• No results found

Huidige plaats symfonieorkesten Nederland

In document WIE BETAALT, BEPAALT? (pagina 62-65)

4. PROFESSIONELE SYMFONIEORKESTEN IN NEDERLAND EN DE VERENIGDE STATEN

4.1. Symfonieorkesten in Nederland

4.1.2. Huidige plaats symfonieorkesten Nederland

In 2012 zijn er tien professionele symfonieorkesten in Nederland. Deze orkesten worden voor een heel groot deel gefinancierd uit publieke middelen. In het rapport Kunst in Cijfers uit 2010 staan de inkomsten van de tien symfonieorkesten en alle andere kunstinstellingen die onderdeel van de culturele basisinfrastructuur zijn tussen 2005 en 2008.152 Uit dit onderzoek blijkt dat de orkesten gemiddeld bijna 75% van de inkomsten uit subsidies halen. Dit is meer dan bij de andere kunstinstellingen in Nederland, want het gemiddelde van de inkomsten uit subsidies van alle instellingen in de culturele basisinfrastructuur is 63%. Orkesten halen ruim 20% uit publieksinkomsten, wat hoger is dan het landelijke gemiddelde van kunstinstellingen, maar dat betekent dat minder dan 5% van de inkomsten uit andere bronnen komt, zoals sponsoring en private giften. Dit is een relatief laag percentage in vergelijking met de andere instellingen in de basisinfrastructuur. De Nederlandse symfonieorkesten zijn dus erg afhankelijk van subsidies. De

orkestsubsidies komen voor 75% van de rijksoverheid.153 De gemeenten dragen ook bij aan de orkesten

met een gemiddelde van ruim 22% van de subsidie-inkomsten. Provincies dragen nauwelijks bij;

minder dan 2% van de subsidies komt van hen.154

De rijksoverheid geeft in haar vierjaarlijkse cultuurnota een visie op het cultuurbeleid en de doelen die de overheid met kunst en cultuur wil bereiken. De overheid stelt eisen aan kunstinstellingen voor het ontvangen van subsidie, zodat de overheid zijn doelen kan bereiken via de instellingen. Vanaf de jaren ’80 is het belangrijk geweest dat kunstinstellingen een groot publieksbereik hadden. Er werden echter

151 Rijksoverheid, ‚Nieuwe basisinfrastructuur,‛ Rijksoverheid, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kunst-en-cultuur/financiering-culturele-instellingen/de-nieuwe-basisinfrastructuur (geraadpleegd op 12 januari 2012) 152 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Kunst in cijfers, Den Haag: Koninklijke de Swart, 2010, 12. 153 75% van de inkomsten is subsidie, 75% van de subsidie komt van de overheid. 75% van 75% is 56,25%.

ook andere eisen gesteld. In de cultuurnota 2001-2004 wordt voorgesteld een commissie op te richten die zich richt op een kwalitatieve en hoogwaardige symfonische muziekprogrammering in regio’s waar dat toen minder het geval was en versterking van het vernieuwende repertoire bij de orkesten,

inclusief de mogelijkheid als werkplaats te fungeren voor vooral jonge componisten.155 In deze

cultuurnota staat:

Van een meer aanbodgerichte programmering voor het traditionele abonnementspubliek is de inzet verschoven naar het bereiken van een ander publiek, bijvoorbeeld via educatief aanbod. Daarnaast is er een verbreding van het traditioneel klassiek-romantische repertoire, zowel naar het verleden als naar meer hedendaagse componisten. Het advies van de raad om het budget voor bijzondere programmering niet langer eenvoudig over de orkesten te verdelen, maar toe te kennen op grond van een inhoudelijke beoordeling van de plannen neem ik over.156

Ook de in de cultuurnota 2005-2008 worden orkesten aangesproken op hun repertoire:

Het kabinet gaat ervan uit dat het voor de orkesten en operagezelschappen ook mogelijk is om binnen de dan geldende financiële kaders een gevarieerd repertoire te bieden, zowel voor het vertrouwde gehoor als voor jong en nieuw publiek. Ook het programmeren van bijzondere werken en de vernieuwing van het repertoire dienen speerpunt te blijven in het beleid van de orkesten. Alleen dan kan het orkestenbestel een van de pijlers van onze muziekcultuur blijven.157

