• No results found

De (sprengen)beken van de Oostelijke Veluwezoom

8 Het landschap van de sprengenbeken in kaart gebracht

8.2 De (sprengen)beken van de Oostelijke Veluwezoom

Centraal op de oostelijke flank van de Veluwe ligt het stroomgebied van de Grift, waartoe de beken van Horsthoek tot en met Apeldoorn behoren. De Grift mondt bij Kasteel Vosbergen ten noorden van Heerde uit in het Apeldoornsch Kanaal. Het is een omvangrijk stelsel met verschillende typen beken, voornamelijk sprengenbeken en kwelbeken. In veel opzichten vormt dit het kerngebied van het sprengenlandschap. Voor een overzicht verwijzen we naar fig. 54. Ten noorden van dit stelsel liggen de beken van Heerde en Molecaten, die vroeger respectievelijk in de Grift en in de IJssel uitmondden en tegenwoordig in het Apeldoornsch Kanaal.

In het gebied tussen Apeldoorn-Zuid en Dieren mondt een aantal beken eveneens uit in het Apeldoornsch Kanaal (kanaalbeken), de andere in de IJssel. Alle beken tussen Dieren en Arnhem monden uit in de IJssel.

Molecatensebeek Sprengenbeek (IJ-53)

De Molecatense Beek voedt de vijvers en grachten van het huis Molecaten bij Hattem, maar heeft daarnaast in het verleden vier molens aangedreven. In 1598 stond hier een van de eerste Veluwse papiermolens, die vóór 1637 is verdubbeld. In 1718 bestond daarnaast een korenmolen. De dubbele papiermolen verbrandde in 1857 en werd als één korenmolen met twee koppels maalstenen herbouwd. Deze is in 1914 stilgelegd, maar in 1967 gerestaureerd en weer in werking gesteld.

Meer molens zijn er nooit gekomen, wat te maken zal hebben gehad met de problematische watervoorziening. In 1694 weigerde de Rekenkamer toestemming om nieuwe sprengen aan te leggen.456

Heerderbeken Sprengenbeken (IJ-50 t/m 52) Het stelsel van de Heerderbeken bestaat uit drie lopen, die tegenwoordig meestal worden aangeduid als de Noordelijke, Middelste en Zuidelijke Heerderbeek.457 Ze komen samen bij het landgoed Vosbergen, waarna de nieuw gevormde beek (de Heerder Beek) de grachten van het huis Vosbergen voedt en daarna uitkomt in het Apeldoornsch Kanaal. Aan de beken hebben in totaal acht molens gestaan, waarvan twee, de Grote en de Nieuwe Molen op Vosbergen, aan de Heerder Beek.

De oudste molen aan de Heerderbeken was de Grote Molen bij het huis Vosbergen. Dit was waarschijnlijk een korenmolen, maar de aanwezigheid van een `Oly Moelen Wijer' kan ook op een oliemolen wijzen. De molen is waarschijnlijk in 1614 verbouwd tot papiermolen. Ernaast bouwde de eigenaar van het huis Vosbergen, Jonker Gerrit Krijt, in 1672 de Nieuwe Molen, eveneens een papiermolen.

De bovenlopen zijn gegraven. De Noordelijke Heerderbeek haalde haar water uit het Hoorner Veen. In 1623 stond hier een korenmolen, die eerder oliemolen was geweest. In 1663 was deze molen al verdwenen. In 1668 kreeg de eigenaar van het huis Vosbergen, Jonker Gerrit Krijt, toestemming van de Rekenkamer om uit het Hoorner Veen een zeker water te leiden en daarop een papiermolen te leggen. De `papiermolen in het Hoornerveen' werd het jaar erna gebouwd (overigens door de eigenaar van het huis Molecaten).

