• No results found

Het vote getters-systeem

In document De staat van bestuur van Aruba (pagina 97-103)

5 De relatie tussen Staten en regering

5.3 Informele instituties in een kleine samenleving .1Feitelijk monistisch?

5.3.3 Het vote getters-systeem

Een achterliggend aspect van de polarisatie waar Fesca op wees, het geperso-naliseerde karakter van de politiek, werd door verschillende respondenten bevestigd. Het rapport van Fesca attendeerde namelijk op een informele poli-tieke institutie van Aruba die afweek van wat elders gebruikelijk leek te zijn: de regel dat voorkeursstemmen (in belangrijke mate) bepalen of een kandi-daat van de winnende partij in aanmerking komt voor een post in de rege-ring. Fesca sprak hier van het votegetters-systeem.194 Dit systeem zou een paar effecten hebben. Kandidaten met veel voorkeursstemmen die een rege-ringspost kregen, waren relatief autonoom ten opzichte van de andere bewindslieden omdat zij een eigen mandaat van het electoraat hadden. De kandidaten die ‘doorschoven’ in de Staten omdat de vote getters plaatsnamen in de regering waren per definitie degenen met een zwak mandaat van de kiezer en stonden binnen de partij dus relatief zwak. Dit droeg volgens Fesca bij aan de volgzame, monistische opstelling van regeringsfracties.

Het vote getters systeem bevorderde volgens Fesca ook dat (aankomende) Statenleden zich vooral richtten op het behouden en vergroten van een eigen achterban. Politici in Aruba voerden niet alleen campagne voor de partij, maar ook voor zichzelf. Verschillende respondenten uit verschillende poli-tieke partijen bevestigden dit fenomeen, maar de AVP’ers onder hen nuan-ceerden het ook. Volgens hen voerden kandidaten van de AVP weliswaar ook campagne voor zichzelf, maar opereerden zij daarbij meer als een team, ter-wijl de MEP-kandidaten zelfs eigen vlaggen hadden. Dit brengt ons op de wijze waarop in Aruba verkiezingscampagnes gestalte krijgen. De manier waarop politieke partijen en individuele politici hun campagnefondsen en stemmen vergaren kan medebepalend zijn voor afhankelijkheidsrelaties tus-sen kiezers en latere bestuurders.

5.3.4 Partij- en campagnefinanciering

Arubaanse verkiezingscampagnes duren lang en kosten partijen en politici veel geld. De kosten worden ten dele gedragen door de partijen, die daarvoor fondsen werven. Kandidaten moeten hun persoonlijke campagnes echter zelf betalen, wat betekent dat zij ook hun eigen fondsen werven. Diverse respon-denten, onder wie een aantal politici, bevestigen deze praktijk waarin ‘elke

194 Fesca (2003a, p. 12-13).

politicus zijn eigen campagnekas (heeft)’. Een politicus merkte in dit verband op dat je als kandidaat niet op je partij kon rekenen. Een kandidaat krijgt wel vlaggen, maar tv-spots zijn te duur en het campagnegeld gaat voornamelijk naar de leider. Daarom moet een kandidaat over een eigen campagnebudget beschikken. Dit zou ook gelden voor kandidaten van kleinere partijen. Om aan fondsen te komen, doen partijen en kandidaten een beroep op bur-gers en het bedrijfsleven. Eén methode van fondsenwerving is het organise-ren van loterijen, een andere het organiseorganise-ren van bijeenkomsten. Men ver-koopt lootjes voor auto’s of organiseert een bijeenkomst of barbecue waar mensen voor betalen, zo stelden twee politici. Beginnende politici moeten veel zelf betalen, ‘want mensen gaan niet zeggen: ik geef je heel veel geld, want ik verwacht dat ik iets van je terug kan krijgen’. Belangrijk is ook veel te praten met kiezers, hen thuis op te zoeken en cadeautjes uit te delen (T-shirts bijvoorbeeld).

