• No results found

G eloof ontdaan van kracHt

In document God wil dat je gezond bent (pagina 100-108)

Niet lang nadat ik voor het eerst iemand uit de dood zag opstaan, was ik opgewonden. Ik was vol vuur. Ik dacht: ‘Als ik iemand uit de dood kan zien opstaan, dan kan ik blinde ogen zien opengaan, dove oren zien ge-nezen en mensen uit rolstoelen op zien staan - alles!’ Ik hield een samen-komst in Omaha, Nebraska. Links van mij, vooraan, zat een man in een rolstoel. Ik was zo opgewonden. Ik dacht: God, ik heb U iemand uit de dood zien opwekken, dus weet ik dat deze man genezen zal worden. Ik kon nauwelijks wachten om mijn preek af te maken, zodat ik naar hem toe kon gaan om hem te bedienen.

Zodra ik mijn boodschap had beëindigd, ging ik naar hem toe, greep hem bij de hand en verklaarde: ‘In de naam van Jezus Christus van Nazareth, sta op en wandel!’ Toen ik hem met een ruk uit de rolstoel trok, bewoog hij omhoog en voorover, en viel toen plat op zijn gezicht.

Aangezien hij verlamd was, kon hij niet opstaan of zichzelf vastgrijpen.

Toen dat gebeurde, kon je het stokken van de adem, het gekreun van ongeloof en de shock bij de mensen horen en voelen. Ook ik was geschokt.

Ik voelde mij beschaamd en vernederd. Ik dacht: Kijk wat ik deze man heb aangedaan. Ik heb hem in verlegenheid gebracht en vernederd. Ik voelde mij verschrikkelijk. Dus knielde ik op handen en knieën neer, greep hem om zijn borstkas, zette hem met grote moeite terug in zijn rolstoel en zei zoiets als: ‘Ga heen in vrede, word warm en word verzadigd’ (Jakobus 2:16). Maar ik had hem niet gegeven wat hij nodig had. Deze man ging weg in zijn rolstoel.

Toen ik naar mijn hotelkamer terugkeerde, herinner ik mij dat ik vroeg: ‘God, waarom is dit gebeurd?’ Wat mij van mijn stuk bracht, was het feit dat ik wist dat ik geloof had. Sommige mensen denken misschien: Nee, als je geloof had, was hij genezen. Nee, ik hád geloof.

Ik gebruikte mijn geloof voor zover ik wist, precies hetzelfde als ik deed bij die man die uit de dood werd opgewekt. Ik had net zoveel geloof.

Het was niet dat ik God niet geloofde. Je gaat niet naar iemand toe, grijpt hem vast en trekt hem uit zijn rolstoel, tenzij je gelooft dat hij zal gaan lopen. Ik had niet verwacht dat die man op zijn gezicht zou vallen.

Ik verwachtte dat hij zou lopen. Er was geloof aanwezig, en omdat ik geloof had, was ik ontdaan en totaal ontredderd. Waarom zag ik de juiste resultaten niet?

vr ees voor mensen

Dus vroeg ik God: ‘Waarom werd deze man niet genezen?’ Het duurde ongeveer drie jaar om dit uiteindelijk te begrijpen. De Heer toonde mij:

‘Andrew, jij had wel geloof, maar je had ook ongeloof.’ Toen de mensen geschokt reageerden en ik in paniek raakte, was dat ongeloof. Ik was meer bezorgd om wat andere mensen zeiden dan dat ik bezorgd was over wat God te zeggen had.

Jezus zei:

Hoe kunt u geloven, u die eer van elkaar aanneemt en de eer van de enige God niet zoekt?

Johannes 5:44

Als jij het nodig hebt dat andere mensen jou bevestigen om een goed gevoel te hebben over jezelf, dan ben je een mensenbehager. Je zorgen maken over de mening van andere mensen is vrees voor mensen.

Angst is het tegenovergestelde van geloof. Angst is eigenlijk geloof in een negatieve richting.

Ik was bezorgd om wat mensen van mij dachten. Ik was uit het veld geslagen en vernederd. Ongeloof en angst ontkrachtten mijn geloof. Ja, ik

hád geloof. Maar ik had ook ongeloof. Ik was nog steeds gevoelig voor wat mensen van mij dachten, en dat beïnvloedde mijn geloof.

la at H a a r los!

