• No results found

Hoofdstuk 2. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens De omgang met seks en naaktheid in Reinaertbewerkingen voor de jeugd

3.5. Artistieke innovatie in illustratie

Kinderboeken werden steeds vaker beoordeeld op de esthetische kwaliteit van de prenten, waardoor er tijdens het interbellum canonvorming ontstond van veelal geïllustreerde kinderboeken.285 In zowel

Nederland als Vlaanderen werden lijsten verspreid waarop de titels van de beste kinderboeken

prijkten, geïllustreerd door de beste illustratoren, en uitgevers gaven ‘artistieke’ prentenboeken uit. De opvatting dat mooie boekillustraties konden worden ingezet in de opvoeding, was klaarblijkelijk

109

gemeengoed geworden, of in ieder geval werden illustraties meer geaccepteerd en gewaardeerd. In Vlaanderen streed men in het interbellum uitdrukkelijker voor het geïllustreerde kinderboek dan in Nederland. Onderwijzer Hendrick van Tichelen (1883-1967) sprak zich uit over de kwaliteit van kinderboeken. Zijn opvattingen sluiten aan bij de vroegere esthetische denkbeelden over de jeugdliteratuur. Hij geloofde dat mooie plaatjes het kind tot lezen konden verleiden en contact met schoonheid bijdroeg aan zijn ontwikkeling. Daarnaast vormden kinderboekillustraties volgens hem het eerste contact met (nationale) kunstuitingen. In 1928 schreef Van Tichelen Over boeken voor

kinderen, waarin hij pleit voor mooie, Vlaamse boeken en zijn onvrede uit over de huidige, Vlaamse kinderboekverzorging:

Het prentenboek is dus een middel, uitverkoren onder vele, om de kleinen naast een degelijk genot een esthetisch waardevolle opleiding te bezorgen en het moet daarom verkeerd heeten die kleinen onbeduidende, of erger nog, eenvoudig slechte teekeningen en schreeuwerige kleuren voor te brengen. En toch, dit doen zeer vele uitgevers en handelaars, en doen met hen een massa ouders ook, niet gissend wat daardoor gedood wordt in de kinderzielen.286

Van Tichelen beklaagde zich over de esthetische kwaliteit van het Vlaamse kinderboek. Misschien werd zijn schrijven gelezen, want gelijktijdig stond er een nieuwe generatie kunstenaars op die zich liet inspireren door illustratietechnieken. Zij werkten niet in ‘schreeuwerige kleuren’, maar in zwart- wit. Een aantal jonge kunstenaars begon de houtsnijkunst te vernieuwen, daarbij geïnspireerd door modernistische kunststromingen als het expressionisme en tegelijkertijd beïnvloed door economische omstandigheden.287 Verschillende Vlaamse, modernistische tijdschriften konden zich na de oorlog

namelijk geen duurdere reproductietechnieken veroorloven dan hout- en linoleumsneden. Uitgever Eugène de Bock (1889-1981) was een van hen. In 1919 begon hij uitgeverij De Sikkel.288 Die

uitgeverij vervulde een voortrekkersfunctie in de verspreiding van modernistische, expressionistische literatuur en de avant-gardistische houtsnijkunst. Het fonds gaf ook geïllustreerde kinderboeken uit, waaronder jeugdbewerkingen van het Reinaertverhaal. In het corpus zijn twee bewerkingen te vinden die lijken aan te tonen dat de Vlaamse, modernistische kunst zijn weg vond naar de geïllustreerde jeugdliteratuur. Henri van Straten (1892-1944) illustreerde de bewerking van Hubert Melis (1872- 1949) en Joris Minne (1897-1988) de vertelling van Julius de Geyter (1830-1950).289 Beide

286 Hendrick van Tichelen, Over boeken voor kinderen. Studie ten gerieve van leerkrachten, ouders,

bibliothekarissen. Omvattende tevens omstandige lijsten van aan te bevelen werken, naar de verschillende genres en naar den leeftijd der kinderen ingedeeld (Groningen/Den Haag: J.B. Wolters, 1928), 39.

