• No results found

Hoofdstuk 6: De auteur in het publieke domein

6.4 Een (soms) prettige aanvulling

Ondanks de vele negatieve geluiden, zegt ook een groot deel van de auteurs plezier te beleven aan de publieke optredens. Zeven van de twintig auteurs zeggen zich te vermaken met een deel van de optredens waarvoor zij zich lenen. Verhulst schaamt zich zoals gezegd voor de optredens die doen denken aan circusacts, maar begeeft zich graag in het circuit van lezingen en voorstellingen. De auteur vindt het prettig om voor te lezen uit zijn werk, ‘om de zinnen te laten klinken zoals ik ze heb gehoord in mijn hoofd toen ik ze schreef’.651 Wel zegt hij in 2003 te hopen dat hij op een dag wat selectiever kan zijn.652 Drie jaar later zegt hij dan ook:

Het literaire bedrijf in België gaat volledig aan mij voorbij. Op de meeste uitnodigingen zeg ik nee. Daar heb ik bijna een dagtaak aan, nu De helaasheid der dingen in een paar maanden tijd zijn vijftiende druk haalde. Door dat AKO-circus moet ik helemaal onvriendelijk gaan doen. Maar mijn nieuwe telefoonnummer is in aantocht, weinigen zullen het kennen.653

Verbeke vertelt dat ze voorgelezen heeft in haar geboortedorp Londerzeel:

Ik werd als een celebrity ingehaald in mijn hometown. Het leuke was dat ze een soort quiz rond mijn boek hadden bedacht. Vragen over dingen uit het dorp die ik in mijn boek heb gebruikt, zoals de bakker die ik kennelijk zeer herkenbaar heb beschreven en de parelboompjes die een serveerster op de bar plaatst. Ik vind het leuk dat er zo met mijn boek wordt omgegaan, omdat het inderdaad absoluut niet voor een culturele elite is geschreven.654

650 Vullings 2006.

651 Posthuma 2007.

652 Auteur onbekend, “Schrijven is geen therapie”, 2003. 653 Vullings 2006.

Een nadeel is zoals gezegd dat de optredens haar ook veel tijd kosten. Bouazza schrijft in 2001 het Boekenweekessay. ‘Dat ik dit Boekenweekessay heb kunnen schrijven is natuurlijk ontzettend leuk,’ zegt de auteur. ‘En ook al die aandacht die plotseling voor mij is ontstaan.’655

Maar de optredens die daarbij komen kijken, beschouwt hij als ‘plichtplegingen’. Zuchtend bekijkt hij een flyer van een literaire avond waar hij hoofdgast zal zijn: ‘Maandagavond, kwart over acht – ik hoop dat ik het kan onthouden.’656 Benali zegt dat sinds de verschijning van zijn debuut zijn kennis van de topografie van Nederland aanzienlijk is toegenomen:

Ik heb de Waal door Nijmegen zien stromen, Goudse stroopwafels geproefd en de zilte lucht van IJmuiden mogen opsnuiven. Op al deze plekken mocht ik mijn zegje doen over Bruiloft aan zee. Soms ging het aardig, soms wat minder, en er waren dagen dat ik het liefst thuis was gebleven. Ik heb opgetreden voor studenten ('is het autobiografisch?'), boekverkopers ('wanneer verschijnt de paperback?'), pers ('wat bedoel je daar precies mee?'), en analfabeten ('ik heb het niet gelezen, maar vond het sowieso al kut'). Meestal kreeg ik applaus en mooie reacties na afloop, een enkele keer een opgeheven hand waarvan duim en middelvinger met elkaar wreven - ik had mijn boek immers alleen geschreven voor de poen - en ooit stond ik in de miezerregen van Maassluis-West me af te vragen waarom ik dit toch allemaal deed...657

De auteur gaat op allerlei verzoeken in, al hebben sommige verzoeken volgens de auteur te weinig met schrijven te maken om serieus te nemen:

Net hing iemand van het spelletjesprogramma Hints aan de telefoon. Of ik wilde meedoen. Heb ik jaren mijn best gedaan mijn verhaal onder woorden te brengen, vragen ze me zwijgend iets uit te beelden. Idioot, ik doe het niet.658

Wieringa is dit soort activiteiten liever kwijt dan rijk, omdat ze hem ‘hersenenergie’ kosten en omdat ze met schrijven niets te maken hebben. Tegelijkertijd zegt hij het allemaal ‘veel te

