• No results found

Van de afscheidinge en opklimminge des gijls, als ook d'uitdyginge der vuiligheden na de afsonderinge des gijls,

DE spijse aldus in de mond, maag en darmen door het speeksel, maag- en

darm-sappen, gal en pancreassappen tot een witte gijl, door de subtijle materie bewogen sijnde (dat is, dat de deeltjes der spijse bestaande uit lighaamtjes van allerlei soort van figuiren, door de gesten, van de subtijle materie aangeset sijnde, geduirig gesneden en door-korven werden) geven ons de gedaante van een gijl of melk-agtig vogt.

Dese gijl moet niet altijd in de darmen blijven, nog met de grovere deelen vermengt leggen, maar het dunne moet door eenige melkvaten, die tussen de vliesen van het darmscheil loopen, na boven toe klimmen, en 't gene dik is na de grove darmen sakken en uitgedijgt werden.

Aangaande de melk of gijl-vaten, dese stelt men tweederlei, d' eerste soort komen van de darmen en

gaan door de twee vliesen van het scheil na het midden van het scheil, alwaar gemeenelijk een groote en dikwijls verscheide kleine kliertjes gevonden werden. Dese openen sig in de darmen met seer fijne mondjes, welke in het scheil komende allenxkens wijder werden; binnen in sig hebben sy menigte klap-vliesjes, soodanig gestelt dat de gijl die in de selve opgeklommen is, niet wederom naar omlaag kan sakken. De tweede soort van melk-vaten gaan van dese scheil-klieren na de linker sijde toe tot agter de linker nier, alwaar sy eindigen in de gijl-sak; dese melk-vaten verstrekken menigmaals, als se met geen gijl vermengt sijn, voor water-vaten.

Dese vaatjes dan in de darmen open gapende, wert de gijl door de darmen (te weten door de nugtere en de omgewonde darm, in welke de melk-vaten meest gevonden werden) als door een seef gekleinst, niet wel enkelijk gelijk als of men yets door een teems goot, maar door de wormwijse beweginge en het op en neder gaan der darmen door het adem halen, maken dat dese melk-vaatjes geduirig open en toe gapen; als nu dese mondekens yts in sig hebben bekomen, werden die weder toegenepen en het vogt dat daar in was, wiert onderwijlen voort gestuwt na boven toe, 't welk in de tweede en derde &c. open en toegapinge moet geschieden, waar door de gansche gijl uit de darmen in de melk-vaatjes in gedreven werd. En om dit nader te begrijpen soo legt uw vingers te gader en uw handen op elkander, soodanig dat'er een holte tusschen beiden blijft; steektse dan in 't water en laat het water tusschen uw vingers in uw hand loopen, als gy dan de vingers toedoet en het water met de handen perst, sal het agter uit spatten, op de selve wijse komt de gijl by na in de darmen, en werd na boven toe gespat; alsoo werd ook de spijse, door de slok-darm te openen, na de maag

perst, aldus werd ook het bloet uit het hert na boven en onderen in de slag-aderen geperst. Onderwijlen blijven de grove vuiligheden in de darmen, op welke de snijende deeltjes der gesten in so korten tijd niet hebben konnen ophegten, dese werden al geduirig door de voorste beweginge voort-gestuwt, tot dat de selve ten langen lesten door haar swaarte, den endeldarm moeijelijk vallende de selve om uit te dijgen, aanporren.

Ondertussen krijgen de uitwerpsels, nog in de darmen sijnde geen kleine veranderinge, want al is't dat de gijl afgescheiden is, soo staat evenwel het gesten niet stil, maar de soute, suire, oliachtige en andere meer, werden nog al geduirig tegens malkanderen geslingert en gevreven, soo dat se nog al kleinder en scherper werden, welke grove scherpe deeltjes tot onse neus gedreven sijnde, een stank veroorsaken, 't welk soo seer niet soude sijn, by aldiense nog vol geest en minder grove stekende deeltjes was, gelijk als in de gijl blijkt, alwaar de minste stank niet te vinden is, maar in tegendeel soet van smaak is, en lieflijk als een room, van reuk. De gele koleur komt gemeenlijk van de gal, welke voor een gedeelte wel met de gijl opklimt, maar ook een gedeelte onder de vuiligheden vermengt werd, om die des te ligter te konnen uitwerpen, want de vuiligheden, en van gelijken ook de gijl werden daar vloeibaarder door, even als de schilders en voornamelijk die het gemarmelt papier maken dese gal onder haar verven mengen.

