• No results found

O Overzicht eigen middelen EU

In document EU-trendrapport 2003 (pagina 40-45)

Figuur 15

Ontvangsten in 2001

Totaal € 93.780,0 Totaal € 95.654,8

Bron: Algemene begroting van de EU voor het begrotingsjaar 2002, Samenvatting in cijfers. Brussel, Luxemburg 2002.

Ontvangsten in 2002

Overige gelden

€ 2.010,6 (2,1%) Overige gelden

€ 12.310,2

BNP-bijdrage

€ 35.177,9

BNP-bijdrage

€ 41.147,6 32,7%

37,5%

14,5%

13,1% 14,8%

38,3%

43,0%

In miljoenen euro's en in procenten

Een deel van het begrotingstotaal voor 2002, circa vijftien miljard euro, wordt gesaldeerd met een overschot uit 2001.

De vijftien lidstaten van de EU dragen in verschillende mate gelden bij aan de eigen middelen van de EU. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de inkomsten van de EU in 2000 uit de verschillende lidstaten.

O Overzicht eigen middelen EU

Figuur 16 Naar afdracht per land in 2000 (ramingen)

Afdrachten aan EU (in miljoenen euro's)

Landbouwrechten

Bron: Begrotingsvademecum 2000, Luxemburg 2000.

België

Duitsland draagt in absolute zin de meeste financiële middelen bij aan de EU, gevolgd door Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Nederland komt op de zesde plaats. Luxemburg, Ierland en Portugal dragen het minst bij.

4.2.3 Overige bijdragen lidstaten aan EU

Onder de overige bijdragen van de lidstaten aan de EU vallen onder andere het Europees Ontwikkelingsfonds en het Solidariteitsfonds.

Europees Ontwikkelingsfonds

Het Europees Ontwikkelingsfonds draagt door financiële ondersteuning van projecten en programma’s bij aan de sociale en economische ontwikkeling van landen in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan. Het fonds maakt geen deel uit van de EU-begroting, maar om het half jaar dragen de lidstaten direct bij volgens een vaste verdeelsleutel.

Voor de periode 2000–2005 is 13,5 miljard euro beschikbaar. Daarnaast is uit het tijdvak 1995–2000 nog een bedrag van 9,9 miljard euro

beschikbaar.

Solidariteitsfonds

Naar aanleiding van de wateroverlast in Midden-Europa deed de Europese Commissie in september 2002 een voorstel voor een Veror-dening van de Raad om een solidariteitsfonds op te richten.14Het Solidariteitsfonds is een instrument om direct financiële bijstand te verlenen om een door een natuurramp getroffen regio, burgers en landen te helpen de gevolgen van die ramp te boven te komen. Zowel lidstaten als toetredende en kandidaat-landen kunnen onder de voorwaarden van het voorstel een uitkering uit het fonds krijgen.

De bijdrage aan de begroting van het Solidariteitsfonds is vastgesteld op maximaal 1 miljard euro per jaar. Dit bedrag zal naar gelang van de behoefte worden opgevraagd bij de lidstaten.

4.3 Uitgaven EU

4.3.1 Beleidsterreinen EU-begroting

De meest recente EU-begrotingen omvatten dertig afzonderlijke beleids-terreinen, die zijn onderverdeeld in zeven rubrieken.

Gemeenschappelijk landbouwbeleid

Het belangrijkste beleidsterrein van de EU van oudsher is het gemeen-schappelijk landbouwbeleid. Het omvat vooral marktuitgaven (subrubriek 1a) en in mindere mate gelden voor plattelandsontwikkeling (subrubriek 1b). De uitgaven hiervoor bedragen momenteel in totaal circa 50% van de EU-begroting per jaar. Op de begroting 2002 is hiervoor ruim 44 miljard euro gereserveerd, hetgeen wordt betaald vanuit het Europees Oriëntatie-en Garantiefonds voor de Landbouw.