God begon deze waarheid aan mij te openbaren terwijl ik een boek over Smith Wigglesworth aan het lezen was. Hij begon iedere samenkomst door vanaf het podium vrijmoedig te verklaren: ‘Wie hier als eerste op het podium staat, zal genezen worden ongeacht welke ziekte je hebt.’ Dan bediende hij deze mensen en zag hen genezen worden. Daarmee kreeg hij direct de aandacht van iedereen, en onderwees hij over hoe het gebeurde.

Daarna liet hij een gebedsrij vormen en bad voor grote aantallen mensen.

Een paar vrouwen op de voorste rij kenden de gang van zaken, dus renden zij - zodra hij deze uitnodiging deed - naar voren. Tussen hen in hadden zij een bejaarde vriendin die zo zwak en broos was, dat zij zelfs niet in staat was om zonder ondersteuning te zitten, laat staan dat zij zonder steun kon staan. Aan weerskanten stond een vriendin om haar overeind te houden. Door de grote tumor die zij op haar buik had, leek het wel of zij negen maanden zwanger was. Zij was er heel erg aan toe, dus toen Smith zijn oproep deed, grepen deze twee dames haar vast en sleurden haar het podium op.

Daar stonden deze twee vrouwen - één aan elke kant om de vrouw die deze grote tumor had, overeind te houden. Wigglesworth keek hen aan en zei: ‘Laat haar los.’

Maar de vrouwen legden hem direct uit: ‘Wij kunnen haar niet loslaten. Zij is te zwak en kan niet zonder ondersteuning staan.’

Zoals van Wigglesworth bekend was, verhief hij zijn stem tegen hen en zette een grote mond tegen hen op: ‘Ik zei, laat haar los!’ Dus deden zij dat. Die vrouw viel plat op haar gezicht bovenop die tumor, en zij slaakte een luide kreet van pijn. Het publiek reageerde zeer geschokt en snakte vol ongeloof naar adem. Het was dezelfde reactie die ík gekregen had toen ik die man uit zijn rolstoel trok. In deze vergelijkbare

situatie reageerde ik met schuld, schaamte en angst voor wat andere mensen dachten. Ik dacht: Dit wordt een veroordeling en al die andere verschrikkelijke dingen! Hoe reageerde Smith Wigglesworth? Hij zei:

‘Help haar overeind.’

Dus hielpen deze vriendinnen haar overeind en toen zij haar eenmaal tussen zich in hadden staan, zei Smith opnieuw: ‘Laat haar los.’ Hij was er totaal niet door van streek geraakt. Hij werd niet van zijn geloof afgebracht.

minder onGeloof

De twee vrouwen antwoordden hem: ‘Wij laten haar niet los! Wij kún-nen haar niet loslaten. Ze zal weer vallen.’

Hij schreeuwde tegen hen, en zei: ‘Laar haar los!’ Dus lieten zij haar los. Deze vrouw viel voor de tweede keer op haar gezicht en weer bovenop die tumor. De mensen in het publiek waren diep geschokt. Een golf van afschuw en ongeloof ging door het publiek. Maar Wigglesworth was niet in de war; hij zei: ‘Help haar overeind.’ Dus hielpen zij haar op.

Toen zei hij weer: ‘Laat haar los.’

Deze vrouwen protesteerden: ‘Wij laten haar niet meer los!’ Opnieuw schreeuwde hij: ‘Ik zei jullie: LAAT HAAR LOS!’ Een man in het publiek stond op en riep: ‘Jij bruut! Laat die arme vrouw met rust!’

Wigglesworth antwoordde: ‘Ik weet waar ik mee bezig ben. Bemoei jij je met je eigen zaken.’ Toen draaide hij zich weer naar die vrouwen toe en brulde: ‘LAAT HAAR LOS!’ Zij lieten haar los. Zij begon te vallen, maar hield zich toen net staande. Die tumor viel meteen uit haar jurk op het podium, en zij wandelde volkomen genezen weg.

De Heer liet mij zien dat Smith Wigglesworth niet méér geloof had dan ik (Romeinen 12:3). Hij kreeg die eerste keer dat hij haar bediende geen betere resultaten dan ik toen ik die man uit zijn rolstoel trok. Zij viel plat op haar gezicht, net als die man. Maar wat was het verschil?

Smith had niet méér geloof, het enige wat hij had was minder ongeloof.

Het kon hem niets schelen hoe mensen over hem dachten.