Campagnes zijn kostbaar. Grote bedragen zouden daarvoor zijn uitgegeven, niet alleen aan petjes en vlaggen, maar onder andere ook aan campagnefees-ten. Een bewindspersoon van de AVP gaf aan ‘zeker te weten’ dat dergelijke inspanningen tijdens de campagnes stemmen opleverden. Kiezers verwach-ten volgens hem dat de partijen ‘een feestje organiseren’. Een politicus die ‘alleen een saai verhaal houdt’, zal geen stemmen trekken.

Wat precies de kosten van een campagne zijn en hoeveel fondsen partijen en kandidaten weten te werven, is niet bekend, want de grote partijen en de meeste kandidaten hebben deze cijfers niet openbaar gemaakt. De kleine partij RED zou volgens een eigen opgave tussen de anderhalf en twee ton hebben uitgetrokken voor de campagne van 2009. Een kandidaat van deze partij stelde dat zijn eigen campagne ongeveer Afl. 30.000 had gekost. Hoe meer sponsoren hij had, hoe minder hij zelf hoefde te betalen. ‘Het budget is overigens een fractie van wat kandidaten van de grote partijen uitgeven’, meende hij.195 Een respondent uit de MEP stelde overigens eveneens dat zijn campagne ongeveer Afl. 30.000 had gekost.

Respondenten van verschillende politieke achtergrond zijn het er in ieder geval over eens dat partijen en politici geld nodig hebben om hun verkiezing veilig te stellen en dat hier een risico in schuilt. Een respondent uit de rechts-handhaving meende dat ‘dat geld voor die campagnes ergens vandaan (moet) komen, en dat komt via de sponsors van die partijen. En daar begint het spek te stinken’. Een bewindspersoon plaatste vraagtekens bij de finan-cieringsbronnen van de ‘tegenpartij’ en een andere politicus stelde dat je op moet passen te veel bij één iemand te halen, want ‘daarna komt die iemand terug bij jou om veel te halen’. Deze politicus acht het ook onjuist dat

kandi-195 Een op www.redaruba.com gepubliceerd interview met een voormalig RED-kandidaat geeft enig inzicht in de bedragen waar het bij een kleine partij, volgens die partij, om gaat: ‘Het is de tweede keer dat de witte partij, opgericht in 2003, meedoet aan de verkiezingen. Dit keer wordt er met een budget van tussen de 1,5 en 2 ton florin gewerkt.’ Bijna het dubbele van het budget bij de vorige keer, maar dat komt volgens deze kandidaat omdat ervoor gekozen is dat kandidaten ook eigen campagnes mogen voeren. ‘Om te laten zien dat RED uit meer mensen bestaat dan alleen Rudy Lampe.’

daten kiezers een baantje beloven, wanneer ze eenmaal in functie zijn. ‘Dat patronagesysteem’ noemde hij ‘kwalijk’,

In ons onderzoek stelden wij in dit verband de vraag hoe een politicus erop kan vertrouwen dat een burger daadwerkelijk op hem of zijn partij heeft gestemd. Ook al kan dit nooit met zekerheid worden achterhaald, twee res-pondenten, werkzaam bij een niet-overheidsorganisatie, waren er zeer stellig over dat partijen vrij goed weten wie er op ze heeft gestemd. Alle partijen hebben lijsten met mensen die hen steunen en controleren bij de stemloka-len of die mensen ook gaan stemmen. Wanneer ze niet komen opdagen, wor-den de kiezers – het gaat niet alleen om partijlewor-den – gebeld en aangespoord om te komen stemmen. Een artikel in Amigoe lijkt dit te bevestigen.196 Het is een praktijk die volgens een respondent uit de AVP ‘uit Amerika is komen overwaaien’. Overigens biedt deze controle of mensen gaan stemmen nog geen garantie dat ze dat dan ook doen op de partij die hen daartoe overhaalt, zoals een respondent uit de MEP stelde. Het beeld dat vooral de ‘eigen’ aan-hang toegang tot bewindslieden heeft, heeft volgens respondenten uit poli-tiek (AVP en RED) en bedrijfsleven als keerzijde dat anderen daarvan nadeel kunnen ondervinden; bedrijven doneren aan beide grote partijen. Doordat de financiering van politieke partijen niet wettelijk is geregeld, is niet trans-parant hoeveel partijen en kandidaten ontvangen, van wie, en hoeveel zij besteden. Hier kan worden gesproken van een gebrek in de institutionele structuur, dat ruimte gaf aan wat Fesca in 2003 typeerde als cliëntelisme:197