655 Moerman, “‘Iedere vorm van generalisatie vind ik storend’”, 2001.

656 Martin Hendriksma, “Het innerlijk hallucineren van Hafid Bouazza”, De Gelderlander, 17 januari 2004. 657 Abdelkader Benali, “Schrijver in winterslaap”, Algemeen Dagblad, 5 december 1997.

aantrekkelijk’ te vinden om ermee te stoppen. 659 Uphoff vindt het optreden op scholen ‘heel leuk, vooral als het kinderen zijn die niet van lezen houden’. Maar bezoekjes aan bibliotheken vallen haar weleens zwaar. ‘Daar zit je dan, aan een formicatafel, onder een tl-buis, tegenover mensen die je hologig aanstaren. Soms is het verschrikkelijk slecht georganiseerd. Dan denk je: de subsidie moest zeker op.’660 De optredens zijn volgens Uphoff het tegenovergestelde van doorzwoegen in grote eenzaamheid. ‘Sommige schrijvers praten intussen liever dan dat ze schrijven, anderen vinden al die belangstelling heel vervelend. Wat dat betreft ben ik iemand van de middenweg.’ 661 Ook Möring, die zich negatief uitlaat over de belangstelling voor de persoon van de auteur, is elders positief over de publieke optredens. Na het schrijven van Dis

(2006) zegt hij ‘het land in’ te willen:

Ik wil het boek voorlezen. Ik wil horen wat lezers ervan vinden. Ik wil mijn enthousiasme over dit boek delen. Vroeger had ik dat niet. Toen was ik daar laconiek in, maar nu wil ik het boek laten zien. Kijk eens, dit is 'm!662

Ook een literaire stadswandelingdie de auteur met een groep lezers maakt naar aanleiding van die roman zegt hij ‘erg leuk’ te vinden.663

Zes auteurs laten zich enkel positief uit over de optredens die bij het schrijverschap komen kijken. Toen Zwagerman met Ronald Giphart de theaters afging met het literaire theaterprogramma Hamerliefde (1998) werd hij als een popster behandeld: ‘We kregen ineens de gekste vragen. Of we damesslipjes wilden signeren, dijbenen. Buitengewoon merkwaardig allemaal.’ De auteur vermaakt zich wel tijdens signeersessies: ‘Twee uur je eigen boeken signeren: toch een easy job?’ Voordragen geeft de auteur wel iets meer voldoening: ‘Dan gaan mensen met je in discussie en besluiten dan wel of niet je boeken te kopen. Dat is iets heel anders.’664 Over de lezingen die hij in 2003 tijdens de Boekenweek geeft, zegt de auteur: ‘Ik vind het leuk, anders zou ik het niet doen. Het publiek heeft het meteen door wanneer hier

659 Moll 2006. 660 Truijens 2002. 661 Vink 2003.

662 Auteur onbekend, “Tien jaar”, 2006.

663 Eric Nederkoorn, “‘Heerlijk toch, om zo op je stad te kankeren?’”, Dagblad van het Noorden, 19 maart 2007.

een schrijver met tegenzin zit te praten.’665 Ook als Zwagerman in 2010 het Boekenweekgeschenk schrijft en een week lang het land door reist, uit de auteur zich positief over alle activiteiten: ‘Ik wil al die steden af. Ik vind het geweldig om in plaatsen als Steenwijk te zijn, deep down in de provincie.’666 Hij vertelt dat Tim Krabbé het jaar ervoor 65 interviews gaf tijdens de Boekenweek en zegt: ‘Ik heb me er helemaal op ingesteld dat het één groot feest wordt.’ 667 Ook Japin zegt de signeersessies ‘met veel genoegen’ te doen. Hij ervaart de lezingen en signeersessies heel anders dan het toneel, dat hij heeft verlaten omdat hij als acteur moeite had met de zaal:

Als ik nu voor een zaal sta, beleef ik dat als prettig. Het verschil is dat het publiek nu gericht voor jou komt. Iedereen heeft jouw boek gelezen en daar een persoonlijke ervaring mee. Het is bijzonder die ervaringen te ontdekken en te delen.668