In zijn boek stond dat Smith vaak bekritiseerd werd als ruw en wreed.

Weet je wat het woord ‘hard’ betekent als het om onze emoties gaat? Het betekent koud, ongevoelig, gevoelloos of onbuigzaam voor wat andere mensen denken. Het verschil tussen Smith en mij was niet dat hij méér geloof had. Maar hij was minder gevoelig voor kritiek van mensen. Hij was gehard ten aanzien van wat anderen dachten. Hij reageerde op niets of niemand, behalve op wat God hem gezegd had. Ik werd nog te zeer gedomineerd door meningen van mensen, door mijn fysieke omgeving, en wat ik kon zien, proeven, horen, ruiken en voelen. Dus het verschil was niet dat Smith méér geloof had; het was dat hij mínder ongeloof had.

ver minder je onGeloof

De meeste mensen begrijpen deze waarheid niet. Wanneer ze bidden voor iemands genezing, maar niet meteen de manifestatie zien, denken zij vaak: Ik heb gewoon niet genoeg geloof. Dus doen zij een poging hun geloof op te bouwen en te vermeerderen. Zij hebben de misvatting dat zij een kolossaal geloof moeten hebben. Maar dit doet wat Jezus in Mattheüs 17:20 zei geweld aan, toen Hij zei: ‘Als jullie geloof zo groot is als een piepklein mosterdzaad, is dat genoeg om een berg naar de zee te verplaatsen.’ Met andere woorden zei Hij: ‘Jongens, je hebt geen groot geloof nodig. Wat je nodig hebt is een puur geloof dat niet tegengespro-ken, tegengewerkt of ontkend wordt. Je hebt een geloof nodig dat niets heeft wat het in tegenovergestelde richting trekt.’ De meeste mensen pakken ongeloof in hun leven niet aan. In plaats daarvan proberen zij hun geloof op te bouwen.

De manier waarop ongeloof komt, lijkt heel erg op de manier waarop geloof komt.

Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.

Romeinen 10:17

Met andere woorden, geloof komt wanneer wij onze aandacht focussen op God en Zijn Woord. Ongeloof komt op vergelijkbare wijze, maar vanuit de tegenovergestelde richting. Ongeloof komt wanneer wij onze aandacht focussen op wat mensen te zeggen hebben. Ongeloof komt wanneer wij luisteren naar alle negatieve dingen die de dokter te zeggen heeft. Als wij al die negatieve dingen overwegen, bedenken, en overpeinzen, zullen die ons geloof ontkrachten. Dus de sleutel tot het christelijke leven is niet: leren hoe je een reusachtig geloof moet ontwikkelen, het is leren hoe je de hoeveelheid ongeloof in je leven moet verminderen. Heel weinig christenen hebben dit begrip.

De meeste christenen zullen een extra uur per dag aan het Woord besteden in een poging om hun geloof op te bouwen. Maar dan, gedurende de dag, spoelen zij dat weg met twee of drie uur ‘Goede Tijden Slechte Tijden’ op tv en het lezen van al het slechte nieuws in de krant.

Zij laten toe dat al dit rioolwater van de wereld door hen heen stroomt - gedachten, opvattingen en ideeën, die totaal tegenovergesteld zijn aan Gods Woord - en dan vragen zij zich af waarom hun geloof niet werkt.

Jij hebt geen reusachtig groot geloof nodig. Jij hebt alleen een zuiver geloof nodig dat niet wordt verontreinigd door allerlei andere zaken.

Hoe kwam Smith Wigglesworth zover dat zijn geloof niet veront-reinigd werd door ongeloof? Hij trotseerde ongeloof door te weigeren zich op wat dan ook te concentreren, behalve op Gods Woord.

Op een dag klopte Lester Sumrall 1 bij Smith Wigglesworth aan de deur. Hij vroeg Smith of hij voor een gesprek binnen mocht komen.

Smith zei hem dat hij binnen mocht komen, maar de krant onder zijn arm moest buiten blijven. Smith las nooit de krant en weigerde er één in zijn huis toe te laten.

Sommige mensen zeggen: ‘Dat is echt bekrompen.’ Nou, dat is het ook. Ik ben het ermee eens dat er weleens een paar goede dingen in de krant kunnen staan. Door de jaren heen heb ik sommige krantenartikelen gebruikt om een punt in mijn boodschap te versterken. Ik heb het idee dat Smith in zijn bediening van vijfendertig jaar mogelijk een tiental

goede dingen gemist heeft, die hij in zijn preken had kunnen gebruiken.

