• No results found

Hoofdstuk 3. Chronologisch overzicht relevante feiten en omstandigheden

4) Inzetten overdrachtsinstrument

Aangezien bij SNS Bank € 35 mrd door het DGS gegarandeerde deposito’s worden aangehouden, gaat het hierbij om een vordering in de orde van grootte van bijna € 10 mrd per Nederlandse grootbank;

ii. het verlies van vertrouwen in andere Nederlandse financiële instellingen; en iii. de gevolgen voor rekeninghouders en daarmee gepaard gaande onrust.

DNB stelt dat de gevolgen van insolventie van de Holding SNSR daarenboven zodanig desastreus kunnen zijn, dat het risico hierop niet mag worden genomen.

DNB somt de belangrijkste oplossingen op, waarin de Staat in oplopende mate betrokken is:

1) Verkoop verzekeraar

Hiervan werd afgezien omdat de opbrengst ontoereikend zou zijn om SNSR op een ordentelijke manier af te wikkelen.

2) Transacties met de drie Nederlandse grootbanken

DNB heeft moeten concluderen dat er geen reëel zicht is op een oplossing met participatie door de grootbanken. Twee hoofdredenen: het uiteindelijk door de EC ingenomen standpunt over de publiek-private oplossing met participatie door de grootbanken alsmede de uitkomst van een eerste versie van het door C&W opgestelde rapport.

3) Transactie met private equity partij

Onderhandelingen hebben slechts geleid tot indicatieve, niet bindende voorstellen. Geen der betrokken partijen wenste zich te committeren. Belangrijkste voorwaarden CVC: Staat of

grootbanken moesten het staartrisico overnemen op PF via een bad-bank constructie. Voorts moest ASR worden ingebracht, waarbij CVC synergievoordelen van een fusie tussen Reaal en ASR zou kunnen realiseren.

Noot van deskundigen: deze eis van CVC is omstreeks ditzelfde moment ook weer ingetrokken, middels een nieuw voorstel van het Consortium van 23 januari 2013, verder aangepast op 25 januari 2013.

4) Inzetten overdrachtsinstrument

Bevoegdheden hebben geen betrekking op Holding SNSR en op de verzekeringsholding Reaal doch uitsluitend op de aandelen in SNS Bank en de onder toezicht staande verzekeraars alsmede op activa en passiva van deze instellingen. Primair is gekeken naar overdracht aandelen SNS Bank. Daarnaast is een overdracht van de activa en passiva van SNS Bank m.u.v. het eigen vermogen en de

achtergestelde schulden onderzocht. Niet realiseerbaar vanwege de risico’s van PF.

De facto had de Staat een nieuwe brugbank moeten stichten aan wie de aandelen of de activa en de passiva moesten worden overgedragen. Echter, EC zou niet toestaan dat de twee grootbanken ING en ABN AMRO hierin zouden participeren, zodat de Staat de brugbank volledig had moeten

financieren. Vandaar dat het overdrachtsinstrument geen alternatief voor onteigening kon zijn.

5) Onteigening

Biedt volgens DNB meer mogelijkheden omdat d.m.v. een bijdrage van de huidige financiers de kapitaalpositie van SNSR met ongeveer € 1 mrd kan worden versterkt. D.m.v. het mee- onteigenen van de achtergestelde schuldtitels van SNS Bank en SNSR kunnen verliezen bij de houders van deze schuldtitels worden neergelegd, hetgeen naar de inschatting van DNB geen onaanvaardbare risico’s voor financiële stabiliteit met zich mee zou brengen.

Resumerend: DNB komt tot de slotconclusie dat, naar het zich op dat moment laat aanzien, nationalisatie van de groep als geheel de enige resterende oplossing voor SNSR is. DNB acht het niet langer verantwoord dat SNS Bank het bankbedrijf uitoefent in het geval DNB in haar definitieve SREP 2012-besluit eenzelfde maatregel aan SNS Bank oplegt als genoemd in het voorgenomen besluit en SNS Bank vervolgens binnen de daarvoor gegeven termijn niet aan de opgelegde maatregel voldoet. Indien MinFin zou besluiten niet tot

Zaaknummer 200.122.906/01 OK Pagina 42 van 378

Hoofdstuk 3. Chronologisch overzicht relevante feiten en omstandigheden

nationalisatie over te gaan, zal DNB zich vanuit haar toezichtverantwoordelijkheid genoodzaakt zien over te gaan tot het aanvragen van de noodregeling, hetgeen toepassing van het DGS zou betekenen.