Tegen de auteurs die een hekel hebben aan de promotieactiviteiten, zegt Japin: ‘[D]oe het dan niet!’669 Zelf vindt hij het een ‘prettige aanvulling’ op het schrijven: ‘Ik trek me terug om een boek te schrijven en als het af is, treed ik ermee naar buiten. Dat doet me genoegen. En een zaal merkt dat.’670 Japin reisde in 2006 door het land naar aanleiding van het door hem geschreven Boekenweekgeschenk. Als gevolg daarvan werd hij 75 keer geïnterviewd en in totaal gaf hij naar aanleiding van het geschenk 53 lezingen.671 ‘Zo'n Boekenweek is een groot, raar avontuur,’ zegt de auteur. ‘Het is totaal iets anders dan anders. Het contact met mensen blijft altijd prettig. Dit gebeurt maar een keer in mijn leven, dus ik geniet er maar van.’672

Japins uitlatingen zijn strijdig met het sociale onvermogen waar de auteur in andere interviews over spreekt. Japin probeert de twee standpunten te verenigen, door het publieke schrijverschap te zien als ‘een nieuwe vorm van buitenstaanderschap’:

665 Ilse van Heusden, “Joost Zwagerman op literaire avond”, BN/De Stem, 19 maart 2003. 666 Pleij en Vullings 2010.

667 Theo Hakkert, “‘Enthousiasme is mijn motor’”, Haarlems Dagblad, 10 maart 2010. 668 Huseman 2002.

669 Huseman 2002. 670 Huseman 2002.

671 Jeroen de Valk, “Ik schrijf vanuit mijn buik - Arthur Japin, winnaar C.C.S. Crone-prijs 2006”, Algemeen Dagblad, 11 november 2006.

Waar het in al mijn boeken over gaat ook weer in mijn laatste, Vaslav, en in het boek wat komt is het verschil tussen hoe je zelf weet dat je van binnen bent en hoe je door anderen wordt gezien. Het is mijn thema en dat van mijn al mijn hoofdpersonen. Het blijft me fascineren. Elk interview dat je geeft, verandert de outerview: mensen gaan met je verhaal aan de haal en vullen het zelf aan en in.673

In de nieuwe situatie is de auteur een buitenstaander, doordat hij degene is waarover een oordeel wordt gevormd. Ook Palmen plaatst zichzelf met haar uitlatingen in een opmerkelijke spagaat. Het schrijverschap wordt volgens haar gekenmerkt door afwezigheid in de wereld (zie 5.1). Van haar hand verschijnt zelfs een essaybundel die de titel draagt van het essay waarin ze de afwezigheid van de auteur bepleit, Echt contact is niet de bedoeling (2000).

Tegelijkertijd treedt Palmen op allerlei manieren in de openbaarheid en zegt ze daar volop van te genieten. Over haar optreden op Crossing Border zegt de auteur bijvoorbeeld:

Ik ga voorlezen uit De vriendschap, vijftien minuten lang en dan liefst zo komisch mogelijk. Ik vind het heerlijk om een zaal aan het lachen te krijgen. Dat is zo bevredigend. Het klinkt idioot misschien, maar je hebt op zo'n moment toch het idee dat je die mensen even blij maakt, voor heel even gelukkig laat zijn. Wat ook fijn aan dat lachen is: het is echt een hoorbare reactie. Schrijven is heel stil werk. Het is prachtig om zo'n zaal te horen denderen van het lachen als reactie op woorden die je ooit in stilte op papier zette. Maar het belangrijkste is dat ik gewoon een nar ben; de Bette Midler van de Nederlandse literatuur. Ik zou met dat voorlezen veel verder willen gaan. Er een raar pakje bij aantrekken, tussendoor eens een dansje doen of een stukje zingen, eventueel wat buutreednen: het lijkt me heerlijk.674

Het moment dat ze een publieke persoon werd, zegt ze ‘heerlijk en heel opwindend’ te hebben gevonden. 675 Over haar rol als presentatrice van Zomergasten zegt ze:

673 Daan Dijksman, “‘Ik heb het gevoel dat ik alle lezers ken’”, Het Parool, 6 november 2010. 674 Van Brummelen 1996.

Na het verzoek maakte ik langdurig een pro-contrabalans op. Mijn eerste reactie was: ontzettend leuk, maar ik doe het niet. Ik ben een te monomaan schrijver. Ik ben altijd zuinig met tv-optreden omgesprongen. Die redenen gelden nog. Alleen kreeg het leuk vinden meer gewicht: waarom zou ik het mezelf niet gunnen? Ik zit al letterlijk zestien jaar met m'n hoofd boven het toetsenbord, die kleine piano van m'n ziel.676

