• No results found

2. Het vrouwelijk schoonheidsideaal in populaire cultuur

2.4 Negatieve effecten van het schoonheidsideaal

2.4.1 Internalisatie

Het gevaar van schoonheidsboodschappen is dat meisjes en vrouwen deze gaan overnemen en hiernaar gaan leven. Hieraan ten grondslag ligt het proces van

internalisatie van ideaalbeelden van vrouwelijkheid en schoonheid die – met name – in de massamedia circuleren. Het proces van internalisatie heeft betrekking op het overnemen (internaliseren) van bepaalde sociaal-culturele normen en waarden. Dit begint wanneer iemand bepaalde normen en waarden waarneemt (‘awareness’) en deze vervolgens bewust of onbewust overneemt (Cusumano & Thompson, 1997, pp. 703). Internalisatie is in dit onderzoek van belang in relatie tot de waardering van het uiterlijk. Uit verschillende onderzoeken blijkt een verband te bestaan tussen de mate van internalisatie van mediaboodschappen en een negatieve lichaamsbeleving. De term is dan ook veel gebruikt in onderzoek naar het slankheidsideaal. In die context is internalisatie als volgt gedefinieerd: ‘Thin-ideal internalization is the extent to which an individual “buys into” socially defined ideals of attractiveness and engages in behaviors designed to approximate these ideals.’ (Thompson & Stice, 2001, als geciteerd in Ahern, Bennet & Hetherington, 2008, pp. 295).

De mate van internalisatie is daarmee een indicator of iemand gedrag zal vertonen om aan het schoonheidsideaal te voldoen. Media die verhoudingsgewijs veel aantrekkelijke mensen afbeelden, zoals vrouwentijdschriften, Hollywoodfilms, reclame en videoclips, spelen in dit opzicht een belangrijke rol. Een aantal groepen vrouwen lijkt gevoeliger te zijn voor het internaliseren van mediaboodschappen over uiterlijk dan andere. Etniciteit zou hierbij bijvoorbeeld een rol spelen: uit verschillende onderzoeken blijkt dat blanke vrouwen zichzelf eerder vergelijken met mediapersonages dan vrouwen met een andere huidskleur, een groter verlangen hebben om slank te zijn en over het algemeen minder tevreden zijn met hun lichaam (Cohen, 2006, pp. 62). Een mogelijk oorzaak is dat massamedia blanke vrouwen verhoudingsgewijs veel vaker afbeelden dan vrouwen met andere raciale kenmerken. Blanke vrouwen zullen daarom wellicht eerder geneigd zijn zichzelf te vergelijken met personen in de media: zij lijken qua uiterlijk meer op hen dan vrouwen van een andere etnische afkomst. Naast etniciteit speelt ook leeftijd een rol. Jonge meisjes zijn bijvoorbeeld vatbaarder voor deze boodschappen dan oudere vrouwen (Cohen, 2006, pp. 63; Labre & Walsh-Childers, 2003, pp. 380). Een aanwijzing hiervoor zou het relatief hoge aantal eetstoornissen zijn dat bij meisjes op deze leeftijd voorkomt (Cohen, 2006, pp. 63). Hoewel uit onderzoek blijkt dat een correlatie bestaat tussen blootstelling aan media en de ontwikkeling van

eetstoornissen bij vrouwen, is nog geen duidelijk causaal verband hiertussen aangetoond (Levine & Harrison, 2002).

