• No results found

B Bevoegdheden nationale rekenkamers lidstaten, toetredende landen en kandidaat-landen

In document EU-trendrapport 2003 (pagina 65-68)

Figuur 24

Lokale overheden

* RMO = rechtmatigheidsonderzoek; DMO = doelmatigheidsonderzoek; RWT = onderzoek bij rechtspersonen met een wettelijke taak

** Alleen als het de besteding van staatsgelden betreft Parlement

Parlement en lokale raden Parlement

Het overzicht in figuur 24 laat zien dat alle nationale rekenkamers, met uitzondering van de rekenkamer van Griekenland, rechtmatigheids- en doelmatigheidsonderzoek kunnen uitvoeren. Onderzoek naar op afstand geplaatste instellingen («rechtspersonen met een wettelijke taak») kan worden uitgevoerd door alle nationale rekenkamers met uitzondering van de rekenkamers van Griekenland en Turkije.

Het meest opvallende gegeven in de tabel is dat de nationale rekenkamers in de toetredende en kandidaat-landen in de meeste gevallen verder-gaande controlebevoegdheden hebben dan de huidige EU-lidstaten op het terrein van lokale overheden. Afgezien van de rekenkamers van Litouwen en Slowakije, die dit alleen kunnen voor zover het staatsgelden betreft, kunnen alle nationale rekenkamers van de toetredende en kandidaat-landen onderzoek doen bij lokale overheden. Van de huidige EU-lidstaten kunnen alleen de nationale rekenkamers van Spanje, Portugal, Italië en Griekenland deze vorm van onderzoek uitvoeren.

8.2.2 Mandaat controle EU-gelden huidige lidstaten

De specifieke mogelijkheden van de nationale rekenkamers om EU-gelden te controleren variëren al naar gelang het gaat om controle op de

afdrachten aan de EU (ontvangsten van de EU), of om controle op de gelden die de lidstaten ontvangen vanuit de EU.26

Bevoegdheid controle afdrachten

De afdrachten aan de Europese Unie («eigen middelen») bestaan uit de landbouwheffingen, de douanerechten, de afdracht van een deel van de belasting over de bruto toegevoegde waarde (BTW) en de bijdrage op basis van het bruto nationaal product (BNP).

In de EU-lidstaten is hoofdzakelijk de centrale overheid belast met de vaststelling en storting van de eigen middelen aan de Europese Unie. In een aantal lidstaten zijn echter behalve de centrale overheid ook andere actoren hierbij betrokken.

Zo zijn in Finland decentrale overheden en private organen betrokken bij de inning van landbouwheffingen. In Nederland, Italië en Ierland zijn bij de inning van deze gelden publieke organen betrokken. Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij het heffen van douanerechten in

Groot-Brittannië (uitvoering door private organen) en Zweden (uitvoering door lokale overheden). En in Duitsland en Zweden spelen – naast de centrale overheid – ook de decentrale overheden een rol bij de inning van de BTW-afdrachten. De BNP-bijdrage wordt in alle lidstaten uitsluitend door de centrale overheid vastgesteld en vervolgens gestort.

Alle nationale rekenkamers binnen de EU – dus ook de Algemene Rekenkamer – hebben op het terrein van de EU-afdrachten net als de Europese Rekenkamer de bevoegdheid te controleren bij de centrale overheid. De reikwijdte van deze controlebevoegdheid is bij alle reken-kamers – de Luxemburgse en Griekse situatie uitgezonderd27– gelijk aan die van de Europese Rekenkamer, hetgeen wil zeggen: afdoende om het terrein van de EU-afdrachten af te dekken.

Bevoegdheden controle uitgaven EU

De Algemene Rekenkamer heeft voor de volgende zeven EU-geldstromen geïnventariseerd welke bevoegdheden de nationale rekenkamers van de lidstaten hebben:

1. Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw, afdeling Garantie (EOGFL-G);

2. Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);

26Bijlage 5 bevat een samenvattende tabel met daarin een overzicht van de EU-onder-zoeksmandaten van de nationale rekenkamers in de EU.

27De Luxemburgse rekenkamer is niet bevoegd om bij de centrale overheid onderzoek te doen naar de BNP-bijdrage.

De Griekse rekenkamer mag geen onderzoek doen naar de BTW-afdracht.