Slotalinea brief: “Op grond van het bovenstaande adviseert DNB U daarom voorbereidingen te treffen om direct na het verstrijken van de termijn in een definitief SREP-besluit, indien en voor zover dat wordt genomen, of eerder wanneer de situatie daar aanleiding toe geeft, gebruik te kunnen maken van Uw bevoegdheden op grond van deel 6 Wft”. Dit hield concreet in het advies om voorbereidingen te treffen om SNSR te gaan nationaliseren.

24 januari 2013: Het Financieele Dagblad meldt dat goed geïnformeerde Haagse bronnen er rekening mee houden dat de Staat binnen enkele dagen SNSR nationaliseert. “De speculatie over het meebetalen door obligatiehouders miste zijn uitwerking niet. De koersen van de drie beursgenoteerde SNS-obligaties daalden de afgelopen twee dagen prompt”.

25 januari 2013: Overleg SNSR-DNB-MinFin. MinFin stelt dat zij een aangepast voorstel van CVC heeft ontvangen. Loskoppeling van de transactie met ASR vermindert de complexiteit aanzienlijk. CVC sluit met haar aanbod nog steeds niet aan bij het uitgangspunt van MinFin dat er € 2,4 mrd op PF moet worden afgeschreven. CVC kan hier slechts aan tegemoet komen, indien ASR later alsnog in de transactie wordt betrokken.

27 januari 2013: Definitief SREP 2012-besluit. De volgende maatregelen worden door DNB aan SNS Bank opgelegd:

"SNS Bank dient uiterlijk 31 januari 2013 om 18:00 uur haar kernkapitaal met minimaal € 1,84 mrd te hebben aangevuld, althans SNS Bank dient uiterlijk 31 januari 2013 om 18:00 uur een finale oplossing te presenteren welke naar het oordeel van DNB een voldoende mate van zekerheid van slagen heeft, waarbij tenminste is vereist dat alle daarbij betrokken partijen zich aantoonbaar aan de gepresenteerde oplossing hebben gecommitteerd en welke op korte termijn daadwerkelijk leidt tot aanvulling van het genoemde kapitaaltekort.”

Verwezen wordt naar de voorlopige SREP 2012-brief van 18 januari 2013. “Indien SNS Bank niet in staat zal blijken om haar kapitaalpositie tijdig en voldoende te versterken, acht DNB het blijkens haar voornemen niet langer verantwoord dat SNS Bank het bankbedrijf uitoefent en zal DNB gebruik maken van haar

bevoegdheden op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft).

DNB legt uit waarom slechts een korte termijn wordt geboden. Omstandigheden die daarbij een rol hebben gespeeld:

• De ernst van de situatie en de tijd die reeds besteed is aan het vinden van oplossingen;

• Sinds 16 januari 2013 is reeds een bedrag van ca. € 1,8 mrd aan spaargelden bij SNS Bank opgenomen.

• Bij het ontbreken van een overtuigende en definitieve oplossing zal het niet mogelijk zijn om op 14 februari 2013 de voorlopige jaarcijfers 2012, die op continuïteitsbasis zijn opgesteld, naar buiten te brengen; dit omdat de externe accountant in haar brief aan SNSR d.d. 29 november 2012 heeft gesteld dat zonder aanvullende commitments van derden voor versterking van de kapitaalspositie, gerede twijfel bestaat over de continuïteit van de onderneming. Dit publicatiemoment was door SNSR eerder al extern gecommuniceerd. Uitstel van de publicatie van de jaarcijfers zonder aankondiging van een totaaloplossing voor SNSR zou een verdere ondermijning van het vertrouwen in SNSR en SNS Bank hebben betekend.

N.B.: Op 27 januari 2013 lag het concept onteigeningsbesluit alsmede het draaiboek voor onteigening al gereed.

27 januari 2013: Rapport RBS i.o.v. DNB waarin de financiële gevolgen van nationalisatie versus CVC-scenario met elkaar worden vergeleken.

