructurering in gemeenten.