• No results found

Griftkanaal en Apeldoornsch Kanaal

6 Andere gebruiksvormen van het Veluwse water

6.2 Griftkanaal en Apeldoornsch Kanaal

De Grift, die oorspronkelijk gegraven is voor afwatering en die later, zoals we zagen, een groot aantal

molens heeft aangedreven, is ook lange tijd gebruikt voor de aan- en afvoer van goederen. In de 17e

eeuw werd de Grift bevaren met platbodem schuiten, die steen, hout, turf, eek (eikenschors) en graan vervoerden. De scheepvaart werd echter beperkt door de geringe capaciteit, de lage bruggen en het slechte onderhoud van de watergang. De ambtsjonkers van Heerde en Epe stelden in 1630 voor om de

Grift beter bevaarbaar te maken, maar vooralsnog lijkt er weinig te zijn gebeurd.380 Ook stadhouder-

koning Willem III schijnt te hebben voorgesteld om de Grift (beter) bevaarbaar te maken, maar ook dit

heeft niet geholpen.381 Nieuwe, meer concrete plannen ontstonden in de Franse tijd. De koperfabrikant

Krepel uit Voorst wees in 1796 op de wenselijkheid van een goede scheepvaartverbinding voor de Oost-Veluwe. Twee jaar later schreven de gemeentebesturen van Epe, Voorst en Heerde een zelfde

verzoek.382 In 1808 schreef de vroegere patriottenvoorman H.W. Daendels, afkomstig uit Hattem en

sinds 1803 wonend op het landgoed De Dellen onder Heerde,383 schreef in 1808 een verzoekschrift

aan koning Lodewijk Napoleon, waarin hij wees op de kosten die een bevaarbare Grift zou besparen op het transport van landbouwproducten, hooi, mest en hout. In het bijzonder zou het hout van de koninklijke bossen bij Soeren aanzienlijk beter kunnen worden afgezet. Daarnaast zou de nieuwe verbinding de aanvoer van grondstoffen voor de koper- en papiermolens goedkoper maken en de afwatering verbeteren. Er vonden opmetingen en een kostenberekening plaats, maar hierbij bleef het. Toen koning Willem I de plannen zag, ging het echter snel: in 1818 gaf hij Waterstaat opdracht het plan te bekijken.384

Aanpassing van de Grift bracht nogal wat problemen met zich mee. Zo zou het diep uitgraven van de

Grift problemen geven met kwelwater. Ook zouden de molens aan de Grift in problemen komen.385

Besloten werd tot de aanleg van een nieuw kanaal, dat aanvankelijk Griftkanaal en later Apeldoornsch Kanaal werd genoemd. Tussen de IJssel (bij Hattem) en Heerde valt het kanaal samen met de Grift, van Heerde tot het eindpunt in de kern van Apeldoorn werd een nieuw kanaal evenwijdig aan de Grift

377 Voor de Kempen: Burny, 1999, p. 152. De Twentse gegevens zijn afkomstig van Hagens (1979, pp. 389 en 481). Bij een van deze molens bij Ootmarsum (de Bovenste Papiermolen in Mander) is in de tweede helft van de 18e eeuw een afspraak vastgelegd, waarbij de molenaar van zondag tot en met donderdag over het water mocht beschikken en dat zowel voor de molen als voor bevloeiing gebruiken. Op vrijdag en zaterdag mochten de boeren het water gebruiken voor bevloeiing, met uitzondering van een deel van de zomer (van 1 mei tot St Maarten) en mits er voldoende water voor de molen overbleef. De molen en de aangrenzende boerderij hadden in dit geval dezelfde eigenaar (Hagens, 1979, p. 481). 378 Kobussen, 1997, p. 80.

379 De Graaf, 1947, pp. 168-169, 261-263.

380 Verstegen, 1990a, p. 64; 1990c; Vedder, 2001, p. 72. 381 Vedder, 2001, p. 77.

382 Vedder, 2001, p. 73-76. 383 Dansen & Roozen, 1994, p. 111.

384 Arnold, 1971, p. 78; Filarski, 1995, p. 298. 385 Verstegen, 1990c.

gegraven. In de 32 kilometer tussen de IJssel en Apeldoorn moest een hoogteverschil van 12,5 meter worden overbrugd, waartoe vijf sluizen werden aangelegd. Het Apeldoornsch Kanaal is als opgeleid kanaal voor Nederland bijzonder. Om ook in het hoogste kanaalpand voldoende water te houden, moest hier water worden aangevoerd. Hiertoe werd een sprengenbeek, de Kayersbeek, gekocht. Voor de financiering van het kanaal wezen rijk en provincie naar elkaar. Uiteindelijk heeft de koning vrijwel de hele aanlegkosten uit eigen zak voorgeschoten. Het kanaal werd vervolgens in de jaren