Zaaknummer 200.122.906/01 OK Pagina 43 van 378

Hoofdstuk 3. Chronologisch overzicht relevante feiten en omstandigheden

28 januari 2013: Rapport Morgan Stanley i.o.v. MinFin, waarin de financiële gevolgen van nationalisatie versus CVC-scenario met elkaar worden vergeleken.

29 januari 2013: Notulen RVC SNSR. Uit deze notulen blijkt dat de grootbanken hun zorgen hebben uitgesproken over de wijze waarop de bad bank zal worden afgebouwd, gelet op het effect dat de afbouw zou kunnen hebben op hun eigen vastgoed (financiering)-activiteiten. Een topambtenaar heeft namens MinFin aangegeven dat als de grootbanken dat zouden willen, ze in de bad bank zullen moeten participeren.

MinFin heeft laten weten dat de Minister aan CVC heeft aangegeven, de voorkeur te hebben voor een private oplossing. Belangrijkste hurdle is het gat tussen de, in het laatste voorstel op dat moment, door CVC geboden € 2,2 mrd en de door MinFin gevraagde € 2,4 mrd en de kapitalisatie van de bad bank (i.e. de grootbanken).

29 januari 2013: De Minister stelt op grond van artikel 6:3, eerste lid, van de Wft tevens de Autoriteit Financiële Markten in kennis van zijn voornemen om gebruik te maken van de in de artikelen 6:1, 6:2 en 6:4 opgenomen interventiebevoegdheden, indien SNS Bank niet uiterlijk 31 januari 2013 om 18:00 uur aan de haar door DNB opgelegde maatregel zou voldoen.

30 januari 2013: Uit de notulen van een telefonische vergadering van de RvC SNSR blijkt dat MinFin eerder op die dag het attachment point plotseling heeft verhoogd naar € 2,8 mrd. CVC zou hierover zeer ontstemd zijn geraakt. Tot op heden bedroeg de door MinFin geëiste afschrijving steeds € 2,4 mrd en dat, nu CVC bereid is aan deze eis te voldoen, dit bedrag ineens met € 400 mio wordt verhoogd. MinFin heeft volgens de notulen geen antwoord kunnen geven op de vraag waarom zij haar eis plotseling verhoogd heeft van € 2,4 mrd naar € 2,8 mrd.

31 januari 2013: Notulen RvC SNSR: In de vergadering heeft RvB het laatste CVC-voorstel toegelicht zoals het die ochtend met MinFin is besproken en dat tegemoetkomt aan de verhoging van MinFin naar € 2,8 mrd.

Stichting Beheer SNS Reaal zou reeds hebben ingestemd met haar deelname aan het CVC-scenario.

Lid van RvB bracht ook verslag uit van zijn gesprek van zojuist met DNB. DNB leek alleen geïnteresseerd in het commitment van MinFin en de grootbanken. De grootbanken zouden hun commitment per email hebben gegeven, welke enkele minuten voor 18u naar DNB zou zijn gestuurd.

31 januari 2013: Presentatie MoU bij DNB door CVC en SNSR onder de naam: “Een volledig en haalbaar plan voor herkapitalisering van SNS Reaal”. De facto betrof het een toelichting op het finale non-binding bod van CVC. DNB acht het CVC-scenario niet meer realiseerbaar. Verwezen wordt naar hetgeen elders in dit rapport over de onderhandelingen met CVC wordt opgemerkt. Deskundigen constateren dat MinFin zelf bij deze laatste belangrijke presentatie afwezig is.

31 januari 2013: MinFin ontvangt via email een niet bindend finaal bod van CVC, welk bod nog dezelfde dag door Wouter Raab namens MinFin per email wordt afgewezen.

“Ondanks de diverse aanpassingen ten opzichte van jullie eerste voorstel is aan de essentiële zorgen van de Staat niet tegemoetgekomen. Zoals jullie weten betroffen die de hoogte van de afschrijvingen op de vastgoedportefeuille, het voorzien in de daardoor ontstane hogere kapitaalbehoefte, de dealzekerheid, waarderingen, de aansprakelijkheidsrisico’s en de onbalans tussen de inbreng van de partijen enerzijds en de verdeling van baten en risico’s anderzijds”.