Terwijl nu dese vuiligheden afgaan, klimt de gijl als gesegt is opwaars, soo staat ons nu verder te ondersoeken hoe de gijl in sijn pijpen opklimt, en wat veranderingen de selve onder wege komt te gebeuren.

Door het open en toenijpen der darmen hebben wy boven getoont dat de gijl eerst in de fijne

pijpjes gekleinst of liever gedrukt wierden, waar toe ook niet weinig het op en neder gaan der darmen, die door 't ademen geschied, bevordert, want het middelrift en de buik-spieren, verwisselen elke reise haare persingen; hier toe dienen ook de slagaderen die in de darmen en het scheil loopen, want die verwijderen en verengen mede geduirig, waar door de vliesen met welke sy verknogt sijn, de selve beweginge gewaar werden; want indienje stelt, dat de arterie in sijn beweginge de figuur heeft als A A. 1. figuur en in sijn verenging de gedaante van langwerpige ronden als B B. soo sult gy bemerken dat A A toegetrokken werdende veel enger sal werden, want in 't geen eerst rond was, vertoont sig in B B langwerpig als een ovaal of ei-rond, soo dat de vliesen en by gevolg de melk-vaatjes mede yets van dese in en uitrekking gewaar werden, wijlse alle digte naast malkanderen leggen: Hier dan werd de begonnene ingang des gijls bevordert hooger op te klimmen.

Hier by komt nog de innerlijke beweginge der subtijle materie, die nog al geduirig doet gisten, want dese gijl-deeltjes sijn nog soo niet geschikt of de subtijle stoffe des hemels botst nog al van het eene deeltjen tegens het andere, alsoo dat de selve niet lijn-regt door kan straalen. Dit soo sijnde is't dat de gijl te ligter voort kan loopen, want indien de deeltjes heel aan malkanderen geperst wierden, souden sy meerder swaarte hebben om neder gedrukt te werden, 't welk hier yets tot de opwaarts beweginge kan bevorderen.

By dese gelegentheid staat'er nog t' ondersoeken het gebruik der klap-vliesen in de melk-vaatjes beslooten. Merkt dan dat dese vaatjes van eng allenxkens breeder en wijder werden, soo dat se by na een pijramidaal gelijkenen als zy regt overeinde staat, welkers basis of voet om hooge en de punt of kruin om lage

staat (siet Fig. 2.) als A B C. als nu de gijl van H tot d d gaat, moet de beweeginge die in H was overgeset werden aan d d , en d d aan e e en soo vervolgen tot B C, alwaar een klapvlies begint, welke te boven sijnde, belet, dat B C A niet weder naar om lage sakke, alwaar dese beweginge wederom door de aandrang der logt, open en toe-nijping der vaten &c continueert, soo lange tot al de gijl in de klieren van het darmscheil gekomen is. Welke klieren een samenstel van pijpen der melk-vaten en water vaten schijnen te sijn, even als de speeksel en borst-klieren sijne wevingen der slag-aderen genoemt werden en in der daad ook sijn.

In dese klieren krijgt de gijl op nieuws een veranderinge door de byvloeijende

lympha van de lever, en andere onderbuiks deelen. Want de deeltjes deser beide

vogten verschelende in figuuren, want de lympha is fijnder van deelen en meerder bewerkt als de gijl, hier door ontstaat dan weder een nieuwe gistinge; even op die wijse byna als in de darmen geschiede; met dese lympha werd dese gijl al voort geport en gedreven van dese klieren door de tweede soort van melkvaten na het gijlsakjen toe, in welke mede een menigte van lympha van de milt en andere deelen komende, in stort, mede de fermentatie, als gesegt is, bevordende, de gijl hier sijnde werd belet door de klapvliesen die in dit sakje sijn, wederom te vloeijen, dese gijl klimt dan na boven uit dit gijlsakjen, door de gijl-buis, en stort in de sleutel-beens-ader in de linker sijde; Dese gijl-buis heeft verscheide klapvliesen waar door de

nedersakkinge des gijls belet werd. Dese opklimminge gaat mede toe als in de darmen by na, door open en toeknijping der veseltjes, door de geduirig kloppende stam des slagaders, die'er naast legt: als mede wanneer de gijl de gijlbuis in de sleutel-beens of krop-ader vloeit, kan'er geen ledigheid in de pijp blijven, soo dat in de plaats van

't gene uitgegaan is, weder door de persing des logts yets moet succederen, want daar kan geen vacuum sijn, 'twelk de Wijnkoopers hevels ons wel leeren, alwaar het loopen van de wijn door het suigen eerst wierde begonnen, maar continueert geduirig door de aanpersing des logts, die door het bomgat in quam en sig in de plaats sette van de uitloopende wijn, alwaar een cirkel van beweginge bespeurd werd: en dit werd meerder in andere vaten bespeurt, als op sijn plaats sal gesegt werden.