‘De politicus heeft natuurlijk personen en groepen in de maatschappij nodig om op hem of haar te stemmen en tevens als praktische steun in campagnetijd, of als financier. De kiezers die zich zo aan de politicus heb-ben gebonden, verwachten naderhand een concrete en persoonlijke belo-ning voor hun inspanbelo-ningen in de vorm van voordelen (…). Deze voorde-len houden veelal een voorkeursbehandeling ten opzichte van andere burgers in (…) Naast binding van personen en families aan politici door patronage speelt ook binding van de politicus aan groepen, districten of bario’s een grote rol in de Arubaanse politiek.’

Oosting zegt hierover:

‘Ik denk (…) aan vormen van patronage, met de bijbehorende loyalitei-ten, die mede worden bepaald door de schaal van Aruba. Dergelijke patronage kan ertoe leiden dat zittende politieke machthebbers de

bekle-196 Amigoe berichtte op 25 september 2009 over zogeheten checkers van politieke partijen. ‘Dit zijn vertegen-woordigers die zelf namens de partijen een eigen telling bijhouden om vanavond de officiële telling te kunnen controleren. Ook checken zij of degenen van wie ze tijdens huisbezoeken van kandidaten de belofte kregen dat ze zouden gaan stemmen, dit ook daadwerkelijk doen.’ Amigoe constateerde dat deze checkers ook aan-vinken op welke partij ze denken dat deze stemmers hebben gestemd. Het bevolkingsregister heeft hier vol-gens Amigoe geen duidelijke afspraken over gemaakt met de partijen: ‘De checkers staan er als publiek. Het is aan de partijen wat zij daar doen.’

197 Fesca (2003a, p. 9).

ding van hun ambt van lid van de regering gebruiken als een mogelijkheid om personen uit de eigen achterban aan zich te verplichten, door hen ter wille te zijn op een wijze die niet past bij een rationeel-legale wijze van gezagsuitoefening.’198

Diverse respondenten bevestigden gevraagd en ongevraagd het beeld van een cliëntelistische politieke cultuur.199 Het deed zich volgens huidige AVP-politici vooral voor onder de vorige regering bij de verdeling van overheids-banen en bij wat Calidad ‘kwetsbare overheidshandelingen’ noemde, zoals vergunningverlening en de uitgifte van terreinen, zoals ook zal blijken in de hoofdstukken die nu volgen. De huidige AVP-regering kondigde, zoals al bleek, aan de partijfinanciering alsnog te gaan regelen.

5.4 Concluderend

Centraal in dit hoofdstuk stond de vraag: hoe functioneren de Staten ten opzichte van de regering in vergelijking met de situatie in het verleden? (onderzoeksvraag 5).

In het verleden betoogden verschillende waarnemers dat de parlementaire democratie in Aruba, alhoewel formeel op orde, niet optimaal functioneerde. In dit hoofdstuk gingen wij eerst na in hoeverre de Staten hun formele rech-ten gebruikrech-ten. De rol van de Starech-ten in het begrotingsproces was sinds de Status Aparte en tot 2009 zeer beperkt, doordat regeringen begrotingen te laat indienden en jaarrekeningen nooit in de Staten werden vastgesteld. De huidige regering werkt aan een inhaalslag met betrekking tot de jaarrekenin-gen. De begrotingen over 2010 en 2011 werden overigens weer met vertraging ingediend. Statenleden maakten door de jaren heen gebruik van het vragen-recht, maar de beantwoording van vragen door de regering bleef vaak uit. In het afgelopen decennium en tot 2009 werd nooit zelfs maar de helft van het aantal ingediende schriftelijke vragen beantwoord. Er is nog geen informatie voorhanden over de verhouding tussen beantwoorde en onbeantwoorde vra-gen na 2009; vanuit de Staten kwam in 2011 wel kritiek op het uitblijven van antwoorden van de kant van enkele ministers. De Staten maakten tot op heden één keer gebruik van het enquêterecht. Ze zegden nooit het vertrou-wen op in een bewindspersoon. Waarnemers, die over de periode voor 2009 schreven, typeerden op grond van vergelijkbare constateringen de politieke verhoudingen in Aruba door de jaren heen als in wezen monistisch en wel zodanig dat het parlement zijn controlerende taak onvoldoende uitvoerde. In dit opzicht lijkt er sinds 2009 sprake van verandering; vanuit de regeringsfrac-tie worden met regelmaat kritische vragen aan de eigen bewindslieden