31 januari 2013: Om 18:00 uur is door DNB geconstateerd, dat SNS Bank niet binnen de daarvoor gegeven termijn aan de haar opgelegde maatregel heeft voldaan. MinFin werd hiervan in kennis gesteld. Ook het voorstel van SNSR waaraan de afgelopen maanden was gewerkt, om met behulp van CVC tot een

publiek-Zaaknummer 200.122.906/01 OK Pagina 44 van 378

Hoofdstuk 3. Chronologisch overzicht relevante feiten en omstandigheden

private oplossing te komen, gaf een onvoldoende mate van zekerheid dat het genoemde kapitaaltekort op korte termijn zal worden aangevuld en was daarmede afgevallen.

31 januari 2013: zgn. Kapitaal- & Liquiditeitsinjectie brief van DNB aan MinFin overeenkomstig artikel 6:5 Wft, waarbij MinFin tevens wordt gewezen op het bepaalde in artikel 1:42, vijfde lid Wft. MinFin heeft DNB verzocht haar te adviseren over de aanvullende kapitaal- en liquiditeitsbehoefte van de belangrijkste entiteiten van SNSR indien deze wordt genationaliseerd en PF wordt afgezonderd. DNB verstrekt haar analyse in lijn met genoemde artikel 6:5. DNB merkt op dat nationalisatie een heel ander uitgangspunt is dan bijvoorbeeld de vraag welke injecties strikt noodzakelijk zijn om aan de minimumnormen te kunnen voldoen.

Conclusie: DNB adviseert om kort na de nationalisatie de volgende kapitaalsinjecties te realiseren uitgaande van een burden sharing van € 686 mio SNS Bank (incl. alle onderhandse leningen, excl.

participatiecertificaten) en € 396 mio SNSR (nominaal ca. € 375 mio incl. onderhandse leningen22), gebaseerd op de boekwaarde van deze leningen per die datum23. Derhalve in totaal € 1,082 mrd (nominaal ca. € 1,061 mrd):

• SNS Bank: € 1,9 mrd kapitaalinjectie.

• PF: € 0,5 mrd aanvullend kapitaal zodat de staatsgarantie op de lening van SNS Bank aan PF niet onmiddellijk behoeft te worden aangesproken plus staatsgarantie ad € 4,5 mrd m.b.t. financiering door SNS Bank van PF en teneinde nakoming van de verplichtingen door PF te garanderen.

Uitgangspunt is dat SNS Bank de financiering van PF in eerste instantie continueert.

• SNSR Holding: € 300 mio aanvullend kapitaal plus lening ad € 1,1 mrd om de intra-groep- leningen af te lossen en overige concurrente schulden, die binnenkort afgelost dienen te worden, te voldoen.

DNB adviseert daarmede MinFin om in totaal € 2,7 mrd te injecteren, een lening van € 1,1 mrd aan SNSR te verstrekken en een staatsgarantie van ca. € 4,5 mrd te geven.

Zoals gezegd gaat DNB uit van een burden sharing van in totaal € 1,08 mrd, gespecificeerd als volgt:

• SNS Reaal: (alle bedragen in mio)

6,258% achtergest. obligatielening 2019 € 250

8,45% achtergest. obligatielening 2018 € 95

Onderhandse achtergest. lening Van Doorn 2020

€ 30

Onderhandse achtergest. lening FNV 2014 € 21

Totaal € 396

• SNS Bank: (alle bedragen in mio)

Achtergest. Tier-1 obligatieleningen (excl.

participatiecert.)

€ 330

Achtergest. Tier-2 obligatieleningen € 304

Onderhandse achtergestelde leningen € 52

Totaal € 686

De schattingen en gehanteerde veronderstellingen van DNB zijn aan de orde geweest in gesprekken op 21 en 23 januari 2013 tussen DNB en MinFin c.q. haar adviseur.

22 Bij de achtergestelde leningen voor SNS Bank is dit inclusief de onderhandse lening van € 40 mio van SNSR. Bij SNSR lijkt hier abusievelijk de boekwaarde inclusief mutatie marktwaarde als gevolg van hedge accounting te zijn gebruikt voor de 8,45% achtergestelde lening, nominale waarde USD 100 mio; dit zou een verschil van ruim € 20 mio betekenen.

23 De onderliggende details komen uit “Estimated capital and funding need of Mercurius Group” van DNB, d.d. 31 januari 2013, zoals opgesteld ter verdere onderbouwing van de genoemde Kapitaal- en Liquiditeitsinjectie brief.

