• No results found

Hoofdstuk 1. Duitse beelden bij Nederlandse teksten 1.1 Inleiding

1.2. De Lübeckse druk en zijn middeleeuwse oorsprong

De oudste Duitse illustraties werden gevonden in een relatief jonge jeugdbewerking uit 1979, geschreven door de Nederlandse auteur Arjaan van Nimwegen en uitgegeven bij uitgeverij Het Spectrum. Die uitgeverij bracht in de jaren vijftig van de twintigste eeuw de zogenaamde Prisma Pockets op de markt: paperbacks in klein formaat. De serie was laaggeprijsd en bedoeld om lectuur aan te bieden aan een breed publiek. Onder de Prisma Pockets waren ook (vertalingen van) klassiekers uit de wereldliteratuur. Van Nimwegen kent het Reinaertverhaal ook de status van wereldliteratuur toe: ‘Binnen onze […] schatrijke middeleeuwse letterkunde is de Reinaert de absolute topper.’93 De

uitgave opent met een inleiding waarin de auteur het ontstaan, de context en de overlevering van het Reinaertverhaal toelicht. Daarnaast bevat het boek de Middelnederlandse tekst van Reinaert I, met naast het originele dierdicht een bewerking in versvorm. Vervolgens tekent de bewerker een adaptatie van Reinaert II in proza op. Bij dit tekstdeel duiken anonieme, Duitse illustraties op: 29 reproducties van houtsneden volgen het verhaal. Waarom zijn juist deze prenten in de pocket afgedrukt?

93 Arjaan van Nimwegen, Over de Vos Reinaert door Willem (die Madoc maakte) gevolgd door Reinaerts

geschiedenis waarin zijn latere lotgevallen zijn opgetekend (Utrecht/Antwerpen: Uitgeverij Het Spectrum,

1979), 5. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 1850-1900 1901-1951 1952-2002

Reinaertbewerkingen voor de jeugd in Nederland en Vlaanderen met een Duitse illustrator 1850-2002 Reinaertbewerkingn voor de jeugd in Nederland en Vlaanderen 1850-2002

37

De geselecteerde passages zijn alle drie geïllustreerd. Hun uiterlijk verraadt hun oorsprong. Het verhaal speelt zich af tegen een heuvelachtig landschap met hier en daar bomen, planten en middeleeuwse bebouwing, zoals een eenvoudige schuur met rieten dak (afb. 3). De anonieme

illustrator heeft De verkrachting van Haersint uitgebeeld op het moment van de hofdag: een keuze die veel illustratoren uit het corpus hebben gemaakt (afb. 2).94 Koning Nobel is op een troon gezeten en

draagt een mantel, kroon en scepter. Door de leeuw dit uiterlijk te geven en hem rechtop te positioneren, verwijst de illustrator naar het antropomorfische karakter van het verhaal. De andere dieren worden in hun dierlijke hoedanigheid afgebeeld. Zij dragen geen kleding en lopen op vier poten. Verschillende dieren beklagen zich bij de koning, waaronder het hondje Cortoys, maar ook de klagende Ysengrijn is in beeld gebracht, vermoedelijk samen met Haersint. De illustrator beeldt geen verkrachting af, maar gaat ook niet aan Ysengrijns beschuldiging voorbij. De dieren tonen relatief weinig emotie, maar hun gebaren verraden hun karakter. Zo is Tybeert ontmant de pastoor afgebeeld op het moment voordat Tybeert in de val trapt (afb. 3). De geniepige Reinaert wijst Tybeert met zijn poot op het gat in de schuur, maar de illustrator verraadt niet wat er in de schuur zal voorvallen. Tenslotte zijn er drie illustraties afgedrukt die de passage Reinaert onthoofdt Cuwaert uitbeelden. De illustrator heeft in deze houtsneden meerdere gebeurtenissen in één afbeelding verwerkt door gebruik te maken van de vlakverdeling in het landschap.95 Door handelingen simultaan af te beelden en de

dieren nadrukkelijke gebaren te laten maken, is het verhaal ook goed te volgen voor de ongeletterde. Dat lijkt te wijzen op een middeleeuwse oorsprong van het beeld. In de periode 1400-1600 speelden boekillustraties namelijk een belangrijke rol in het verspreiden van ideeën en informatie, binnen een Europese maatschappij waarin alfabetisme eerder uitzondering dan regel was.96 In de eerste illustratie

