• No results found

Gemeente Aantal molens Aantal arbeiders

4.5 Andere industriemolens

In een volmolen werden de weefsels van wollen stoffen dichtgemaakt (gevuld). De wollen stoffen werden vermengd met klei, reuzel, rotte urine en water en vervolgens gestampt. Dat laatste kon worden gedaan met handen en voeten, maar al in de in de tiende eeuw was bekend dat dit ook door

watermolens, uitgerust met stampers of hamers, kon worden gedaan.262 De oudst bekende volmolen in

het huidige Nederland stond in 1264 in Maastricht,263 op de Veluwe wordt er voor het eerst een

genoemd in de rekening van de rentmeester van de Gelderse hertog over 1410/'11. Deze laatste molen,

waarschijnlijk een rosmolen, was enige jaren daarna alweer verdwenen (`vergaen').264

In het begin van de 17e eeuw stonden verschillende volmolens in Apeldoorn. In 1603 werd een volmolen aan de Grift gebouwd, volgens de eigenaar op verzoek van onder meer de `semptlicke

wullenwevers' van Apeldoorn. Dit wijst op de aanwezigheid van wolindustrie in Apeldoorn.265 Een

paar van deze bedrijven hadden een meer dan plaatselijke betekenis. Uit het midden van de 17e eeuw bestaan getuigenverklaringen over de werkzaamheden van twee Apeldoornse volmolens in het begin van de eeuw. De Apeldoornse volmolenaar Steven Jansen Potgieter schreef in 1647 dat hij lakens verwerkte `van alle hoeken, soo uyt Overissel, Campen, Deventer, Zwoll, Sticht van Utrecht ende uyt

262Van Gorp, 1979; Hardonk, 1968, p. 34; De Vries, 1999, p. 16. 263Nijhof, 1982, p. 51.

264Hardonk, 1968, pp. 34-35. 265Hardonk, 1968, p. 35.

Hollandt'.266 Van beide molens wordt gezegd dat ze laken volden voor opdrachtgevers in Overijssel, de IJsselsteden, het Sticht Utrecht en andere provincies. Toch is het aantal volmolens op de Veluwe nooit erg groot geweest. In 1636 werd naast de Munnikhuizermolens in Apeldoorn een volmolen gebouwd in verband met de slappe tijden in de papiermakerij. De molen werd in 1648/'49 alweer een 'vervallen

vulmoleken' genoemd en is korte tijd later omgebouwd tot papiermolen.267 Het geeft aan hoe dominant

de papiernijverheid was. Het hoogste aantal volmolens, vier tot zes, draaide in de periode 1630-'40 (fig. 27).

Figuur 27. De Veluwse volmolens in tijdslijnen

In een leer- of zeemmolen werden kalfs- en schapenhuiden, na met olie of traan bestreken te zijn, gestampt om zeemleer te maken. Dit zeemleer werd onder meer gebruikt om kleding, zoals wambuizen

en broeken, van te maken.268 De inrichting van zeemmolens leek veel op die van volmolens en beide

typen werden dan ook wel eens verward.269 Een combinatie vinden we in de 17e eeuw bij de molen

Het Oude Klooster in Eerbeek. De Stinkmolen (Apeldoorn), die in de loop van de tijd wel gebruikt is voor alles wat overlast kon geven, is in 1610 gebouwd om 'seems, offte hennep en leder daarop te bereiden'. Deze zeemmolen is vóór 1648 omgebouwd tot papiermolen. In Barneveld zijn de Pelmolen en de molen In den Aard een tijdlang als zeemmmolen gebruikt. In de 17e eeuw zijn daarnaast de molen Het Gellegat bij Leuvenum en, voor korte tijd, de Monnikhuizermolen in Apeldoorn en de tweede molen op de Haar als zeemmolen gebruikt.

