• No results found

Van het Gevoelen en verscheide qualiteiten het gevoelen aangaande. HEt gevoelen is maar een verscheide aanraakinge, beweginge oft aandoeninge der

lighaamen met die van de gevoel-senuwen des huids, welkers beweginge de ziele gemeen gemaakt werd; wiens verscheidentheid mede afhangt van de verscheidene groote, figuur en beweginge der deelen, waar door verscheiden bewegingen in onse ziele voortgebragt werden; want als ik pijne lijde is'er een grooter beweginge in de senuwen en de ziel, dan wanneer ik maar iets aanraak 't geen weinig beweginge maakt. Want warmte en hitte verschelen in graden, dat namelijk de hitte een grooter beweginge van de vuur

deeltjes is, als de warmte, want de beweginge van de warmte is maar een sagter graad van beweginge, waar door onse senuwtjes als gesterkt en gekittelt werden. Al wat heet is, is niet anders dan een seer snelle en verwarde bewegingen der subtijle materie, die alles, indiense groot is, doorsnijd, hakt en kerft, maar in een mindere graad sijnde, alleenig streelt en kittelt. Want de heete dingen schijnen alle uit mesjes te bestaan, die alles doorsnijden, 't welke wy in de gebrande dingen genoeg sien. De hitte is niet in het vuur, gelijk gemeene luiden meenen, maar in onse ziel, want de deeltjes van het vuur werden alleenig bewogen, en die beweginge geeft ons een sin oft gevoelen van hitte oft warmte, na dat des selfs trappen verschelen.

Het tegendeel van de hitte is de koude, welke een minder beweginge (of gelijk men segt) een ruste der deelen is, alhoewel de deelen die kout sijn niet en rusten, maar alleenig door een aandrang van de hemels balletjes meerder aan malkanderen geperst werden, want hoe grooter persing een lighaam heeft, hoe het minder bewogen werd, en hoe het minder bewogen werd, hoe kouder dat het is, en hoe snelder dat het bewogen werd, hoe heeter het is. Dese geven dan na haar meerder of minder beweginge een heet of een kout gevoel.

Als ik lauw water heb, waarom sal d'eene oordeelen dat het warm is, en d'andere koud? De reden is blijkelijk, als men begrijpt dat een die warm is, een beweginge in sijn bloed heeft, die het lauwe water seer gelijk is, en dat hy daarom geen aandoening van het lauwe water sal hebben: Maar laat eens ymand koud sijn, sal hy daar grooter beweginge van ontfangen, als wanneer hy selver warm was, daarom oordeelt hy het warm, want het doet sijn traag traag loopend bloed verwakkeren, dat hem terstond een begrijp doet hebben van warmte.

Het gevoelen van vogtigheid, is wanneer de glibberige water-slangetjes, onse gevoel-deeltjes sagjes streelen, 't welk een gevoelen van water geeft, welke beweginge, indien het vogt lauw is en wy warm, nauwlijk sullen gevoelen. Van gelijken sijn ook de oliagtige deeltjes, om datse uit takagtige en buigelijke deeltjes bestaan, doense geen groot geweld op het gevoel.

De droogte is maar een enkel aanraking van lighamen die sonder glibberige en waterige deeltjes sijn: en dese aanrakinge is verscheiden na dat de oppervlakten der lighamen stroef, hoekig, gepolyst &c. sijn. En hier uit vloeijen de dunne, dikke, grove, vaste harde, sagte, ligte &c. deeltjes.

Het gevoel van dunne deelen, is dat de lighaamtjes klein sijn, en de grove sijn dik: alsoo rijsen uit de deeltjes van een verscheide figuur, groote en beweginge de verscheide gevoelen. Want lighaamen die stijf en ongelijk sijn, geven een stroef gevoelen, andere die tay en buigsaam sijn, een sagt, dog gepolyste, ronde deeltjes maken een aangenaam en kittelend gevoel.

Zeker persoon den arm afgeset sijnde, voelde na het afsetten daar pijne in (siet mijn Collectanea Cent. 7. obs. 15) de reden hier van schijnt wonderlijk: maar de oorsaak sal mein ik, aldus wesen, dat namelijk geen deel van ons lighaam, 't welk wat verre van een ander deel afgelegen is, kan bewogen werden, of het kan ook van die tusschen beiden leggen bewogen werden en dat op de selfde wijse, alhoewel het ver afgelegene niets tot de beweginge te wege brengt. Want neemt dat ABCD een touw is, wiens laatste deel D getrokken werd, soo sal het eerste deel A mede bewogen werden, gelijk als B of C van de middelste deelen sou bewogen werden als men se trok,

en D stil bleef. Alsoo is het ook met onse lyder sijn arm, die de pijne gevoelde na datse was afgeset, dit geschiede door de hersen draadjes die na den arm toe liepen, en ontrent het deel daar het afgeset was steuteden, en aldaar door haar sappen op d'eigenste wijse bewogen wierden, als zy in de arm nog aan 't lighaam sijnde soude bewogen geweest hebben: Door welkers beweging de ziel meinde dat het in den arm was.

Als men ymand buiten sijn weten onversiens aanraakt, gebeurt het menigmaals dat hy verschrikt: De oorsaak is dese, dat, als hy dus aangeraakt werd, de zenuw en hersen vogten een verwarde beweging krijgen, niet wetende wat haar overkomt, waar door een schrik en verwarde beweginge in het lighaam ontstaat, 't welk blijkt uit die gene welke een slek, muis oft slang onversiens aanraken, schrikken konnen datse van haar selven vallen.

Ik soude hier van het gevoelen meer konnen te berde brengen, maar die sijn sinnen gebruiken wil, sal het ligtelijk niet van doen hebben.

XXV. Hooft-Stuk.