is bovenin te zien hoe Reinaert achterom in de richting van Belin kijkt, terwijl de staart van de vos al in zijn hol is verdwenen. De lezer kan uit de houdingen en gebaren de verhoudingen tussen de dieren aflezen: de brave Belin maakt zich zorgen, maar de sluwe Reinaert houdt hem op afstand. Rechts onderin onthoofdt Reinaert vervolgens Cuwaert door hem in zijn nek te bijten. In de tweede illustratie hangt Reinaert de tas om Belins nek, ditmaal met een gemene blik in zijn ogen (afb. 4). Op de heuvel daaronder kijkt Belin nog eenmaal achterom voordat hij naar het hof vertrekt. Hij vermoedt wederom onheil, maar blijft op afstand. De kop van Cuwaert wordt in de laatste houtsnede onthuld.

94 Deze keuze werd teruggevonden in 40 titels uit het corpus.

95 In het corpus komen meerde illustraties voor waarbij de illustrator gebruik heeft gemaakt van de

vlakverdeling om op die wijze meerdere passages in één illustratie te verwerken. Zie bijvoorbeeld de

uitbeelding van Reinaert onthoofdt Cuwaert in Streuvels, 1909. Zie ook de manier waarop Peter Vos Reinaert

onthoofdt Cuwaert illustreert in Van Daele, 1996 (afb. 11) en de uitbeelding van Reinaert onthoofdt Cuwaert

door Klaas Verplancke in Van Daele, 2006.

38

Afb. 2. Illustratie van een anonieme maker in de Reinaertbewerking van Arjaan van Nimwegen, 1979 (illustratie circa 1498). Nobel heeft menselijke trekken en de andere karakters zijn als dieren getekend.

39

Afb. 3. Illustratie van een anonieme maker in de Afb. 4. Illustratie van een anonieme maker in de Reinaertbewerking van Arjaan van Nimwegen, 1979 Reinaertbewerking van Arjaan van Nimwegen, 1979 (illustratie circa 1498). Reinaert wijst Tybeert (illustratie circa 1498). De illustrator beeldt twee op het gat in de Middeleeuwse, boerenschuur. momenten in de vertelling af in één beeld.

De houtsneden in Van Nimwegens bewerking zijn kenmerkend voor de middeleeuwen in de

uitwerking van het decor, de verbeelding van de karakters en de simultane weergave van verschillende handelingen. Ook hun techniek wijst op een middeleeuwse context. Karakteristiek voor laatvijftiende- eeuwse houtsneden zijn bijvoorbeeld het vetgedrukte kader waarbinnen de scène zich afspeelt en het naast elkaar plaatsen van lijnen om schaduw te suggereren.97

De anonieme houtsneden in de bewerking van Van Nimwegen blijken reproducties uit een middeleeuwse druk. In de tweede helft van de vijftiende eeuw begon Reinaert II aan populariteit te winnen, toen in 1475 de Middelnederlandse auteur Heinric van Alcmaer het Reinaertverhaal bewerkte.98 Toen die rijmincunabel tussen 1487 en 1490 in Antwerpen werd gedrukt bij de drukker

Gheraert Leeu (1445-1492), verschenen er houtsneden bij van de hand van de zogeheten Meester van Haarlem. Helaas zijn er van deze druk slechts drie houtsneden bewaard gebleven.99 De druk van Van

97 Doyle, History of Illustration, 21. 98 Janssens, Reinaerts streken, 82.

Geboortejaar en jaar van overlijden van Heinric van Alcmaer is onbekend.

99 Janssens, Reinaerts streken, 82.

Ook over de Meester van Haarlem is weinig bekend – hij dankte zijn naam aan zijn werk voor Jacob Bellaert, een Haarlemse drukker. Waarschijnlijk is hij Gheraert Leeu gevolgd naar Antwerpen, want hij heeft voor diens boeken meerdere houtsneden vervaardigd.