De Middelste, ijzerhoudende, beek ligt het laagst van de drie: min of meer in het midden van het smeltwaterdal. Deze loop voert dan ook naast water uit de sprengen nogal wat water uit het graslandgebied af. Hij zal zijn aangelegd door Luyer Daendels, scholtis van Heerde, die in 1669 van de Rekenkamer toestemming kreeg om een water uit het Heerder Veen bij de Putjesberg te leiden en daarop zoveel papiermolens te leggen als het verval van het water zou toestaan. Daendels verklaarde dat hij het water voorbij zijn molens zou leiden in de beken die liepen op de korenmolen en de twee papiermolens (=de Grote Molen bij Vosbergen en de Kleine Molen). Op het door hem gegraven water stichtte hij in 1669 de Veense Molen, die in 1711 werd uitgebreid tot een dubbele molen. In 1718 bestond nog een derde molen aan de middelste beek: de molen aan de beek in het Hoorner Veen.458 Op de zuidelijke tak werd in 1646 het Nieuwe Molentje in het Veld459 gebouwd. Op deze tak stond ook de Hulsberger Korenmolen, die nu nog bekend staat als de korenmolen van Volkers.

Sprengen die nu de zuidelijke of de middelste beek voeden, hebben in het verleden ook de naastliggende beek gevoed. Ook heeft de noordelijke Horsthoekerbeek (IJ-47), die zeer veel water voert, een tijdlang de zuidelijke Heerderbeek gevoed om de korenmolen aan die laatste beek van extra water te voorzien. De nu droge beekloop is in het bos nog te traceren.

Horsthoekerbeken Sprengenbeken (IJ-47 t/m 49) Weinig bekenstelsels hebben een zo weinig natuurlijke oorsprong als de Horsthoeker- of Griftbeken460 tussen Heerde en Epe. Het complete bekensysteem is in zeer korte tijd aangelegd in een gebied waarin voordien nauwelijks water stroomde. De Noordelijke en de Middelste moeten kort voor 1667 zijn gegraven, de Zuidelijke in 1668. Op elk van de beken hebben twee molens gestaan.

De Noordelijke of Eerste Horsthoekerbeek, ook wel de Horsthoeker Molenbeek461 genoemd, heeft twee bovenlopen op verschillend niveau, waarvan de zuidelijke een duidelijke sprengenbeek is. In 1667 gaf de

456 Voorn, 1985, p. 575-576.

457 IJzerman (1981, overzichtskaart) noemt ze naar de eigenaren, respectievelijk 'Bosch', 'Uyt den Bogaard' en 'Volkers'. Gegevens over deze beken zijn verder afkomstig van de veldwerkgegevens (J. Meijer) en uit: Menke, 1999; Volkers & Zuurbier, 1997; Voorn, 1999.

458 Voorn meent dat deze molen mogelijk al bestond in 1659.

459 Ook wel: het kleine molentje in het Veen, de molen op Steenvoort of de molen bij het Steenvoortsbrugje. 460 Gegevens over deze beken zijn afkomstig van: Menke, 1999; Volkers & Zuurbier, 1997; Voorn, 1999. 461 Voorn spreekt van de Griftbeek.

Rekenkamer aan Luyer Daendels toestemming om twee papiermolens te bouwen op 'de wateren ende het beecxken uijt 't Eper en Vembder Velt ende Merckluijder Vheenen, ten delen door sijn veen, den Berckhorst genaemt lopende ... tot eindelijck in de Grift'. Een van die molens, de Onderste Molen, was toen al gebouwd. De molen is later voorzien van een tweede rad, waarvoor de beek is verlegd. De molen werd in 1839 omgebouwd tot korenmolen (`De Hoop'), werd in de eerste decennia van de 20e eeuw nog geheel gemoderniseerd en is pas gesloten in 1979. Het interieur is nog nagenoeg compleet en de molen ligt schilderachtig aan een fraaie wijer. Op de zuidelijke bovenloop is in 1715 een tweede papiermolen gebouwd (de Bovenste Molen in de Horsthoek). De tweede molen waarvoor in 1667 toestemming werd verleend, kwam naast de andere te staan, maar aan de Middelste of Tweede Horsthoekerbeek. Mogelijk was ook deze Onderste Molen toen al gebouwd.462 Verder stroomopwaarts stond in 1695 een tweede papiermolen, De Dullink.

