• No results found

Hoofdstuk 5: Visie op kunstenaarschap

5.2 Een aangeboren talent

De positie als buitenstaander heeft dus in de eerste plaats een heel concrete grond in de afzondering die het schrijven vergt, en vloeit daarnaast voort uit de bijzondere persoonlijkheid van de kunstenaar. Eerder kwam al aan de orde dat de autonome kunstopvatting, de originaliteitsgedachte en de verheven kunstopvatting een basis hebben in het idee dat de kunstenaar is uitgerust met een bijzondere persoonlijkheid. De kunstenaar is volgens Weijts, Pfeijffer, Mortier, Uphoff en Palmen dan ook van nature anders dan anderen – kunstenaar kun je niet worden, je bent het of je bent het niet. Naar aanleiding van een brief

406 Dijkgraaf 2002. 407 Zwagerman 1999.

aan de Kamer van toenmalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ronald Plasterk met het voorstel om kunststudenten beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt, schrijft Weijts:

Aansluiting van het kunstonderwijs op de arbeidsmarkt is zoiets als aansluiting van het telefoonnetwerk op de waterleidingen. Kunst is immers geen baantje, geen cao-overeenkomst met vakantiegeld, pensioenopbouw en dertiende maand. Mensen kunnen helemaal geen kunstenaar worden (zichzelf zo noemen is al verdacht), ze kunnen het hooguit blijken te zíjn. Kunstopleidingen hebben geen andere plicht dan zulke talenten te begeleiden, hun vaardigheden helpen te perfectioneren.409

Kunst is volgens Weijts geen baan, ‘het is een leven’. Een kunstacademie kan alleen formeel een beroepsopleiding zijn.410 Wanneer aan Palmen wordt gevraagd of een schrijver als schrijver wordt geboren of zo groeit, antwoordt Palmen dat ze gelooft dat de schrijver ‘een zekere predispositie [heeft], een bepaald soort geest of observatievermogen’.411 Pfeijffer krijgt dezelfde vraag voorgelegd en antwoordt eveneens dat hij gelooft dat kunst in de genen zit: ‘Ik heb nooit voor de poëzie gekozen, het was eerder zo dat de poëzie voor mij koos.’412 Pfeijffer vertelt dat hij al op heel jonge leeftijd vanalles opschreef – voor andere bezigheden had hij geen oog. 413 Ook Uphoff zegt dat je ‘misschien […] wel zo geboren word[t]’. Schrijven is volgens haar het enige dat ze goed kan. Mortier durft na het succes van Marcel (1999) voor het eerst hardop te zeggen wat hij al langer vermoedde: ‘[I]k ben bedoeld voor het schrijven. Dit is het gewoon.’414 Mortier schreef zijn eerste verhaal – ‘zonder opdracht van school of zoiets’ – toen hij elf jaar was.415 Volgens Thomése komt talent voort uit ‘het hebben van een gebrek aan iets’. Talent wordt door de auteur pathologisch geduid; dankzij het gebrek, de afwijking van de auteur, wordt hij gestimuleerd om aanspraak te maken op zijn talent:

409 Christiaan Weijts, “Klaagkunstenaars”, nrc.next, 19 maart 2009. 410 Weijts, “Klaagkunstenaars”, 2009.

411Claudia op Vrijdag, 18 september 2009.

412 Hans Gulpen, “‘Gelukkig is het menselijk tekort grenzeloos en eindeloos’”, De Gelderlander, 23 februari 2006.

413 Gulpen 2006.

414 Erik Vink, “‘Schrijven is het enige dat ik goed kan’”, Eindhovens Dagblad, 17 januari 2003.

415 Kuipers 1999; Onno Blom, “Schrijven voor het verloren paradijs; Het schrijfproces”, Trouw, 23 oktober 1999; Heerma van Voss 2001.