In dese gijl-buis werd mede de gijl door de lympha, die'er geduirig by vliet, gelijk als te voren, verandert. Dese gijl-buis is boven, alwaar hy sig in de bloed-ader opend, met een klapvlies beset, soodanig dat het bloed uit den arm en van boven uit het hooft komende daar niet in kan loopen.

IV. Hooft-Stuk.

Hoe dat de gijl in 't lighaam bloed werd, en des selfs omloop. Of het

bloed kan aangroeijen, en waar uit het selvige bestaat.

DE gijl in de maag, darmen en melk-pijpen behoorlijk gefermenteert sijnde, heeft

nog haar hoogste stand van volmaaktheid niet bekomen, maar moet eerst het hert en long passeren, en soo voorts het gansche lighaam deur, waar door het geduirig al verder en verder wert gefermenteert en gegest.

De gijl dan in de sleutel-beens-ader komende werd aldaar eerst onder het bloed, of roode gijl gemengt, en vloeid met het selve na het regter oor van het hert, en dan in de regter holligheid door de long-ader in

de long, welke aldaar met een evel of geest uit de logt aangedaan sijnde door de long-ader in 't linker oor des herts vloeit na de linker holligheid, welke gijl en bloed uit het hert geknepen werdende loopt door de slag-ader het gansche lighaam door soo na boven als na onder, waar van een gedeelte door dese of gene pijpen

afgescheiden werd, en het overige door de aders na de regter sijde weder in het herte en longe loopt: dit werd dan den omloop des bloeds genoemt, welke den Vinder

Harvaeus een onsterfelijke naam heeft nagelaten. Dit sy dan in't generaal gesegt: nu

behooren wy de bloedmaking wat naukeuriger te besigtigen.

De circulatie van het bloed werd nog vaster bewesen met een speut in de ductus

chyliserus te voegen, welke met melk vervult sijnde eerst in de sleutel-beens-ader

na het hert door de longen weder in het hert en soo in de slag-aderen loopt; als men nu de speut aan een tak van de slag-aderen set, en men speut daar een vogt in, soo sal het in d' ader des selfden deels uitloopen, die het vogt weder na het herte toe voert.

Nog plegen sy dit uit de bindingen der slag-aderen en aderen te bewijsen, dat namelijk d' armen gebonden sijnde, altijd aan de sijde des herts op swol van bloed, 't welk in een ader van de sijde van het herte af opswol.

Hier deden sy nog de klapvliesen by in de aders voornamelijk: maar't geen ik van de speuten geschreven heb, sal d' andere bewijsen doen verdwijnen, want het spreekt van selver.

Nu om weder onse web aan te slaan, moet men weten dat het bloed veel ouder sijnde, als de nieuws aanvloeijende gijl, ook in deeltjes van de gijl veel verschelen moet, soo is 't dan dat de subtijle stoffe des hemels daar niet lijn-regt kan doorstraalen, maar moet geduirig van het eene deeltjen tot het andere

wederom botsen, waar door noodsakelijk een nieuwe beweging der deeltjes en by gevolg een nieuwe fermentatie des gijls met het bloed moet ontstaan.

Het is seker dat het bloed dewijl het door een geduirige circulatie hondert en duisent reisen is omgeloopen; veel vlugger deeltjes moet hebben als de gijl, en dat de gijl met een meerder menigte van suir vervult sijnde met de vlugge souten des bloeds een onsienlijke fermentatie konnen veroorsaken, waar door de gijl het bloed, of de verouderde gijl, t' eenemaal gelijk werd; want het sout, suur, swavel, olie en menigte andere deeltjes meer, werden door dese insensibele fermentatie soo vereenigt datse een roode koleur aannemen, even als de swavel met eenig loog-sout gekookt sijnde het vogt een roode tinctuur doet hebben, welker deeltjes soo met malkanderen vereenigen, datse daar niet, ten sy door een suir uitgestooten werden, want het alcali vereenigt sig dan met het suir en verlaten de swavel-deeltjes. Meer exempelen heeft men met het sal tartari en alcohol vini, die door een lange en sagte wemelinge der warmte een rood vogt vertoonen. Ook siet men sulx in de vrugten die als sy onrijp sijn een klaar vogt van sig geven, maar na het rijp werden een rood sap geven, gelijk men siet in de aalbesien en onrijpe roode druiven, moerbesien en menigte diergelijke meer. Op dese wijse werd ook de gijl tot een rood vogt gemaakt, niet op een plaats, maar het geheele lighaam door, daar het maar vloeijen kan, hier door werden alle taije, lijmagtige, harde, stijve &c. deeltjes geduirig doorkorven en korter gemaakt, niet in eene circulatie, maar in de tweede, derde, en honderste &c. reis.