Palmen zegt zuinigheid te betrachten in haar televisieoptredens, al erkent ze dat ze ‘voor zo iemand nog vaak op televisie [is] geweest’. ‘Dan zei een heel verstandig iemand: als je nee zegt, mis je een ervaring,’ vertelt ze, waardoor ze toch maar weer meedeed.677 Over het Boekenbal zegt Palmen:

Ik heb van elke minuut genoten. Het was inderdaad mijn avond en ik hoefde er niets voor te doen. Het enige waar ik van tevoren erg tegen opzag, was het moment van binnenkomst, met al die camera's om je heen. Maar toen de flitslichten eindelijk ophielden, dacht ik: is het nu al voorbij? Ik wilde weer opnieuw, nog een keer binnenkomen. Meer, méér!678

De strijdigheid van Palmens uitlatingen is al aanwezig in Echt contact is niet de bedoeling. In het eerste essay, ‘De moraal van het verhaal’, schrijft Palmen uitvoerig over wat het schrijverschap voor haar inhoudt. Schrijven is volgens de auteur ‘spreken door te zwijgen, verschijnen zonder persoonlijk aanwezig te hoeven zijn, een plaats innemen in de wereld zonder in den lijve ruimte in beslag te hoeven nemen’. ‘De enige daadwerkelijke ruimte die een schrijver opeist is de al dan niet minieme oppervlakte op een plank in een boekenkast.’679

Niettemin sluit Palmen af met de boodschap dat ze het niet altijd voor het zeggen heeft:

[E]n als ik door het schrijven van literatuur weer met een rottrap buiten in de wereld beland, om daar te spreken over hoe het allemaal zover heeft kunnen komen en wat daar de zin van kan zijn, dan lijkt dat, op de een of andere manier, ook wel weer te kloppen.680

676 Maurits Schmidt, “Een gesprek is een geschenk”, Brabants Dagblad, 2 juli 2005. 677 Schmidt 2005.

678 Menno Schenke, “Een beetje schrijver gaat naar het bal”, Algemeen Dagblad, 13 maart 2007. 679 Palmen 2000, 26.

Waarom ‘dat [...] ook wel weer [lijkt] te kloppen’, blijft door Palmen onvermeld.

Hemmerechts vindt signeren een fijne manier om het contact met haar lezers te onderhouden.681 Ze houdt zoals gezegd van ‘het spel’ van de fotoreportages, waarvoor ze mooi wordt aangekleed en opgemaakt. Ook Rosenboom zegt geen problemen te hebben met de vele interviews en lezingen die van hem worden verwacht, bijvoorbeeld naar aanleiding van de Libris Literatuurprijs in 2000. ‘Laat mij maar mijn nummertje doen in het circus,’ zegt de auteur. ‘Een hoop van mijn collega's worden nooit geïnterviewd of mogen niet op een avond als deze komen spreken. Dat is veel erger.’682 Hij vindt het alleen maar fijn dat het publiek op zijn boeken zit te wachten.683 Kritiek op het literaire prijzencircus, dat volgens sommigen banaal zou zijn, heeft Rosenboom dan ook niet:

Waar het uiteindelijk om gaat is dat een boek gelezen wordt, en dat is niet banaal. Dus als je met welke middelen dan ook een hoger doel bereikt: gelezen worden, heb ik niets tegen die banale middelen. Die zijn ook gelijk morgen weer vergeten.684

En ook Rosenboom vindt de drukte in de Boekenweek niet vervelend. In een interview met

de Volkskrant weidt hij uit over zijn programma:

Vanavond ga ik mijn nieuwe boek signeren in Wageningen, zaterdagmiddag doe ik dat in Amsterdam. Zondag is er een literaire middag in de bibliotheek van Utrecht, een podiumgesprek waar nog meer schrijvers aan deelnemen. Woensdag volgt Laren, donderdag Middelburg. Het weekend daarop staan Assen, Zuidlaren, Groningen en Rotterdam gepland. […] Ik heb het nog nooit zo druk gehad in een Boekenweek. Maar je hoort me niet klagen, ik voel me bevoorrecht door al die aandacht.685

Het jaar daarop, als Rosenboom het Boekenweekgeschenk schrijft, zegt hij het ‘gezellig en prettig’ te vinden dat zijn leven gedicteerd wordt door de Boekenweek:

681 Auteur onbekend, “‘Signeren is een fijne manier om contact te houden met je lezers’”, 2005.

682 Auteur onbekend, “Het circusnummertje van schrijver Thomas Rosenboom”, De Dordtenaar, 11 oktober 2000.

683 Aalbers 2004. 684 Maas 1995.

Ik hoef niet meer zelf te bepalen hoe laat ik opsta, of ik eerst een stuk ga wandelen en daarna boodschappen doe of daartoe later besluit. Ik heb op dit moment ook geen enkele aandrang om een nieuwe roman te schrijven, dus er is tijd te over om op tournee te gaan. En het lijkt me ontzettend lekker om afgeleverd te worden als postpakket en daarna weer meegenomen te worden naar een volgend adres. 686

Pfeijffer noemt als publieke manifestatie alleen zijn optreden op drukbezochte poëziefestivals – daarover is hij positief. Het enige nadeel dat hij zou kunnen bedenken, is dat dichters meer voor het podium dan voor het papier gaan dichten. Maar ‘[e]en goede act met huzarensalade, cirkelzaag en zeehonden is nooit weg’. Zelf treedt de dichter graag op, het liefste in een programma met meer dichters, ‘direct na een breekbare dichter die zijn integere poëzie ingehouden fluisterend voor zich uit prevelt’. ‘Daar kom ik dan met een spetterende, wilde performance overheen’.687

6.5 De auteur in het maatschappelijke debat

Opvallend is het grote aantal auteurs dat zich in het publieke domein begeeft om zich – via andere middelen dan hun literaire werk – te uiten over politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Negentien van de twintig auteurs hebben zich op een dergelijke manier uitgelaten. De enige auteur van wie geen bronnen voorhanden zijn waaruit maatschappelijke betrokkenheid blijkt, is Peter Terrin, van wie zoals gezegd slechts een klein aantal bronnen beschikbaar is. Lanoye, Zwagerman, Grunberg, Hemmerechts, Mortier, Weijts, Benali en Bouazza spreken zich regelmatig uit over politieke en maatschappelijke ontwikkelingen, in allerlei praatprogramma’s op televisie en in opiniestukken in dag- en weekbladen. De andere auteurs snijden af en toe een politiek of maatschappelijk onderwerp aan in hun columns, interviews, essays of televisieoptredens of tonen zich door middel van een handtekening onder een petitie politiek geëngageerd. Van Lanoye werd in Hoofdstuk 4 al geconstateerd dat hij zich nadrukkelijk politiek betrokken toont. De auteur zegt te hopen dat hij zich heel

686 Speet 2004. 687 Schenke 2000.

dominant bemoeit met de politiek en de opinievorming en vindt dat hij die rol moet spelen.688

Hij maakt geen onderscheid tussen zijn literaire werk en zijn werk als opiniemaker:

Je kunt mijn romans niet los zien van mijn columns en mijn toneelwerk. Om mij als auteur volledig te duiden, moet je alle dingen zien die ik doe. Al twintig jaar probeer ik in literatuur, in columns en op het toneel alles te mengen: politiek, kunst en maatschappij. Alles samen, dát is mijn schrijverschap. Dat ik veel optreed, komt voort uit mijn voorliefde voor retoriek en tragiek. Ik ben een retoriek- en tragiekfabriek.689

Ook nu weer spreekt Lanoye in termen van een fabriek. ‘Ik noem mij geen schrijver, maar auteur’, verklaart Lanoye. De auteur gelooft dat hij als auteur moet deelnemen aan het publieke debat:

En ik vind dat een auteur moet deelnemen aan het publieke debat. Die verantwoordelijkheid moet je nemen, als je denkt dat je iets te zeggen hebt. Je kunt het vormen van opinies - met alle respect - niet overlaten aan sportlieden, de winnaar van Big Brother of Idols.690

Het kapitaal van de auteur is volgens Lanoye ‘de taal, de opinie’.691 Ten grondslag aan Lanoyes engagement lijkt het idee te liggen dat de auteur als intellectueel in staat is een mening te vormen en deze talig te maken.

Lanoye zegt als auteur in een politieke traditie te staan. In Vlaanderen staat volgens hem elke auteur in een traditie waarbij via taal en cultuur wordt geprobeerd sociale rechten af te dwingen. Dat zou te zien zijn aan het grote aantal Vlaamse schrijvers dat ooit op een politieke lijst heeft gestaan. Naar Lanoyes idee wordt in Nederland gevonden dat kunst en