Zaaknummer 200.122.906/01 OK Pagina 45 van 378

Hoofdstuk 3. Chronologisch overzicht relevante feiten en omstandigheden

Uit de brief blijkt dat DNB op 31 januari 2013 een nieuwe versie van het Cushman & Wakefield-rapport (gebaseerd op de cijfers per 31 december 2012) heeft ontvangen. Een eerste beoordeling door DNB, MinFin en haar adviseur leert, dat de te verwachten verliezen op basis van de waardering in dit rapport niet

materieel afwijken van die op basis van de waardering in het rapport d.d. 14 december 2012. DNB gaat ervan uit dat de discount rate van ca. 7%, die C&W bij haar waardering van de PF-portefeuille heeft aangenomen, voldoende ruimte geeft om de operationele en garantiekosten van PF te kunnen voldoen.

Het bovenstaande resulteert voor PF in de navolgende bedragen: (alle bedragen in mrd) Netto exposure PF-Portefeuille (leningen plus REO) € 7,5 Afschrijving C&W (€2,8 mrd minus voorziening H2 2012) -/- € 2,5

Transfer price € 5,0

Te financieren met: Aanvullend kapitaal € 0,5

Leningen SNS Bank (met genoemde staatsgarantie) € 4,5

Noot: de afschrijving van € 2,8 mrd ligt tussen € 2,4 mrd Base Case scenario en € 3,2 mrd in het Adverse Case scenario van C&W.

Met betrekking tot Reaal wordt opgemerkt dat geen aanvullend kapitaal nodig is en dat Reaal adequaat is gekapitaliseerd. Reaal zal per 31 december 2012 een solvabiliteitsratio van 190% kunnen laten zien. Wel moeten de intra-groep-leningen direct worden afgelost.

Continuïteit van SNSR wordt van groot belang geacht. Als gevolg van de injectie van € 300 mio aanvullend kapitaal blijft de double leverage ratio beperkt tot 115%, hetgeen van belang is uit het oogpunt van level playing field t.o.v. andere Nederlandse financiële Holdingmaatschappijen.

Uit de door DNB opgestelde (indicatieve) presentatie, behorend bij de kapitaalbrief, blijkt nog het navolgende:

Cash out MinFin: € 3,8 mrd, waarvan kapitaalinjectie € 2,7 mrd en lening € 1,1 mrd. Daar komt nog bij de staatsgarantie van € 4,5 mrd.

Cash in MinFin: € 4,5 mrd waarvan verkoop bank ná 2014 is ingeschat op: € 1,3 mrd; verkoop Reaal op

€ 1,4 mrd; terugbetaling lening Holding € 1,1 mrd; liquidatiekosten Holding -/- € 0,7 mrd; resolutieheffing

€ 1 mrd; verkoop PF € 0,5 mrd.

Nettoresultaat € 0,7 mrd ervan uitgaande dat staatsgarantie niet zal worden aangesproken, omdat de PF verliezen de C&W midcase van € 2,8 mrd niet zullen overstijgen.

Noot deskundigen: Op basis van de door DNB verstrekte indicatieve cijfers bedraagt de totale cash in

€ 4,6 mrd, (i.p.v. € 4,5 mrd), de totale cash out € 3,8 mrd en het nettoresultaat € 0,6 mrd i.p.v. € 0,7 mrd. De geconstateerde verschillen kunnen wellicht als gevolg van afronding zijn ontstaan.

1 februari 2013: Brief DNB aan SNS Bank en SNSR dat, nu niet is voldaan aan de maatregel uit het SREP 2012 Besluit van 27 januari 2013, DNB het niet langer verantwoord acht dat SNS Bank het bankbedrijf uitoefent.

DNB hanteert in de brief de navolgende overwegingen m.b.t de met CVC gevoerde onderhandelingen:

DNB overweegt onder meer: “Wel hebben SNS REAAL N.V. (SNS REAAL) en SNS Bank een voorstel aan DNB gepresenteerd, bestaande uit onder andere een memorandum of understanding (MoU), dat naar hun oordeel zou voorzien in een herkapitalisatie in lijn met het besluit van DNB. DNB heeft dit voorstel beoordeeld, en komt tot het oordeel dat dit voorstel een onvoldoende mate van zekerheid geeft dat het genoemde kapitaaltekort op korte termijn zal zijn aangevuld”.