De Zuidelijke of Derde Horsthoekerbeek ligt op het grondgebied van de gemeente Epe en heet daar simpelweg Molenbeek. In 1668 kreeg Henderick van Isendoorn van de Rekenkamer het water in erfpacht van een beekje, in het Noorler of Vembder Veen te graven, beginnende aan het Hoge Veld en vandaar naar de 'gemeine Grift', om daar een papiermolen op te leggen. Kort daarna (nog vóór 1675) werden op deze gegraven beek twee molens gesticht: de onderste molen (de Molen in Vemde) en de papiermolen in Norel. Hoewel de onderste molen voorzover bekend altijd papiermolen is geweest, toont de Topografische Kaart van 1911 een vijver boven de molen. In 1927 werd dit het zwembad 'De Wijerd'.

In de omgeving zou nog een beek, de `Norelbeek' hebben gestroomd. Bij de aanleg van de spoorlijn (het

locaalspoor Apeldoorn-Hattem, 1877) zouden fundamenten zijn gevonden, die mogelijk horen bij een watermolen die in 1544 wordt genoemd en op een onbekend moment is verdwenen. Het veronderstelde tracé is op de overzichtskaart als `verdwenen beek' aangegeven, met uitzondering van de (onwaarschijnlijke) noordelijke tak.463 Of de beek ooit echt heeft bestaan is onzeker. Bij werkzaamheden omstreeks 1998 werd het veronderstelde tracé twee of drie maal diep doorgraven. Niets wees daarbij op een beek.

Eper beken Sprengenbeek, kwelbeek (IJ-46) Het uitgebreide en ingewikkelde stelsel van beken dat de Tongerensche, Klaar-, Paal-, Vlas- of Vles-, Verloren, Dorpsche en Eper Beek omvat, wordt wel aangeduid als de `Eper beken' (fig. 55). Voor een deel gaat het om weilandbeken, maar er is ook een aantal sprengen. De ontwikkeling van dit stelsel is nooit goed ontrafeld. De verwarring blijkt alleen al uit de vele namen die voor de beken werden en worden gebruikt. Naast de

bovengenoemde zijn nog namen in gebruik als de Witte Beek (voor de Tongerensche en het aansluitende deel van de Paalbeek) en de Molenbeek (voor de benedenloop van de Klaarbeek).

Oorspronkelijk hebben hier waarschijnlijk drie beken gelopen: van noord naar zuid de Dorpsche Beek, de Klaarbeek (met als bovenlopen de Vlasbeek en de Paalbeek) en de Verloren Beek. De bouw van watermolens was aanleiding voor een aantal wijzigingen in de beeklopen. Een deel van het water uit het Wisselsche Veen, dat oorspronkelijk de Verloren Beek moet hebben gevoed, werd via een grotendeels gegraven beekloop (de Tongerensche Beek) geleid naar de Paalbeek, die verder stroomafwaarts Klaarbeek heet. De Verloren Beek werd daardoor `onthoofd' en dankt misschien daaraan haar naam. De sprengen van de Tongerense Beek zijn het eigendom van acht voormalige belanghebbenden: de voormalige molenplaatsen. Van de hoofdbeek heeft ieder een deel in bezit. Ook de verschillende zijbeken zijn voor een deel van één van de genoemde eigenaren; een ander deel is vermoedelijk van de aanpalende eigenaar.

Zeer complex, en nauwelijks meer te ontrafelen, is de situatie aan de bovenloop van de Dorpsche Beek. De Vlasbeek was oorspronkelijk vermoedelijk de afwatering van het beekdal alhier. De beek kwam waarschijnlijk pas benedenstrooms van Wissel in de Klaarbeek uit. Bij de stichting van de Wisselse papiermolens in 1615 werd de Vlasbeek vermoedelijk `omgebouwd´: er werd een spreng gegraven en de daloverkruising aangelegd.