Op welke schaal vrouwen schoonheidsboodschappen internaliseren is niet precies duidelijk. Wel blijkt dat internalisatie van mediaboodschappen (over schoonheid) leidt tot een negatieve lichaamsbeleving (Grabe, Ward & Hyde, 2008; Cohen, 2006; Stice, 2002; Cafri et. al, 2005; Levine & Murnen, 2009). Maar weinig vrouwen hebben een positiever lichaamsbeeld na het bekijken van mediabeelden. Een meta-analyse van relevante studies op het gebied van lichaamsbeleving en media-invloed door Shelly Grabe, Monique Ward en Janet Shibley Hyde (2008) toonde dit onder andere aan. Slechts in acht van de 141 onderzochte studies, voelden vrouwen zich na het zien van mediabeelden gelukkiger met hun lichaam dan daarvoor (Grabe, Ward & Hyde, 2008, pp. 472). De studies die deel uitmaakten van het meta-onderzoek betroffen vooral de mediatypes televisie – zowel reclames als programma’s – tijdschriften, advertenties en muziekvideo’s. Grabe, Ward en Hyde’s algemene conclusie was dat blootstelling aan mediabeelden bij vrouwen zorgt voor ontevredenheid over hun lichaam, grotere (financiële) investeringen in hun uiterlijk en toenemende goedkeuring van verstoord eetgedrag (Grabe, Ward & Hyde, 2008, pp. 471). De toenemende goedkeuring van verstoord eetgedrag heeft bijvoorbeeld betrekking op een positieve houding tegenover het overslaan van maaltijden, het niet eten van bepaalde voedingsstoffen zoals koolhydraten of vetten, of het bewust verminderen van de inname van het aantal calorieën (Grabe, Ward & Hyde, 2008, pp. 471).

Ook uit andere metastudies (Stice, 2002; Cafri et. al, 2005; Levine & Murnen, 2009) bleek dat bij vrouwen een causaal verband bestaat tussen het overnemen van een (zeer) slank ideaalbeeld uit de massamedia en een negatief lichaamsbeeld – en in sommige gevallen verstoord eetgedrag (Levine & Murnen, 2009, pp. 30). Bewustzijn van een slankheidsideaal binnen een maatschappij, het internaliseren van dit ideaal en het ervaren van druk vanuit de media om slank te zijn, gelden hierbij als voorspellers van een negatieve lichaamsbeleving en mogelijk eetproblematiek (Levine & Murnen, 2009, pp. 30). De massamedia zijn bij het ontwikkelen van verstoord eetgedrag dus een risicofactor: vooral bijdragen over schoonheid en mode in vrouwenbladen zouden van invloed zijn op eetgewoonten bij vrouwen (Thomsem,

Weber & Brown, 2002, pp. 14). Tijdschriften moedigen twee van de meest gebruikte manieren om het gewicht te controleren aan: het volgen van een caloriearm dieet en het innemen van dieetpillen (Thomsem, Weber & Brown, 2002, pp. 14).

Het idee dat ideaalbeelden in populaire cultuur vrouwen doen streven naar een onrealistisch mooi uiterlijk, komt in mediakritieken veelvuldig terug. Een belangrijk onderwerp dat hierin naar voren komt, is dat vrouwen niet als mens maar als object worden gezien, waarvan ieder lichaamsdeel kritisch moeten worden geëvalueerd en zo nodig verbeterd. ‘Dissected into physical parts – eyes, lips, breasts, legs – women constantly are made aware of chronic imperfections, then offered products that will help them attain the socially constructed ideal’ (Duke & Kreshel, 1998, pp. 49 in Labre & Walsh-Childers, 2009, pp. 382).

Dit kan leiden tot ‘zelf-objectificatie’: vrouwen bekijken zichzelf vanuit de derde persoon en beoordelen hun lichamelijke kenmerken als dusdanig (Yusof, Helodar & Hamdan, 2014, pp. 2887). Internalisatie van mediabeelden ligt hieraan ten grondslag: in de media zien vrouwen ten slotte voortdurend representaties van het ‘perfecte’ uiterlijk. Bij zelf-objectificatie zijn vrouwen gefocust op de externe beleving van hun lichaam (hoe het eruit ziet) in plaats van de interne beleving (hoe hun lichaam aanvoelt) (Morry & Staska, 2001, pp. 270). Zelf-objectificatie heeft een negatief effect op het welzijn van vrouwen. Zo bestaat er een correlatie tussen zelf-objectificatie en schaamte over het eigen lichaam, gevoelens van waardeloosheid en machteloosheid en verstoord eetgedrag (Fredrickson et. al., 1998; in Morry & Staska, 2001, pp. 270).