198 ‘Hoe korter de afstand, des te lastiger het vaak is om een negatieve beslissing te nemen jegens iemand die men later weer in een andere verhouding ontmoet’ (Oosting, 2011, p. 120).

199 Politici, hogere ambtenaren, en personen uit rechtshandhavende instanties, maatschappelijk middenveld en waarborginstituties.

gesteld. De monistische relatie tussen regering en parlement zou in ieder geval tot 2009 ook samenhangen met enkele andere specifieke eigenschap-pen van de politieke cultuur. De polarisatie tussen de grote partijen, die nog steeds bestaat, bevorderde een compromisloze houding tegenover posities van de andere partij en bemoeilijkte volgens verschillende waarnemers en respondenten ook een zakelijke discussie over zaken die niet controversieel zouden hoeven zijn. Het ‘vote getters-systeem’ dat kandidaten van de win-nende partij die de meeste stemmen behalen in de regel doorschuiven naar de regering, zou bevorderd hebben dat Statenleden van regeringsfracties in het verleden, minder kritisch richting de eigen bewindslieden durfden zijn. Enkele respondenten menen dat sinds 2009 Statenleden minder afhankelijk zijn van de zittende machthebbers dan in het verleden en dat dit bijdraagt aan een meer autonome houding. Ten slotte gingen wij in op de wijze waarop partijen en kandidaten aan de voor de verkiezingscampagne benodigde mid-delen komen. Partij- en campagnefinanciering zijn niet wettelijk geregeld, terwijl campagnes veel geld kosten. Volgens verschillende waarnemers en respondenten schuilt hierin het risico van cliëntelisme, waarbij steun aan een partij of politicus tot de verwachting bij de verstrekker leidt dat die een tegen-prestatie kan vragen. Verschillende politici van de huidige regeringspartij meenden dat deze verwachting bij kiezers nog bestaat. Verschillende waarne-mers van de Arubaanse politiek stelden dat een oplossing voor monisme, polarisatie en cliëntelisme alleen vanuit de maatschappij, van onderaf kan ontstaan. ‘Wat wij nodig hebben is een wakker en mondig burgerschap.’200 In het rapport ‘Calidad’ werd eerder een vergelijkbare conclusie getrokken.201 Een politicus en een andere respondent meenden dat de overheid duidelijker moest zijn over wat burgers wel en niet in alle redelijkheid van politici kun-nen vragen. Burgers zouden volgens een politicus niet moeten denken dat ze wanneer ze iets hebben gedoneerd, daar dan rechten aan kunnen ontlenen. Ook oud-gouverneur Saleh van de voormalige Nederlandse Antillen betoogde dat:202

‘burgers zich al te afhankelijk (opstellen) van de overheid. Voor het min-ste of geringmin-ste doet men een beroep op de overheid. In zoverre is de bur-ger een passieve burbur-ger die alleen uit is op de voordelen die de staat te bieden heeft. Het is de calculerende burger en die interesseert zich enkel voor zijn individueel belang. Deze houding doet het staatsburgerschap verbrokkelen in een veelheid van sociale groeperingen die bepalen voor welke voordelen zij al of niet in aanmerking komen. Het is met name deze fragmentatie in particuliere belangen die polarisatie oproept en die moet worden tegengegaan.’

200 Fesca (2003a, p. 14); en Saleh in Fesca (2003b, p. 24). 201 Croes et al. (1997, o.a. p. 74 e.v.)

202 In Fesca (2003b, p. 24).

De huidige AVP-regering wil nieuwe conceptwetgeving op het gebied van partijfinanciering in de loop van 2011 in de Staten behandelen.

6 De relatie tussen waarborginstituties en

In document De staat van bestuur van Aruba (pagina 97-103)