De gijl nu in het bloed uit de holle ader van onderen en de sleutelbeens ader van boven in 't regter oortjen des herts vloeijende, werd door het oortjen ('t welk als een maat van 't bloet is) uitgeknepen in

de regter holligheid. Dese toeknijpinge geeft in het bloed een groote beweginge, welke mede seer veel contribueert tot de voortsetting van onse fermentatie, want het bloed en gijl werden daar gelijk als uitgespeut en uitgeknepen, want de sijden van dit oortjen sijn vol veselen en hoeken, en toeknijpende sijnse als twee handen, die op malkanderen geslagen sijnde de logt (gelijk in 't oortjen het bloed) van tusschen beiden ter sijden uit doen spatten, 't welk wy genoegsaam sien als men water heeft in de holte van de linker hand; en met de regter daar vlak op slaat, moet al het water sijdeling uitspatten, 't welk geen kleine beweginge het vogt in drukt.

Even op de selfde wijse gaat het niet alleen in 't regter oortjen, maar ook in de regter holte of ventriculus dexter, in welke het door de longs-slagader op de boven verhaalde wijse in de longe gespat werd.

Dit oortjen als ook dese regter holligheid is veel grooter als het linker oor en linker holligheid. Ik mein dat dit de reden is, namelijk, dat het bloed uit de holle ader komende dik is en by gevolg een meerder beweginge door dit toeknijpen moet hebben, want de wydigheid is oorzaak dat dit bloed en gyl verder konnen uitgebreid werden, waar door hy dunder werd, even gelijk de Wijnkoopers de wyn lang gewonden sijnde door de beweginge van het aftappen, dunder maken; en de wyfjes bloed beulingen makende, het bloed onder 't vergaren, door roeren dun houden. De groote holte is ook bequaam om dit trage bloed des te beter in des longs slag-ader te speuten; want indien de holte klein was, sou de beweginge soo groot niet sijn, om dat de cirkel van beweginge veel kleinder is, 't welk men siet in dese cirkel Fig. 3. want de cirkel A heeft veel kleinder diameter of middel-lyn als de cirkel B, soo dat de kragt in B grooter moet sijn als in A.

De slag-ader van de long verbreid sig in veele

ken, en daar na wederom in kleindere, die sig allenxkens in de long-druifjes geven, welke long-druiven uit menigte van kleine blaasjes bestaan. Yder long-druif is aan een eind van de long-pijp vast, welk eind wederom in yder deser kleine blaasjes eindigt, even als de topjes van de venkel eerst in menigte kleine takjes verdeilen, en eindelijk sig in een saadjen in planten. Dese blaasjes nu werden niet alleen van dese slag-ader mede omringt en van des selfs bloed vervult, maar daar is nog een ander vat, te weten de long-ader die mede in seer kleine veseltjes verspreid en het bloed wederom neemt om in de linker sijde des herts te brengen. Dit voor af vast gestelt sijnde moeten wy besigtigen wat voordeel het bloed hier door krijgt.

't Is seker dat de long (waar van hier breeder sal gesproken werden) een werktuig is om de logt uit en in te ademen, en dat de logt die over onse aard-kloots-kring hangt, vol van allerlei soorten van deeltjes is. Want de son het aardrijk bestralende doet door de wederom steutende stralen allerlei deeltjes in de logt opklimmen, hier toe doen ook de winden en getijden des jaars veel toe, dat'er dan sekere stoffe nodig is om ons bloed geduirig t'ontsteken, blijkt hier uit, dat die op hooge bergen om de fijnigheid des logts genoodsaakt sijn sponsen met water voor haar mond te houden, om de fijne logt daar door met eenige deeltjes te vervullen, die bequaam sijn ons bloed t' ontsteken. Dit blijkt ook in 't instrument van den Heer Boyle in welke eenig gedierte geset sijnde en de grove deelen des logts uitpompende, sal dat gedierte terstond sterven, ja het vuur sal ook terstond uitgaan.

Maar behalven dit, is de persing des logts hier een groote werk-baas, want die op