Het landbouwbeleid is ontstaan in de jaren zestig tegen de achtergrond van de voedselschaarste uit de Tweede Wereldoorlog en de op dat moment verouderde landbouwsector. Het doel van het beleid was onder meer om de voedselvoorziening veilig te stellen en het inkomen van boeren op een aanvaardbaar niveau te houden door het stabiliseren van de markten (ex artikel 33 EG-Verdrag). Hiertoe werd een systeem ontwikkeld waarbij voor landbouwproducten een minimumprijs werd ingevoerd. Zakte de marktprijs onder de minimumprijs, dan kocht de EU de producten tegen de minimumprijs op.

Verder werd een systeem ingevoerd waarbij landbouwproducenten die exporteerden naar landen buiten de Unie een productsubsidie aan de buitengrens kregen, terwijl op ingevoerde landbouwproducten een invoerheffing moest worden betaald.

Aan het begin van de jaren tachtig dreigde het landbouwbeleid aan zijn eigen succes ten onder te gaan. Boeren produceerden meer dan er vraag was, en als gevolg van de garantieregeling lag de prijs van landbouwpro-ducten boven de prijzen op de wereldmarkt. Melkplassen, boterbergen,

14Dit is vastgelegd in Verordening COM(2002) 514 def., 18.9 2002.

graanhopen en wijnmeren waren het gevolg. Bovendien waren de handelspartners van de EU in de World Trade Organisation (WTO) het niet eens met de wijze waarop de EU haar producten met subsidie sleet aan arme landen.

Onder landbouwcommissaris MacSharry werden pogingen ondernomen om het landbouwbeleid te hervormen. In plaats van de productsubsidies werden subsidies ingevoerd die de boeren direct in hun inkomen steunden.

Op dit moment, met de uitbreiding van de EU naar Midden- en Oost-Europa in het vooruitzicht en de onderhandelingen in de WTO, wordt wederom gewerkt aan een omvangrijke hervorming van het gemeen-schappelijk landbouwbeleid.

Structuurbeleid

Een tweede belangrijk beleidsterrein van de EU, dat gezien kan worden als een conglomeraat van verschillende soorten beleid, is het structuurbeleid (rubriek 2). Hier gaat jaarlijks ongeveer 35% van de uitgaven van de EU, ruim 33 miljard euro in 2002, in om. De beleidsterreinen die hierbinnen vallen zijn bijvoorbeeld het sociaal beleid en het regionaal beleid.

Het doel van het structuurbeleid is de verdere ontwikkeling van achterge-bleven gebieden in de EU te stimuleren, bijvoorbeeld door ze te helpen met infrastructurele of arbeidsprojecten. Hierdoor zou een gelijk ontwikke-lingsniveau binnen de gehele EU tot stand kunnen worden gebracht.

Er is een Europees Sociaal Fonds (ESF) waaruit opleidingsprojecten worden betaald voor langdurig werklozen en herintreders, een Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), waaruit bijvoorbeeld wegen en andere vormen van infrastructuur kunnen worden aangelegd, een Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie (EOGFL-O), waaruit landbouwstructuurmaatregelen (Leader+) worden betaald en een Financieringsinstrument voor de Ontwikkeling van de Visserij (FIOV), waaruit bijvoorbeeld de sanering van de visserij wordt gefinancierd.

De gelden van het structuurbeleid kunnen worden ingezet binnen drie

«doelstellingen» en vier «communautaire initiatieven». Deze worden nader toegelicht in deel 2 van dit EU-trendrapport waarin de structuur-fondsen een centraal onderdeel vormen. In deel 3 wordt onder meer ingegaan op de Nederlandse situatie omtrent structuurfondsen.

Intern beleid

De gelden voor het interne beleid (rubriek 3) gaat rechtstreeks van de Europese Commissie naar bedrijven en instellingen. Dit beleid, dat wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Commissie, is met ruim 6,5 euro miljard in 2002 een kleinere uitgavenpost voor de EU. De gelden worden voor ruim 60% besteed aan onderzoek, vooral in het Vijfde Kaderprogramma voor Onderzoek en technologische ontwikkeling.