Maar het is zeker dat hij duizenden slechte dingen gemist heeft, die de deur voor ongeloof hadden kunnen openen.

abr a H a m ov erwooG niet bij zicHzelf

Denk er eens over na hoe Abraham God geloofde.

En hij heeft tegen alles in gehoopt en geloofd dat hij een vader van vele volken zou worden, overeenkomstig wat gezegd was: Zo zal uw nage-slacht zijn. 19 En niet verzwakt in het geloof, heeft hij er niet op gelet dat zijn eigen lichaam reeds verstorven was [hij was ongeveer honderd jaar oud] en dat ook de moederschoot van Sara verstorven was. 20 En hij heeft aan de belofte van God niet getwijfeld door ongeloof, maar werd gesterkt in het geloof, terwijl hij God de eer gaf. 21 Hij was er ten volle van over-tuigd dat God ook machtig was te doen wat beloofd was.

Romeinen 4:18-21

Deze passage van de Schrift openbaart dat Abraham niet zwak was in geloof, omdat hij er niet op lette dat zijn eigen lichaam verstorven was. Hij had geen groot, kolossaal geloof, maar hij had wel een geloof dat zich niet liet intimideren door ongeloof en dat geen aandacht schonk aan ongeloof. Abraham nam helemaal niets in overweging dat inging tegen wat God gezegd had.

Sprekend ook over Abraham, zegt Hebreeën 11:

En als zij aan het vaderland gedacht hadden vanwaaruit zij weggegaan waren, zouden zij gelegenheid gehad hebben om terug te keren.

Hebreeën 11:15

Als het denken van Abraham en Sara vol was geweest van gedachten aan het land dat zij in gehoorzaamheid aan God achtergelaten hadden, zouden zij in de verleiding gekomen kunnen zijn om terug te keren. Met andere woorden, jouw verzoeking is gekoppeld aan wat jij denkt.

Dit moet je begrijpen; het zal je leven veranderen als je het begrijpt en toepast. Jij kunt niet verzocht worden met iets wat je niet denkt. Je moet ergens over denken voordat je er mee verzocht kunt worden. Vandaar dat je niet verzocht kunt worden met ongeloof, tenzij jij gedachten van ongeloof denkt. Daarom moeten wij ermee ophouden om zonder meer te luisteren naar al die anderen met al hun ongeloof. Wij moeten ermee ophouden om het negativisme, cynisme, en anti-God / anti-Christus sentiment van deze wereld te overdenken. Als wij niet naar die gedachten zouden luisteren, zouden wij niet in de verleiding komen om God niet te geloven.

Door veel jaren van bediening heb ik gemerkt dat uit alle beroepen die er zijn, dat artsen, verpleegsters en hen die een medische opleiding hebben genoten, mensen zijn die het moeilijkst genezing ontvangen. Persoonlijk geloof ik dat dit komt omdat zij onderwezen zijn in vastgestelde, duidelijk omschreven manieren. Het is niet zo, dat alles wat medische professionals onderwezen wordt, verkeerd is. Het is alleen dat het hun op die manier is gepresenteerd en erin gehamerd is als zijnde een feit.

Hun instructeurs vertellen hun feiten als: ‘Dit is wat er gebeurt als iemand een tumor krijgt; als het zover gekomen is, dan zullen zij sterven.’

Maar zij eindigen hun verhaal nooit met de woorden: ‘Tenzij zij genezing van God ontvangen.’ Zij presenteren de medische opleiding nooit in een geestelijke context en tonen nooit dat God in staat is om alles te overwinnen. Dus telkens weer opnieuw ontvangen de medische studenten het onderwijs van feiten als: Wanneer een tumor dit stadium bereikt, zal de persoon sterven. Zij zullen zoveel weken in leven blijven, en zo is het en niet anders. Het is ongeneeslijk. En tegen de tijd dat zij afgestudeerd zijn, is het ingeslepen in hun denken.

Ik heb enkele medische professionals meegemaakt. Zij kwamen en probeerden hun genezing te ontvangen, maar begrepen totaal niet waarom het voor hen zo moeilijk was. Dat komt omdat hen zoveel ongeloof is bijgebracht, dat dit ongeloof hun kleine mosterdzaad geloof loochent.

In document God wil dat je gezond bent (pagina 100-108)