1824-'29 gegraven.386

Het kanaal rendeerde niet; het sluis- en bruggeld dekte niet eens de kosten van het onderhoud van de

vijf houten sluizen en de 37 draaibruggen.387 In de jaren 1859-'68 verlengde Rijkswaterstaat het kanaal

tot aan de IJssel bij Dieren. In dezelfde tijd werd het oude deel van het kanaal, dat nu Apeldoornsch Kanaal ging heten, verruimd (1858-'80). Voor het nieuwe deel van het kanaal vormde de

watervoorziening het voornaamste probleem. In 1863 werd overwogen het water van de

Steenbeekmolen te gebruiken, maar dat zou het einde van deze molen betekend hebben. Uiteindelijk liet het Rijk een aantal nieuwe sprengen graven: de Oosterhuizersprengen, de Vrijenberger- en Veldhuizerspreng (fig. 39; alle ten zuiden van Beekbergen) en de Zwaanspreng (tussen Beekbergen

en Apeldoorn).388 Het kanaaltraject van Apeldoorn tot Heerde werd daarnaast nog gevoed door een

aantal (sprengen)beken die tot dan toe in de Grift uitmondden, naar het kanaal te leiden. Ze werden daartoe onder de Grift door (Smallertsche Beek) of, via aquaducten, over de Grift heengeleid

(Papegaaibeek, Wenumse Beek, Egelbeek en Klaarbeek).389

Figuur 39. De aanleg van de Veldhuizerspreng in 1869. Uit: Vedder, 2001, p. 103. De Oosthuizer en Vrijenberger sprengen nemen een bijzondere plaats in binnen het sprengenlandschap. Ze vallen niet alleen op door hun schaal, maar wijken ook af door de vorm van de sprengkoppen, met een rechthoekige in plaats van de gebruikelijke ronde afsluiting. De bekendste onderdelen van de Vrijenberger spreng vormen de watervallen (fig. 40), aangelegd omdat het zeer grote verval anders tot schade door erosie zou leiden. Ze zijn te laat aangelegd om nog te worden ingezet om molens aan te drijven.

386Arnold, 1971, p. 78; Filarski, 1995, p. 330; Vedder, 2001, p. 83. 387Rijksdienst voor de Monumentenzorg & De Vries, 1996, p. 19.

388Arnold, 1971, p. 78; Bosch & Van der Ham, 1998, p. 92; Filarski, 1995, p. 355; Hardonk, 1968, p. 131; Willemsen, 1997. 389Willemsen, 1997, p. 25.

Figuur 40. Waterval in de Vrijenberger Spreng bij Loenen. Foto J. Renes.

Een succes is het Apeldoornsch Kanaal niet geworden. De hoogste aantallen schepen werden in 1830 genoteerd, toen grote hoeveelheden stenen werden aangevoerd voor de aanleg van de straatweg van Apeldoorn naar Arnhem. In dat jaar passeerden bij Epe meer dan 1400 schepen. In de meeste jaren lag dat aantal tussen 600 en 900. De opbrengsten waren veel te laag om rente, onderhoud en

aflossingen te betalen. In ruimer verband bezien valt de afweging aanzienlijk gunstiger uit, omdat een grote hoeveelheid duur landtransport van Apeldoorn en andere dorpen naar de IJssel overbodig werd.390

In de jaren 1926-'32 werd het kanaal verruimd, waarbij de breedte van 11 op 21 meter werd gebracht en de diepte van 1,30 naar 2,10 meter. Nog in 1958 werd een nieuwe sluis gebouwd. Het leidde allemaal niet tot een rendabele exploitatie. Uiteindelijk is noordelijke deel van het kanaal in 1965 en het zuidelijke deel in 1972 gesloten. Rijkswaterstaat bleef daarna nog wel eigenaar en

kwantiteitsbeheerder van het kanaal en van de bijbehorende sprengen. Het kwaliteitsbeheer werd in 1973 ondergebracht bij het kort daarvoor opgerichte zuiveringsschap Veluwe, dat per 1-1-1997 opging in het nieuwe waterschap Veluwe. Twee jaar later werd het waterschap ook eigenaar van het kanaal.391