Ongeveer 10% gaat naar de Trans-Europese Netwerken (TEN), en 8% naar onderwijs, opleidingen en jeugdbeleid (bijvoorbeeld de programma’s Socrates, Leonardo). De overige gelden worden onder andere besteed aan energiebeleid (Altener, Save), het milieu (Life), samenwerkingsbeleid op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken (Odysseus, Falcone).

Extern beleid en pre-toetredingstrategie

Van het totaal van ruim 8 miljard euro gaat ongeveer 41% naar maatre-gelen voor pre-toetreding van landen uit Midden en Oost Europa (rubriek 7). De overige gelden hebben betrekking op het extern beleid (rubriek 4).

Dit omvat samenwerking met de landen van Oost-Europa en de Staten

van het GOS, het Middellandse-Zeegebied, ontwikkelingshulp aan landen in Latijns-Amerika en Azië, humanitaire hulp, voedselhulp en noodhulp, en samenwerking met derde landen voor visserij of milieubeleid voor zover de implicaties niet tot Europa beperkt blijven.

Overige gelden

De overige uitgaven op de EU-begroting zijn vooral de administratieve uitgaven, zoals salarissen, pensioenen en gebouwen van de instellingen van de EU, groot ruim 5 miljard euro (rubriek 5). De Europese Commissie ontvangt ongeveer 65% van dit bedrag, het Europees Parlement 20%, en de Raad bijna 8%. De overige instellingen (Hof van Justitie, Europese Rekenkamer, Economisch en Sociaal Comité, Comité van de Regio’s, Ombudsman) ontvangen samen de overige 7%.

Ten slotte beschikt de EU over reserves: de monetaire reserve (tot 1 januari 2003), reserve voor garanties op leningen en reserve voor spoedhulp. In 2001 werd hiervoor 668 miljoen euro besteed (rubriek 6).

4.3.2 Overig beleid

De EU voert niet alleen beleid waarvoor zij gelden beschikbaar stelt aan de lidstaten. Zij vaardigt op basis van besluitvorming in de Raad of Europese Commissie richtlijnen, beschikkingen en verordeningen uit die in de lidstaten geïmplementeerd dienen te worden. EU-regelgeving gaat namelijk boven nationale regelgeving. Dit kan in sommige gevallen tot aanzienlijke regeldruk bij de ministeries leiden.

Zo heeft de EU op het beleidsterrein milieu tussen 1967 en 1998 in totaal 141 richtlijnen, beschikkingen, verordeningen en resoluties afgekondigd.15 Deze bevatten onder andere toezichts- en handhavingsverplichtingen waaraan de lidstaten dienen te voldoen, zonder dat daarvoor gelden ter beschikking worden gesteld.

Andere beleidsterreinen waarop de EU beleid maakt zijn bijvoorbeeld mensenrechten en ontwikkelingshulp. Ook hier geldt vaak dat hoewel er geen EU-subsidies beschikbaar worden gesteld, het de nationale overheden en het bedrijfsleven wel geld kost. Zo zijn de EU-richtlijnen voor de gelijke behandeling van vrouwen en mannen omgezet in

nationale wet- en regelgeving. Hierdoor hebben vrouwen recht op gelijke beloning als mannen en mogen ze gebruik maken van dezelfde pensioen-verzekeringen. Dit leverde extra kosten op voor werkgevers.

4.3.3 Uitgaven in 2001

De EU geeft, zoals beschreven in dit hoofdstuk, de gelden uit voor verschillende beleidsterreinen. Per beleidsterrein ontvangt vrijwel elke lidstaat een bepaalde hoeveelheid middelen. Onderstaande tabel laat zien hoeveel de EU-lidstaten in 2000 ontvingen vanuit de EU-begroting, onderscheiden naar de belangrijkste beleidsterreinen.

15Bron: K.J.M. Mortelmans (1998): EG-Milieu Wetgeving. Deventer, Kluwer. In andere bronnen (B. Hessel en A. Neven (2000):

Europeesrechterlijk toezicht op Nederland en de doorwerking naar decentrale overheden.

Universiteit Utrecht) wordt gesproken van ongeveer driehonderd EG-richtlijnen en tientallen EG-verordeningen.

In document EU-trendrapport 2003 (pagina 40-45)