DNB doelt hier op de onderhandelingen met CVC. Naar het oordeel van DNB gaf de uitkomst van de onderhandelingen met CVC op 31 januari 2013 onvoldoende mate van zekerheid dat het genoemde kapitaaltekort op korte termijn zou zijn aangevuld. Voor de uitkomst van de onderhandelingen met CVC wordt verwezen naar Hoofdstuk 6.

Zaaknummer 200.122.906/01 OK Pagina 46 van 378

Hoofdstuk 3. Chronologisch overzicht relevante feiten en omstandigheden

“Gelet op het voorgaande zal DNB de Minister informeren dat niet aan de maatregel uit het SREP besluit van 27 januari jl. is voldaan en dat DNB het niet langer verantwoord acht dat SNS Bank het bankbedrijf

uitoefent”.

1 februari 2013: DNB stelt de Minister van Financiën in kennis van haar oordeel dat SNS Bank niet binnen de daarvoor gegeven termijn aan de maatregel heeft voldaan. Het CVC-voorstel geeft een onvoldoende mate van zekerheid dat het genoemde kapitaaltekort op korte termijn zal worden aangevuld. Niet alle bij de voorgestelde transactie betrokken partijen hebben zich aantoonbaar gecommitteerd. Ook de van DNB gevraagde toezeggingen kunnen niet worden gegeven. DNB acht het niet langer verantwoord dat SNS Bank het bankbedrijf uitoefent. DNB raadt de minister van financiën aan gebruik te maken van de bevoegdheden in het kader van de WfT. DNB zal noodregeling aanvragen indien niet tot nationalisatie wordt overgegaan (zie ook brief van 24/1/2013).

1 februari 2013: Aanvraag verklaring van geen bezwaar door MinFin ingediend bij DNB.

1 februari 2013: Verlening verklaring van geen bezwaar door DNB.

1 februari 2013: Minister van Financiën kondigt nationalisatie aan.

In voren geschetst overzicht van relevante feiten en omstandigheden komt ook het optreden van DNB in de periode voorafgaande aan 1 februari 2013 aan de orde. Het blijkt dat DNB vanaf de aanvang het aanvragen van de noodregeling, gevolgd door faillissement, nooit als een realistisch doch louter als een theoretisch scenario heeft beschouwd. Verwezen wordt onder meer en met name naar het hiervoor genoemde schrijven van DNB d.d. 2 oktober 2012 en naar een email van Jan Sijbrand (verantwoordelijk voor bankentoezicht) van DNB aan deskundigen d.d. 12 mei 2017 (zie dataroom), waarin DNB als volgt reageert op de vraag van deskundigen of DNB daadwerkelijk zou hebben besloten tot het aanvragen van de noodregeling indien MinFin op 1 februari 2013 niet tot onteigening zou zijn overgegaan:

“In de visie van DNB was, vanwege de systeemrelevantie van SNS Bank, nationalisatie van de groep als geheel uiteindelijk de enige realistische oplossing indien geen oplossing met behulp van private partijen kon worden bereikt. Uit het (intensief) overleg met MinFin had DNB de overtuiging verkregen dat deze visie door MinFin werd gedeeld. Dat neemt niet weg dat in het (in de ogen van DNB dus theoretische) scenario dat de Minister niet tot nationalisatie zou overgaan, DNB vanuit haar eigen verantwoordelijkheid als toezichthouder de noodregeling zou hebben aangevraagd. Dit standpunt is door DNB ook verwoord in de door u

aangehaalde brieven van 24 januari en 1 februari 2013. DNB zou dus in dit scenario de noodregeling hebben aangevraagd. Een andere beslissing zou slechts denkbaar zijn geweest indien de redenen van de Minister om van onteigening af te zien zodanig zwaarwegend waren dat zij aanleiding zouden hebben gegeven af te zien

aangehaalde brieven van 24 januari en 1 februari 2013. DNB zou dus in dit scenario de noodregeling hebben aangevraagd. Een andere beslissing zou slechts denkbaar zijn geweest indien de redenen van de Minister om van onteigening af te zien zodanig zwaarwegend waren dat zij aanleiding zouden hebben gegeven af te zien