Als je een gebrek hebt, moet je namelijk kunstgrepen toepassen, iets anders verzinnen. Bij mij is dat verlegenheid en een gebrek aan gevatheid in reële gezelschappen. Met zulke gebreken ben je gepredisponeerd voor het schrijversschap.416

Dat is precies wat Palmen schrijft: ‘Talent komt voort uit onvermogen en het onvermogen van de schrijver ligt in zijn persoonlijke contacten, de contacten waarbij hij zich gedwongen ziet in den vleze met anderen om te gaan.’417 Wanneer Rik Felderhof Benali in Schrijvers op de veranda vraagt of hij zichzelf een macho zou noemen, antwoordt deze:

Een macho, nee, dat niet, maar… Kijk, kunstenaars hebben geen grote auto’s, geen grote huizen, geen grote hypotheken… Maar ze hebben natuurlijk wel een talent. En dat laten ze zien, dat is de pauwenstaart om het zo maar even te zeggen. Een pauwenstaart heeft biologisch gezien natuurlijk geen functie, maar het heeft ook eigenlijk wel een functie: het is het mooiste dat er is. Als je een grote pauwenstaart hebt, dan zeg je: kijk eens, hij dient helemaal nergens voor, kijk eens hoe mooi ‘ie is. En dat trekt de andere sekse aan. En ik denk dat dat wel een beetje meespeelt in kunst. Door mooie dingen te maken, door de aandacht op jezelf te vestigen, daar verover je een soort van… autonomie mee.418

Benali’s antwoord is in meerdere opzichten opvallend. In de eerste plaats verwijst de auteur met grote vanzelfsprekendheid naar de romantische opvatting van de kunstenaar in armoede. Ook noemt hij het talent van de kunstenaar, dat – volgens de autonomiegedachte – puur esthetische doelen dient. Dankzij zijn talent verwerft de auteur volgens Benali autonomie. Benali zegt altijd schrijfdrang te hebben gehad.419 Als klein jongetje zat hij voortdurend in de bibliotheek – dat terwijl zijn ouders niet lazen.420 Lanoye noemt het talent van de kunstenaar in eerste instantie schertsend. Hij vertelt dat hij als het soms allemaal tegenzit zijn beklag doet bij zijn partner René: ‘Hij is een nuchtere Nederlander. Als ik weer eens uitroep dat ik een

416 Carolina Lo Galbo en Marte Kaan, “Zelf schrijver leren worden; Schrijfles / Opleidingen en tips”, Vrij Nederland, 19 juni 2010.

417 Palmen 2000,10.

418Schrijvers op de veranda, 8 november 2008. Beschikbaar via <http://player.omroep.nl/?aflID=8260746>. 419Schrijvers op de veranda, 8 november2008.

gevangene ben van mijn talent, want dat nichterige is mij niet vreemd, dan zegt hij: “Ach Tom, ge kunt nog altijd slager worden”.’421 Later noemt hij nog eens dat de schrijver een bepaald ‘kapitaal’ heeft: ‘de taal, de opinie’.422

Veel andere auteurs zijn minder uitgesproken over hun opvattingen over het al dan niet aangeboren karakter van hun schrijverschap. Wel wordt door zes van hen geïmpliceerd dat hun schrijverschap aangeboren is, doordat zij net als Pfeijfer, Mortier en Benali zeggen al op jonge leeftijd met lezen en schrijven bezig te zijn geweest. Verbeke zou vanaf haar vijfde weten een roman te zullen schrijven.423 Verhulst zegt verhalen te schrijven sinds hij kon schrijven:

Kladschriftje, verhaaltjes erin. Het oudste dat ik mij herinner, is iets Jules Verne-achtigs, over een fiets die kon vliegen. Op naar de stadsbibliotheek, de encyclopedie inzien, want alles moest kloppen. Die fiets beschreef ik tot in details. Verschrikkelijk saai moet dat geweest zijn.424

Vanaf het moment dat hij zelf ‘[z]ijn broek kon dichtdoen’, was Verhulst vastbesloten om schrijver te worden.425 Ook Wieringa was elf toen hij wist dat hij schrijver wilde worden.426