Een eek-, run- of schorsmolen maalt eikenschors tot run, die als looistof werd gebruikt in leerlooierijen. De huiden werden in water geweekt, schoongemaakt en vervolgens met run vermengd in diepe putten gestopt om te looien. De gebruikte run, `kif' genoemd, werd gebruikt als tuinstrooisel.270 De oudst

bekende eekmolen op de Veluwe is omstreeks 1517 gesticht bij Het Oude Loo.271 Hoewel eek niet als

266Hardonk, 1968, p. 37. 267Hardonk, 1968. 268Hardonk, 1968, p. 39. 269Nijhof, 1982, p. 52. 270Hardonk, 1968, p. 45. 271Hardonk, 1968, p. 45; Voorn, 1985.

grondstof werd gebruikt in zeemmolens272, combineerden sommige bedrijven wel de productie van zeemleer met een leerlooierijbedrijf. In 1628 omvatte het Stinkmolen-complex in Apeldoorn zowel een zeem- als een eekmolen.

In een kip- of hennepmolen werden de stengels van de hennepplanten gebeukt of geklopt. Deze molens werkten net als oliemolens, met wentelas en stampers. De producten werden gebruikt om

zeildoek en touw te maken.273 De Stinkmolen (Apeldoorn), die in 1610 was gebouwd als zeem- en

leermolen, blijkt in 1618 ook gebruikt te worden als hennepmolen.274 In 1608 zijn in Barneveld twee

hennepmolens gebouwd: de molen op Wenkum en de Kipmolen (de latere Pelmolen).275

Op de Klingelbeek hebben, op de Arnhemse oever, één of twee kruitmolens gestaan. In het begin van de 17e eeuw kreeg Hyronymus Hessels toestemming om op de beek een dergelijke molen op te

richten.276 Ook de Geelmolen bij Vaassen is oorspronkelijk, in 1616, gebouwd als kruitmolen.277

4.6 Wasserijen

Veel papiermolens zijn later verbouwd tot wasserijen. Een dergelijke verbouwing was relatief eenvoudig: het was voldoende een waskuip (draaiton) te plaatsen die door de waterraderen in beweging werd gebracht. We kunnen deze oudste wasserijen dan ook nog steeds beschouwen als watermolens. Het zuivere Veluwse sprengenwater was bij uitstek geschikt voor de witwasserij. Verder konden de hangzolders en droogschuren hun functies blijven vervullen; in plaats van vellen papier kwamen er nu de gewassen goederen te hangen.

De oudst bekende wasserijen stonden in de omgeving van Velp. De `waschmolen' aan de Beekhuizer beek bij Biljoen wordt al in 1813 genoemd, evenals een was- en papiermolen aan het einde van de grote vijver op Beekhuizen. De eigenaar van Biljoen, Van Spaen, noteerde in zijn uitgavenboekje

(1812-'13) een reparatie aan zijn wasmolen.278 Deze vroege wasmolens werkten vooral voor bewoners

van Arnhem en omgeving. Een derde vroege `Waschmolen' wordt in 1825 genoemd bij het huis Staverden.279

De wasmolens bij Velp en Staverden bleven lange tijd de enige. Omstreeks 1860 begon een grote golf van verbouwingen van papiermolens tot wasmolens. Deze golf begon in Heerde, waar de papiermaker Albert uit den Bogaard zijn molen verbouwde tot wasserij. Uit den Bogaard wordt wel genoemd als

uitvinder van de draaiton, maar andere auteurs noemen Engel Berends(en) uit Loenen.280 Tussen 1860

en het begin van de 20e eeuw werden zo'n vijftig molens, vrijwel allemaal papiermolens, omgebouwd tot wasserij. Later, toen de bedrijven zich gingen uitbreiden en waterkracht onvoldoende werd, werd de taak van de waterraden overgenomen door machines. Hierdoor ontwikkelde zich een omvangrijke wasindustrie.281

272Hardonk, 1968, p. 45. 273Hardonk, 1968, p. 42. 274Voorn, 1985.

275Voorn, 1985; Nederlandse watermolens in oude ansichten. Overigens bestaat in de literatuur wel enige verwarring over de Barneveldse molens.

276Janssen, 1999, p. 35. 277Voorn, 1985, p. 528.

278Kerkkamp, 1970, pp. 38-39. Volgens Kerkkamp doelde Van Spaen hiermee op de Overhaagse korenmolen. 279Het betrof de Staverdense (Papier)molen. De molen was tot 1812 nog in gebruik als papiermolen (Voorn, 1985). 280Heslinga, 1949, p. 524; De Vries, 1959, pp. 406-407; Kokke, 1977, p. 15; Voorn, 1985, p. 553.