• No results found

Van de melk en des selfs scheidinge

ALsoo klimmen wy allenxkens neder tot de melk, welke een gijl is van de spijse die

wy gegeten en gedronken hebben: Want als onse spijse in de maag gegest is, klimpt de gijl na boven toe in het bloed, en van daar gaat de selve met het bloed door de slag-aders in de klieren der borsten die men mammen noemt; dese klieren, sijn niet anders dan een samenstel van verengde slag-ader-pijpjes, welke wonderlijk door een geslingert en gekringelt sijn; dese pijpjes sijn van dese wijte datse alleenig deeltjes deurlaaten die de proportie van melk oft gijl hebben, door welke het bloed niet kan passeren, dese melk loopt dan of door eenige pijpjes na de tepels, of indiense niet genoegsaam open sijn, loopt de melk door eenige watervaten weg, 't sy in het bloed, of in de gijl-buis. Het bloed nu dat ook door dese fijne klier-buisjes niet kan passeren loopt in zijd-aderen weg.

Nu staat'er te bewijsen dat dese melk een gijl is en geen

bloed oft andere stoffe. Voor eerst kan een kind dagelijks een moeder meer als twee pond melk af suigen soo het gebeurde dat dese melk uit bloed was gemaakt geweest, sou een vrouw haast kragteloos werden, wanneerse dagelijks soo veel bloed verspilde, ten sy men bewijsen kan dat'er soo veel bloeds weder aangroeijde, 't welk niet doenlijks is, want men siet als ymand eenige ponden bloeds is afgetrokken, hy sijn kragten soo haast niet weder krijgt.

Ten Tweeden, wanneer een vrouw eenige purgeermiddelen inneemt, sullen de kinderen daar mede van purgeeren; ja selfs als een vrouw jenever, anijs of eenige andere ruikende wateren gedronken heeft, sal de melk daar niet alleen na ruiken, maar de buik-pijn van het kind menigmaals stillen.

Ten derden, als de wijfjes wel gedronken hebben, komen de borsjes te swellen, en vol sog te loopen, dat anders soo ras niet geschied, als het een bloed was geweest.

Dit sy dan genoeg om te bewaarheden dat de melk een gijl en geen bloed is, laat ons nu eens ondersoeken waarom na de baring de borsjes hier mede opswellen en niet in vrijsters oft onbevrugte en oud gewordene.

De jonge meisjes die nog tot den huwelijken staat onbequam sijn, hebben een minder gestinge in haar lighaam, om datse de stoffe, die oorsaak der stonden is, nog niet oft weinig hebben, en na datse die min of meer hebben swellen ook haar borsjes min of meerder op.

Maar als sy rijp geworden zijn en de stonden hebben, sullen sy tegens die tijd altijd grooter borsjes krijgen, dan wanneer sy die noit gehad oft na dat sy die gehad hebben; want als de stonden over sijn, sijnse so groot niet, om dat het gene het bloed so dede uitsetten, nu reeds is uitgeloost, dat soo lange duurt tot dat'er nieuwe stoffe

voortgebragt word.

Als nu dit bloed meerder gestinge heeft, moeten de pijpjes der borsten meerder uitgeset werden, even als wanneer ik in een nauw-gevingerde handschoe, een groote hand en groote vingers doe steken, soo sullen die enge handschoen vingers moeten uitsetten. Even gaat het seg ik in de borsjes, welke door dit sterk aandringend vogt uit setten, 't welk vermindert sijnde ook slapper werden. Dit is dan de oorspronk waarom sy alle maanden grooter werden, en waar sy in vrijsters grooter sijn, dan in meisjes die nog niet huwbaar sijn, waar van wy, als we van de stonden handelen sullen, breeder meinen te spreken.

Nu moeten wy naspeuren, waarom na het baaren de melk gescheiden werd. Soo moet men weten, dat de stoffe die de stonden maakt in de swangeren niet en werd gescheiden, want dat sig dese roosjes niet openbaren, is gemeenlijk een teiken datse bevrugt sijn; dese stoffe dan blijft negen maanden lang in het bloed, waar door het bloed driftiger en gestiger werd, en de borsjes van maand tot maand meerder swellen en opspannen, hierom klagen de wijfjes dikwijls van spanninge en stekinge in de borsten, en dat de tepels jeuken, om dat dit vogt overvloediger in de borst klieren gescheiden werd als'er door de watervaten kan weg gebragt werden, en daarom spant het gene dat in de borsten blijft staan, alle pijpjes soo van de klieren als van de tepels op, waar door de tepel-pijpjes ook allenxkens meerder gedrongen werden, en met de negen maanden een stof gewaar werden die men melk hiet.

Ten tweeden, als het kind gebaart is, komt'er een groot deel bloed (dat men de kraam noemt) door het af rukken der koek, te voorschijn: Hier door werd het bloed, dat nog in 't lighaam is, kragtelooser, soo dat de afkleinsinge der melk wel geschied in de borsten, maar om dat den aandrang die het bloed

pleeg te doen, veel verswakt is, soo dat'er ook meer melk is als'er door de water vaten wegloopt, en niet terstond gesogen werdende, begint deselve als een weinig door het stilstaan te verdikken, en als te schiften, doet 'er nog by dat de dunste deeltjes door de watervaten weg gaan. Dese melk noemt men biest, welke veel vetter, dikker en geelder is als andere melk, want se van haar meeste wateringer deeltjes berooft is. Even als melk, die men over het vuur hangt, en tot de helft kookt sal veel vetter sijn als doese eerst wierde overgehangen. Dit is dan nu de geboorte van de melk, welke door het geduirig suigen continueert, en soo lange als sy gesogen werden, krijgen sy ook de stonden niet, om datse met de melk geduirig uit het bloed gehaalt werd.

Wanneer dit suigen nu weder ophoud en het kindje gespeent werd, krimpen alle dese pijpjes meerder toe, waar door de melk niet door de tepels, maar door de watervaten, even als in de vrijsters, moet doorpasseren. Zijnde dan een stoffe die veel doet nevens andere oorsaken om de stonden te maken.

Als nu ook de stonden in bejaarder ophouden te vloeijen, werden de borsjes weder kleinder en minder opgespannen, want het bloed van dese gest berooft sijnde, geeft sulken aandrang niet meer, als te voren, soo dat het groot en klein werden der borsten, en het melk geven, van de gest, die de stonden maakt, alleenig afhangt; alles begint dan slenterig en vellig te hangen, en krimpen, soo verre weg, datse geen borsten meer gelijkenen.

Het sog der vrouwen borsten is noit soo wel gebonden als dat van de beesten, want als het een weinig staat, werd de room na boven toegeperst en de melk is als een wei, ja soo ras als de melk uit de borsten loopt, gelijkend sy beter na wei als na melk. Dit komt om dat de vrouwen veel suir eten, ten minsten vry meer als de besten, die geen suur en nuttigen,

daarom is de beeste melk veel gebondender, en de oliagtige takjes der room sullen soo haast niet naar om hooge gaan en van het vogt afscheiden.

Ten tweeden is het sog in de vrouwen gemeenlijk veel soeter als van de beesten; dit komt hier van daan mein ik, dat de vrouwen meerder vet gebruiken als de beesten, en dikwijls een soet bier drinken. Want het vet verrigt hier't geen ik elders van de suiker oft soete smaak gesegt heb.

IX. Hooft-Stuk.