Möring schetst een beeld van zichzelf als ‘een dromerig kind dat het liefst in een wereld van verhalen leefde’427 Na schooltijd zat hij altijd op de rand van zijn bed te dagdromen of gedichten te schrijven.428 Bovendien was de auteur al vroeg een begenadigd lezer; op zijn dertiende las hij naar eigen zeggen Portrait of the Artist as a Young Man, On the Origin of Species en The Voyage of the Beagle.429 Bouazza zegt ‘een ontzettende nerd’ te zijn geweest op de middelbare school: ‘Terwijl andere jongens bier gingen drinken en rookten en onder rokjes

421 Auteur onbekend, “De zon schijnt flauwtjes op zijn dakterras en voor de zekerheid heeft Tom Lanoye…”, Dagblad Tubantia/Twentsche Courant, 7 oktober 2006.

422 Rob Gollin, “'Nederlander engageert zich niet' ; Schrijver Tom Lanoye gaat in de politiek. 'Ik zou het mezelf kwalijk nemen als ik aan de zijlijn blijf staan.’”, de Volkskrant, 21 januari 2000.

423 Brunt 2005.

424 Jeroen Vullings, “Dimitri Verhulst; Schrijver”, Vrij Nederland, 11 november 2006. 425 Auteur onbekend, “‘Schrijven is geen therapie’”, de Volkskrant, 31 december 2003.

426 Arjan Peters, “Dit is het vaderloze tijdperk; Interview Tommy Wieringa”, de Volkskrant, 15 mei 2009. 427 Marcel Möring, “Geachte heer Darwin; Brieven aan Darwin (6)”, de Volkskrant, 14 maart 2009. 428 Möring 2009.

van meisjes grepen, zat ik thuis op zolder te schrijven en te lezen.’430 En ook Zwagerman weet sinds de middelbare school dat schrijven het beste is wat hij kan.431

Weer geldt dat niet alle auteurs zich uitlaten over het bijzondere talent van de kunstenaar. Japin zegt te geloven dat iedereen schrijver zou kunnen worden.432 Grunberg zegt in eerste instantie schrijfles onzin te vinden:

Adviezen van andere schrijvers, daar heb je niets aan. Ik heb een half jaar schrijfles gegeven aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht; allemaal onzin. Schrijven kun je niet van iemand anders leren. Je moet dat allemaal zelf uitzoeken.433

Het lijkt erop dat hij de auteur beschouwt als iemand met een bijzonder talent. Toch zegt Grunberg later het schrijverschap te beschouwen als een gewone baan.434 Hij zou het niet als een ‘roeping’ willen betitelen435: ‘Als ik niet kon schrijven, zou ik een andere oplossing vinden om te leven.’436 Wieringa zegt altijd nog terug te kunnen gaan naar de journalistiek, al doen andere uitspraken vermoeden dat hij in dat vak minder gelukkig zou zijn (zie 5.4 over de noodzaak van het schrijven).437 Rosenboom zegt de drang om te schrijven niet zo te voelen. In zijn geval is schrijven een ambitie te noemen. Hij bleek te kunnen schrijven, maar als dat talent niet toevallig boven was komen drijven, zou hij zich bekwaamd hebben in een ander vak.438

430Profiel, 4 maart 2009. Beschikbaar via <http://player.omroep.nl/?aflID=9022750>. 431 Weusten 2002.

432Schrijvers op de veranda, 25 oktober 2008. Beschikbaar via <http://player.omroep.nl/?aflID=8174035>. 433 Peter van Brummelen, “Ik heb mijn makelaarsdiploma!”, Het Parool, 23 maart 1996.

434 Auteur onbekend, “Grunberg: ‘Ik ben deels een burgerman’; Rotjoch-imago achtervolgt schrijver”, De Telegraaf, 5 november 2010.

435 Peters 2000. 436 Paris 2006.

437 Auteur onbekend, “Tommy Wieringa gaat met 180 de bocht in”, De Gelderlander, 15 maart 2008. 438 Suzanne Hoenderdaal, “‘Ik ben geen erudiet mens, ik ben vrij naïef’; Thomas Rosenboom als persoon met een Librisprijs in Eerbeek”, De Gelderlander, 23 mei 1995.