Het komt erop neer dat het overgrote deel van het water dat in de omgeving van Epe aanwezig was, naar de Klaarbeek is geleid. Waarschijnlijk is dat al gedaan voor de vier korenmolens die enkele eeuwen geleden aan de benedenloop van de Klaarbeek stonden. Van deze molens is weinig bekend. In 1731 werd de tweede van onderen afgebroken, waardoor de molen direct daarboven (de huidige Kopermolen, die vermeld wordt in 1531 en intussen was omgebouwd tot een dubbele papiermolen) meer water kreeg. De bouw van papiermolens begon in Epe in 1615 met de bouw van de eerste van het complex van drie molens in Wissel (de tweede werd ca 1648 als korenmolen gebouwd en rond 1675 verbouwd tot papiermolen, de derde werd gebouwd in 1823). De bovenste molen op het systeem, de Achterste Molen (nu nog wasserij) is tussen 1710 en 1715 gebouwd op de

Tongerensche Beek.464

Zoals meer beken in deze omgeving, mondde de Klaarbeek aanvankelijk uit in de Grift, maar is het water in de 20e

462 Voorn, 1985, p. 564. 463 Aalbers, 1995b.

eeuw via een aquaduct *over de Grift heengevoerd om het Apeldoornsch Kanaal van water te voorzien.

Figuur 55. Het stelsel van de Eper Beken.

Smallertsche Beek Kwelbeek (IJ-45) In 1680 stond een papiermolen in de bovenloop van de beek, bij Schaveren. Deze molen is in de 18e eeuw al verdwenen. Meer succes had de dubbele papiermolen die de heren van de Cannenburch in 1693 ten zuiden van Emst, op de benedenloop van de beek lieten zetten. Een van de molens verdween na een brand in 1855, de andere werd na 1874 omgebouwd tot korenmolen. Bij de monding in de Grift werd in de tweede helft van de 19e eeuw een viskwekerij gesticht; deze is intussen verdwenen. In 1910 werd de korenmolen verkocht aan de Nederlandsche Heide Maatschappij, die hier de nog bestaande forellenkwekerij begon. De Smallertsche Beek is in de 20e eeuw verlengd en onder de Grift doorgeleid om het Apeldoornsch Kanaal van water te voorzien.

Nijmolensebeek Bronbeek, Sprengenbeek (IJ-44) De Nijmolensebeek, die ook wel Hofsebeek of Nieuwe Molenbeek heet, wordt gevoed door waterrijke bronnen en sprengen. Het woord `nij' of `nieuw' in de naam wijst niet op de beek zelf, maar verwijst naar de Nieuwe Molens, de nieuwe naam voor de molens op de Luchtenberg die na een brand in 1745 herbouwd waren. De beide oudste molens aan deze beek zijn gebouwd vóór 1680 en tussen 1675 en 1691, de derde in laatstgenoemd jaar en omstreeks 1713 werd de vierde en laatste molen aan deze beek gebouwd. De beek en de sprengen zullen grotendeels in het laatste kwart van de 17e eeuw zijn aangelegd.

Hattemse Molenbeek Sprengenbeek (IJ-43) De korenmolen bij de Cannenburch, die al in 1402 wordt genoemd465, moet zijn gebouwd aan de oorspronkelijke beek. De Hattemse Molenbeek, die ook wel Hoge Beek of Vrouwe Martens Water werd genoemd, vormt een gegraven bovenloop. Op de plek van de latere Rollekootsmolens stond aan deze bovenloop al in 1639 een molen, waarschijnlijk de molen die in 1542 door Maarten van Rossem is gebouwd. In de tweede helft van de 17e eeuw is de beek verder ontwikkeld: vóór 1672 het Klundermolentje, vóór 1680 de tweede Rollekootsmolen en vóór 1681 en in 1698/'99 de beide Hattemse molens. Tenslotte werd, kort vóór de Hattemse molens, de Amsterdamse