In de cultuurnota 2005-2008 worden ook specifieke eisen gesteld aan de orkesten:

Instellingen maakten in hun beleidsplan zichtbaar welke doelgroepactiviteiten werden ontwikkeld om het maatschappelijke bereik van cultuur te vergroten en te verbreden. Doelgroepactiviteiten zijn gericht op het programmeren van speciaal aanbod voor nieuwe publieksgroepen, het presenteren van het aanbod op bijzondere plekken, het bieden van educatieve begeleiding en marketing voor nieuwe publieksgroepen.158

In de beleidsnota Meer dan Kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid van de huidige staatssecretaris Halbe Zijlstra uit juni 2011 staat:

Vanwege het belang voor de culturele vorming en de nog altijd grote waardering van het Nederlandse publiek voor klassieke muziek, vindt het kabinet het net als de Raad belangrijk dat in het hele land symfonisch aanbod beschikbaar blijft. *…+. Het uitvoeren van dat symfonisch repertoire beschouwt het kabinet als kerntaak van de orkesten. Voor de rol van het rijk legt het de nadruk op een efficiënte geografische spreiding en behoud van de internationale top.159 De plannen (moeten) aantonen dat *…+ de symfonische taak op een volwaardige manier kan worden uitgevoerd. Volwaardig wil zeggen in een zodanige variëteit dat uit oogpunt van publieksbereik een voldoende

155 Ministerie van onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Cultuur als Confrontatie: Cultuurnota 2001-2004, (Den Haag, 2001), 14.

156 Ibid., 15.

157 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Cultuurnota 2005-2008, Meer dan de som, (Den Haag, 2004), 28. 158 Ibid., 12.

159 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid, (Den Haag: kamerbrief, 2011), 15.

wervend seizoensaanbod kan worden samengesteld en het totale subsidiebudget per orkestvoorziening een effectief functioneren mogelijk maakt.160

De regering verwacht dat orkesten met minder geld vanuit het Rijk wel het symfonisch repertoire aanbieden en een groot publiek bereiken. De orkesten moeten dit volgens het kabinet doen door meer ondernemerschap te tonen. Podiumkunstinstellingen moeten in 2013 21,5% eigen inkomsten behalen. De regering geeft aan dat er op dit moment nog niet altijd voldoende kennis en vaardigheden zijn bij de instellingen om private middelen binnen te halen, maar de overheid zal gaan helpen met de praktische ondersteuning op het terrein van ondernemerschap, bijvoorbeeld met advies en training. In de beleidsnota staat ook het voornemen genoemd om vanuit de overheid filantropische financiering te stimuleren.161 De weg die de regering in wil slaan is duidelijk: Symfonieorkesten moeten een breed, gevarieerd symfonisch repertoire en vernieuwend werk aanbieden, een groter publiek bereiken en meer eigen inkomsten genereren om de afnemende subsidie van de overheid te vervangen.

Omdat symfonieorkesten nog steeds in hele grote mate afhankelijk zijn van de subsidie van het Rijk is het te verwachten dat de orkesten deze opmerkingen uit de cultuurnota’s ter harte nemen en er in de keuze voor het repertoire en het beleid rekening mee houden.

Naast de subsidies van de overheid hebben symfonieorkesten ook andere inkomsten. In een studie naar eigen inkomsten in de cultuursector uit 2007, blijkt dat het percentage van overige inkomsten erg laag is, ongeveer 2,5%. Onder overige inkomsten wordt verstaan sponsoring, mecenaat, horeca &

merchandising en dienstverlening.162

Sponsoring is volgens de onderzoekers van het rapport de bekendste en ook financieel grootste overige inkomstenbron. Cultuursponsoring is een tijd lang gegroeid, maar in 2001 is het aandeel sponsoring gestagneerd. Mecenaat, waaronder (jaarlijkse) donaties, eenmalige schenkingen, lidmaatschappen van een vriendenvereniging, fondsen op naam en legaten wordt verstaan, is iets wat in Nederland nog in de kinderschoenen staat er waar nog veel te verbeteren valt voor instellingen.

160 Ibid., 16.

161 Ibid., 11.

162 B. Drenth, C. Langeveld, T. Syderius en A. Verhoeven, Verkenning uitmarktdebat 2007: Versterken eigen inkomsten

In document WIE BETAALT, BEPAALT? (pagina 62-65)