40

Alcmaer werd in 1498 bewerkt in het Nederduits en verscheen in het Duitse Lübeck onder de titel Reynke de vos. De anonieme illustratiereeks in deze Lübeckse druk gaat rechtstreeks terug op de cyclus van de Meester van Haarlem.100 In tegenstelling tot de houtsneden van de Meester van

Haarlem, zijn de Lübeckse prenten wel bewaard gebleven. De cyclus is de oudste, compleet bewaard gebleven illustratiereeks van Reinaert II en staat aan de basis van de Duitse illustratietraditie.101

De Lübeckse illustraties werden niet voor een kinderpubliek vervaardigd – ze verschenen bovendien ver voor het ontstaan van de term ‘jeugdliteratuur’ in de achttiende eeuw. Het is daarom opmerkelijk dat ze in deze twintigste-eeuwse jeugdbewerking zijn beland. Achter de keuze lijkt een opvoedkundige motivatie schuil te gaan. Volgens Parlevliet hebben Nederlandse en Vlaamse

bewerkers sinds 1850 verschillende motivaties gehad om klassiekers te vertalen. Sommige bewerkers kenden een literair-historische functie aan bewerken toe.102 Het zwaartepunt ligt in dat geval bij de

oorsprong van de verhalen. Omdat zij deel uitmaken van het culturele erfgoed, moeten kinderen ze leren kennen. Ook uit de bewerking van Van Nimwegen spreekt een literair-historische motivatie. De auteur maakt de tekst leesbaar voor de jeugd en benadrukt daarnaast de oorsprong van het verhaal, door het in de literaire canon te plaatsen en de middeleeuwse bronvertelling te onderstrepen. Hij plaatst zijn hedendaagse bewerking dan ook letterlijk naast de oude tekst, door de twee versies naast elkaar af te drukken. Ook zijn bewerking van Reinaert II vergezelt Van Nimwegen van middeleeuws bronmateriaal, in de vorm van afbeeldingen. De leeftijd van het beeld lijkt in de keuze voor de Lübeckse illustraties doorslaggevend: ‘Voor deze uitgave is gebruikt gemaakt van de ‘Lübeckse’ prentjes, die het oudste min of meer volledige Reinaert-beeldverhaal geven.’103 Van Nimwegens

argumentatie om voor de middeleeuwse prenten te kiezen, valt samen met zijn motivatie om het Reinaertverhaal te bewerken: ‘De opzet van deze nieuwe vertaling is een zo onbelemmerd mogelijk uitzicht te geven op de oorspronkelijke 13e- en 14e-eeuwse teksten.’104 Van Nimwegen wil de oude,

oorspronkelijke vertelling doorgeven en daar horen oude, oorspronkelijke illustraties bij.105 Onder de

Nederduitse illustraties zijn bovendien de corresponderende Middelnederlandse versregels geplaatst, waardoor het beeld opnieuw in verband wordt gebracht met zijn middeleeuwse oorsprong. Met de Lübeckse prenten borgt Van Nimwegen zijn bewerking stevig in de middeleeuwse traditie.

100 Goossens, De gecastreerde neus, 74. 101 Janssens, Reinaerts streken, 82.

102 Parlevliet, Meesterwerken met ezelsoren, 303. 103 Nimwegen, van, Over de Vos Reinaert, 15. 104 Nimwegen, van, Over de Vos Reinaert, 12.

105 De term ‘oorspronkelijk’ is enigszins problematisch, omdat er voor 1498 ook al illustraties werden

vervaardigd bij het Reinaertverhaal. De Lübeckse cyclus is toevalligerwijs de oudst bewaard gebleven complete cyclus van het Reinaertverhaal.

41

De bewerking uit 1979 werd goed ontvangen in het middelbaar onderwijs, waar sinds het eind van de negentiende eeuw aandacht wordt besteed aan de Middelnederlandse letterkunde. 106 Ook in de

twintigste eeuw maakte de Middelnederlandse Reinaerttekst onderdeel uit van de curricula. Vanaf het begin van de jaren tachtig begon men het doceren van Middelnederlandse letterkunde op Nederlandse middelbare scholen overwegend cultuurhistorisch te benaderen.107 Docenten en lesmethodes

besteedden ruim aandacht aan de historische en culturele context waarbinnen de middeleeuwse teksten zijn ontstaan. De bewerkingsstrategie van Van Nimwegen past bij deze visie op het onderwijs. Hij benadrukt de historische periode waarin het verhaal zijn oorsprong kent, mede door voor de Lübeckse afbeeldingen te kiezen. Zijn literair-historische benadering sloot aan bij de cultuuroverdrachtelijke principes in het middelbaar onderwijs, wat blijkt uit het verschijnen van een werkboek bij de uitgave met de titel Werkboek bij “Over De Vos Reinaert door Willem (die Madoc maakte)”.108 Het werkboek

verscheen in een reeks cursorische lectuur voor het secundair onderwijs en beleefde herdrukken tot 1998. Maar niet iedereen vond de bewerking geslaagd. Mulder schreef een vernietigende recensie in De Volkskrant over de jeugdbewerking. Volgens de recensente ontbrak het de jeugd aan de

competentie om de middeleeuwse satire te doorgronden:

Met teksteditie alleen kan men in vrijwel geen enkel middeleeuwse materie volstaan: het “onbelemmerd uitzicht” wordt daartoe teveel verduisterd door het in de loop der eeuwen gesleten, karakteristiek middeleeuwse vermogen om de werkelijkheid achter de werkelijkheid te zien.109

Hoewel Van Nimwegen zijn bewerking in tekst en beeld in de middeleeuwse context borgde, bleef bij Mulder de achttiende-eeuwse angst bestaan dat de jeugdige lezer de satirische aard van het verhaal niet zou begrijpen en het verhaal letterlijk zou interpreteren. Geen enkel kind kan zich volgens de

recensente met het ‘monsterlijke, wrede en sadistische dier’ identificeren.110 Terwijl sommigen het

Reinaertverhaal zagen als literair erfgoed en van mening waren dat de jeugd het dierdicht aankon wanneer het in zijn context werd geplaatst, vonden anderen de vertelling ongeschikt.

106 Neerlandicus Hubert Slings beargumenteert dat een overheidsmaatregel uit 1876, waardoor alleen mensen

met een kandidaatsexamen Nederlandse taal- en letterkunde bevoegd waren om te doceren op gymnasia, er in Nederland voor heeft gezorgd dat de universitaire interesse in de Middelnederlandse letterkunde is

doorgesijpeld naar het middelbaar onderwijs. Zie: Hubert Slings, Toekomst voor de Middeleeuwen.

Middelnederlandse literatuur in het voortgezet onderwijs (Amsterdam: Prometheus, 2000), 79.

107 Slings, Toekomst voor de Middeleeuwen, 106-108. Slings beargumenteert dat in het verleden de

Middelnederlandse teksten dan wel historisch, dan wel esthetisch werden benaderd. Vanaf de jaren tachtig domineert de cultuurhistorische benadering.

108 Jef Janssens, Gust de Peter en Ludo Sollie, red., Werkboek bij “Over de Vos Reinaert door Willem (die Madoc

maakte), Je boek te buiten. Van boek naar leven. Cursorische lectuur voor het S.O. (Malle: De Sikkel, 1981).

109 Mulder, “Vos Reinaert te vals voor kinderen.” 110 Mulder, “Vos Reinaert te vals voor kinderen.”

42

Dat de houtsneden in de Lübeckse druk doorlopend een rol hebben gespeeld in de overlevering van het verhaal, blijkt ook uit de illustraties van Yolanda Eveleens (1951). In 2000 beeldde zij een reproductie van de Lübeckse Tybeert ontmant de pastoor af aan de muur (afb. 5).111

Hoewel er in deze bewerking gekozen is voor hedendaagse illustraties, verwijst de illustrator gelijktijdig naar de middeleeuwse oorsprong van het verhaal en zijn iconografische traditie. Uit het derde hoofdstuk zal blijken dat illustratoren vaker elementen uit de middeleeuwse beeldcultuur lenen om de hedendaagse bewerking te verbinden aan het originele, middeleeuwse verhaal. In de tekening van Eveleens weerspiegelt de Lübeckse cyclus de eeuwenoude verteltraditie van het Reinaertverhaal. Sommige bewerkers zagen het voortzetten van de traditie als opvoedkundig ideaal, maar wilden de jeugdige lezers gelijktijdig op de middeleeuwse oorsprong en context van de originele vertelling wijzen. Zij sloegen een brug naar het heden zonder het verleden uit te wissen.

Afb. 5. Illustratie van Yolanda Eveleens in de Reinaertbewerking van Martine Letterie, 2000. Aan de muur heeft Eveleens een kopie van een Lübeckse houtsnede getekend.