Kopermolen gebouwd.466

Nieuwe Beek/Rode Beek Sprengenbeek (IJ-42) De Rode Beek is de oorspronkelijke beek. De Nieuwe Beek is, zoals de naam al aangeeft, later gegraven, en wel om water aan te voeren uit het het gebied ten westen van het Korte Broek. De beek steekt via een opgeleid traject het dal over en kruist daarbij de Geelmolense Beek onder een aquaduct. De beek is aangelegd tussen 1694 en 1698, samen met de bouw van de molens aan deze beek (Het Kraaienest en de Oosterhofsemolen). Omdat die molens blijkbaar nog niet voldoende water kregen, is de Nieuwe Beek naar de Rode Beek geleid. De

benedenlopen van beide beken lopen parallel, gescheiden door een houten schot. Het is de laatste plaats waar nog een schot in de lengte van de beek aanwezig is om helder en ijzerhoudend water te scheiden.

Voordien had de Rode Beek haar water naar de Rollekootsmolens en naar de korenmolen van de Cannenburch gevoerd. De laatste kreeg nu watertekort. Door een ingewikkelde constructie werd vervolgens water uit de Geelmolensebeek (zie aldaar) naar de molen van de Cannenburch gebracht.467

De Nieuwe Beek, de Rode Beek en de Hattemse Molenbeek lopen over een afstand van 650 meter naast elkaar langs de Emmalaan, de hoofdas van de parkaanleg van de Cannenburch.

Geelmolensebeek / Vaassense Molenbeek / Dorpschebeek Sprengenbeek (IJ-41) De onderste molen aan de beek (de Dorper Molen), wordt al in 1559 als kopermolen genoemd, maar de molens verder stroomopwaarts zijn pas in de loop van de 17e eeuw gebouwd: de Geelmolens omstreeks 1616 en vóór 1628, de Holtsemolens vóór 1631 en vóór 1697 (mogelijk al vóór 1675), de beide Brinkermolens rond 1668 en de Citadelmolen vóór 1674. Tenslotte werd in 1772 de Dorpermolen nog verdubbeld.

Tussen 1694 en 1698 werden afspraken gemaakt over de waterverdeling. De beide Brinkermolens en de

Citadelmolen kregen elk een derde van het water dat van de Geelmolens afkwam. Na gebruik liep het water van de ene Brinkermolen en de Citadel door naar de volgende molens op deze beek: de Dorpermolens. Het water van de andere Brinkermolen moest echter via een duiker onder de bovenbeek van het Kraaienest door naar de Hattemse Molenbeek worden geleid om de korenmolen bij de Cannenburch van voldoende water te voorzien.468

Het lijkt erop dat de Vaassense Molenbeek grotendeels is gegraven in het eerste kwart van de 17e eeuw, maar de sterke uitbreiding van het aantal molens rond 1670 moet tot aanvullend graafwerk hebben geleid. Om meer water naar de beek te leiden werd de bovenloop van de Rode Beek (de natuurlijke beek door het dal) naar de

Geelmolense Beek geleid (een lager deel van de Rode Beek voedt, zoals hierboven al bleek, de Nieuwe Beek).

Egelbeek Kwelbeek

De Egelbeek is een natuurlijke beek, die ontsprong in een moerasgebied, het Korte Broek. Door zijn lage ligging en geringe verval was de Egelbeek weinig geschikt voor de bouw van molens. Kort voor 1700 is de beek een deel van haar wateraanvoer kwijtgeraakt toen het water uit het Korte Broek naar de nieuw aangelegde Nieuwe Beek werd geleid. In de 20e eeuw werd de Egelbeek, die aanvankelijk uitmondde in de Grift, verlengd en via een aquaduct over de Grift heengevoerd om het Apeldoornsch Kanaal van water te voorzien.

Het Korte Broek is in de 19e en 20e eeuw ontgonnen tot grasland, waarbij een slotenpatroon werd aangelegd voor ontwatering. Onlangs zijn die ingrepen grotendeels ongedaan gemaakt, waardoor het broekgebied zich

465 Bierens de Haan, 1990a, p. 260. 466 Voorn, 1985.

467 Terwel, 1995. 468 Terwel, 1995.

herstelt.