3. Europees Sociaal Fonds (ESF);

4. Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw, afdeling Oriëntatie (EOGFL-O);

5. Onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO);

6. Trans-Europese Netwerken (TEN’s);

7. Onderwijs en beroepsopleidingen (Onderwijs).

Het overgrote deel van de EU-geldstromen loopt via de staatsbegroting van de lidstaten. De reikwijdte van de controlebevoegdheden op de EU-uitgaven van de rekenkamers van Denemarken, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Oostenrijk, Portugal, Spanje en Zweden, is grosso modo gelijk aan die van de Europese Rekenkamer. Controle is dus mogelijk tot en met het niveau van de eindbegunstigde. Sinds de uitbreiding van de bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer ingevolge de achtste wijziging van de Comptabiliteitswet (1 mei 2002) behoort ook de Algemene Rekenkamer tot deze groep.28

De reikwijdte van de controlebevoegdheden van de rekenkamer van België is iets minder verstrekkend, maar toch «vrijwel gelijk» aan die van de Europese Rekenkamer.

De reikwijdte van de controlebevoegdheden van de rekenkamers van het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Ierland en Luxemburg is minder

verstrekkend dan die van de Europese Rekenkamer. Deze rekenkamers hebben niet de controlebevoegdheden om het terrein van de EU-uitgaven af te dekken tot alle niveaus van eindbegunstiging.

8.2.3 Mandaat controle EU-gelden toetredende en kandidaat-landen Aanpassing aan EU-regelgeving

Om te mogen toetreden tot de EU moeten de landen verschillende maatregelen treffen om te bereiken dat onder meer de nationale wetgeving, de overheidsadministratie, de interne controlestructuur, de externe controlesystemen voldoen aan het «acquis communautaire».

De Europese regelgeving bevat weinig regels die betrekking hebben op de rekenkamers. Het «acquis» verwijst onder Hoofdstuk 28 (Financiële controle) slechts naar algemeen, internationaal aanvaarde beginselen van goed financieel management en controle.29In het onderdeel «external audit» wordt gesteld dat de toetredende en kandidaat-landen dienen te verzekeren dat er een onafhankelijke externe controle op de financiële

«accountability» van alle publieke fondsen, ongeacht hun oorsprong. Het functioneren van de rekenkamers van deze landen dient daartoe te worden aangepast aan de normen die binnen de EU van toepassing zijn.

Ter voorbereiding op de toetreding zijn de rekenkamers van de toetre-dende en kandidaat-landen gaan samenwerken. De Europese Rekenkamer neemt hieraan ook deel, evenals de rekenkamers van Albanië en Kroatië.

Onderwerpen zoals de institutionele versterking, de controle op het gebruik van Gemeenschapsgelden en ontwikkeling van een controle-methodologie door de toetredende en kandidaat-landen zijn kerngebieden van deze samenwerking. De regeling van mandaten van de rekenkamers van deze landen is eveneens onderwerp van bespreking.

De presidenten van de rekenkamers van de Midden- en Oost-Europese landen hebben in 1999 samen met de Europese Rekenkamer enkele aanbevelingen geformuleerd voor het functioneren van de rekenkamers.

Een werkgroep heeft deze aanbevelingen uitgewerkt en hierover in 2000

28Het verschil met de Europese Rekenkamer is dat deze ook bij alle natuurlijke personen onderzoek kan doen. Voor de Algemene Rekenkamer geldt dat ze alleen natuurlijke personen kan onderzoeken die een beroep of bedrijf uitoefenen. Studenten die een Eras-mus-subsidie ontvangen, vallen daarmee bijvoorbeeld buiten haar controlebevoegd-heden.

29Europese Commissie, DG Uitbreiding:

Enlargement of the European Union. Guide to the negotiations, Chapter by chapter. April 2002 (revised edition June 2002).

gerapporteerd. De werkgroep concludeert dat de meerderheid (acht) van de rekenkamers een goede juridische basis heeft om onderzoek uit te voeren, maar dat bij de overige rekenkamers nog enige beperkingen zijn waar te nemen. Het belangrijkste probleem betreft de financiële onafhan-kelijkheid en de mogelijkheid om alle publieke middelen te onderzoeken.

Verder is de mogelijkheid om alle EU-gelden te onderzoeken, tot en met de eindbegunstigde, niet in alle gevallen goed gedefinieerd.

Bevoegdheden op EU-terrein

Het laatstgenoemde punt, de mate waarin de rekenkamers in staat zijn EU-gelden te onderzoeken, is van groot belang. Idealiter zouden de nationale rekenkamers van de toetredende en kandidaat-landen bevoegd-heden moeten hebben om EU-gelden op alle niveaus te onderzoeken, tot en met de eindbegunstigde.

De Algemene Rekenkamer is nagegaan in hoeverre er in de dertien toetredende en kandidaat-landen regelingen bestaan inzake de controle-bevoegdheden van de rekenkamers op het terrein van EU-geldstromen.

Figuur 25 geeft een overzicht van de huidige stand van zaken.

Publiekrechtelijke

O Overzicht mandaten EU-geldstromen rekenkamers

In document EU-trendrapport 2003 (pagina 65-68)