Wenumsche Beek of Meibeek Sprengenbeek (IJ-40) De Wenumsche Beek mondde aanvankelijk uit in de Grift. Aan de beek stond in 1313 al de Wenumer Saatmolen, de graanmolen van Wenum die later nog een korte tijd als kopermolen heeft gediend en daaraan de naam Nieuwe Kopermolen dankt. De huidige Wenumse Korenmolen, op de plaats van de eerste molen, werd eind 19e eeuw gebouwd net bovenstrooms tegen het gebouw van de kopermolen. Dit laatste heeft nog steeds kenmerken van een kopermolen. De korenmolen was tot in de jaren '60 in bedrijf en is nog altijd maalvaardig. Stroomopwaarts werd in 1629 een papiermolen gebouwd. Nadien is aan elk van de beide bovenlopen nog een papiermolen gebouwd: vóór 1648 de Dijkgraafsmolen aan de zuidelijke tak en vóór 1677 de Huygensmolen aan de noordelijke tak (de Meibeek). Voor deze beide molens zijn de sprengensystemen aangelegd. De sprengen gaven zoveel water dat de molen uit 1627 in 1653 kon worden omgebouwd tot kopermolen: de Rotterdamse Kopermolen. Beide kopermolens beschikken nog steeds over fraaie wijers. Tenslotte is in 1690 nog een papiermolen stroomafwaarts van de graanmolen gebouwd. In de tweede helft van de 18e eeuw werd blijkbaar nog steeds aan de sprengen gegraven. Omdat men op Het Loo vreesde dat dat ten koste zou gaan van de watertoevoer naar de fonteinen en cascades, kocht prins Willem V in 1767 de Dijkgraafsmolen.

De beek werd in de 19e eeuw verlengd en via een aquaduct over de Grift heengevoerd om het Apeldoornsch Kanaal van water te voorzien.469

Papegaaibeek Kwelbeek

De Papegaaibeek mondde aanvankelijk uit in de Grift, maar werd in de 20e eeuw verlengd en via een aquaduct over de Grift heengevoerd om het Apeldoornsch Kanaal van water te voorzien.

Koningsbeek Sprengenbeek (IJ-39) De Koningsbeek is van oorsprong een natuurlijke beek, die in de late Middeleeuwen de grachten van het Oude Loo voedde, omstreeks 1517 werd verlegd om te dienen als molenbeek en in de 17e eeuw veranderde in een `koningsbeek'. De geschiedenis van de molens aan deze beek begint in 1517, als Johan Bentinck van hertog Karel toestemming krijgt om op de beek bij zijn huis `'t Loe' een koren-, olie- of volmolen of alle drie tegelijk te leggen. Van de stichting van een volmolen blijkt niets, maar wel staan er in 1547 op de beek 'een saatmoelen, olymoelen ind een eeckmoelen'. De eek- of runmolen werd in 1641 vervangen door de Bovenste Papiermolen. De oliemolen (later bekend als de molen aan de Zwolseweg), aan een korte zijbeek, was al in 1629 vervangen door een papiermolen. Stroomafwaarts werd in 1633 de Derde of Onderste Papiermolen (de Papiermolen op Veldhuizen genoemd) gebouwd.

Vooral de korenmolen, ver bovenstrooms op de beek, is nauwelijks voor te stellen zonder de Oude Sprengen, die dan ook waarschijnlijk rond 1517 zijn aangelegd. In 1629 blijkt, dat de Oude Sprengen (de 'graeven in den Oorspronck') worden onderhouden door de molenaars van de korenmolen en olie- (later papier)molen.470 Deze molenbeek veranderde volkomen van karakter door de aanleg van het het 'Nieuwe Huis Loo' met de grote tuinen in 1685. Voor de tuinaanleg liet de stadhouder de korenmolen afbreken en herbouwen tegenover de Onderste Papiermolen (bij Veldhuizen aan de Grift); de nieuwe korenmolen heette wel de Stadhoudersmolen. De wijer van de afgebroken molen werd vergraven en van hoge dijken voorzien om de waterstand op te kunnen voeren. Met het water van deze Hoge Vijver konden fonteinen tot 2 meter hoogte spuiten. In dezelfde periode zijn