287 Joris van Parys, Masereel. Een biografie (Antwerpen/Baarn: Houtekiet/De Prom, 1995), 139-140. 288 Joris Janssens en Arno Kuipers, “Van kleinschalige netwerken en institutionele verstrengeling. Vlaamse

dichters in Nederland tussen 1910 en 1940,” Nederlandse Letterkunde 4(1999): 150-151.

289 De geïllustreerde jeugdbewerking van De Geyter verscheen postuum. Er verschenen al eerder, niet-

geïllustreerde, bewerkingen van het Reinaertverhaal door Julius de Geyter, waarop De Sikkel waarschijnlijk heeft voortgeborduurd. In 1874 en 1885 verschenen er bijvoorbeeld bewerkingen van zijn hand bij uitgever

110

kunstenaars behoorden tot ‘de vijf’: een groep jonge Vlaamse houtsnijders, die de houtsnijkunst innoveerde.290

Zowel Van Straten als Minne vervaardigden houtsneden bij de tekst.291 Hun uitwerkingen van Tybeert ontmant de pastoor weerspiegelen hun modernistische, vrije werk. Van Straten laat niet zozeer een gebeurtenis uit de passage zien, maar vat een deel van de passage samen (afb. 14). Martinet kijkt vanachter zijn schuur naar de muizen, klaar om een indringer te betrappen. Linksonder loert Tybeert naar de muizen, rechtsonder aanschouwt Reinaert het tafereel. De illustrator speelt in zijn houtsneden in zwart-wit met het perspectief en de verhoudingen tussen de verschillende visuele elementen. Zij zijn onnatuurlijk: zo is het gezicht van de koster of Martinet groter dan de deur van zijn schuur. Van Straten geeft de karakters in hoekige vlakken weer, waarmee hij de personages

abstraheert. Minne besloot de passage weer te geven op het moment dat Tybeert vast komt te zitten in de strik (afb. 15). Ook hij geeft Tybeert geabstraheerd weer, zij het in rondere lijnen. De kater mist reeds een oog, dat Martinet er met een steen heeft uitgeslagen. In de illustraties van Van Straten en Minne zijn de kunstidealen te herkennen die ‘de vijf’ nastreefden. Zij wilden de houtsnijkunst vernieuwen en experimenteerden met wat het medium kon doen. In een interview licht Minne toe dat ze daarbij zochten naar ‘een prachtig afwegen van dat ritme van wit en zwart.’ 292 Niet alleen in de

boekillustraties, ook in hun vrije werk gebruikten ze louter de non-kleuren zwart en wit, waarin ze zochten naar evenwicht.

Of de modernistische bewerkingen nadrukkelijk bedoeld waren voor een kinderpubliek is twijfelachtig. Parlevliet heeft de titels van Melis en De Geyter niet opgenomen in haar bibliografie met kinderboeken van het Reinaertverhaal, maar beide titels zijn wel opgenomen in het Centraal Bestand Kinderboeken, en daarom behoren zij tot het corpus van dit onderzoek. Als de bewerkingen voor een kinderpubliek bedoeld waren, zou het verhaal waarschijnlijk in grote mate zijn ontdaan van scabreuze elementen. Eerder bleek dat schoonheidszin niet losstond van zedelijke opvoeding. Zowel Van Straten als Minne kozen ervoor de castratie niet te verbeelden in hun illustraties van Tybeert ontmant de pastoor, noch verwijzen zij naar het voorval of naar de seksuele relatie tussen de pastoor en Julocke. Melis is in tekst zuiverend: de pastoor is een koster en achterin de uitgave staat: ‘met het oog op een

H.A.M. Roelants in Schiedam. Goossens beschouwt de bewerking van De Geyter als de ‘populairste’ in de tweede helft van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste, een bewerking die ‘op zijn minst tien drukken’ kende. Zie: Goossens, De gecastreerde neus, 31.

290 ‘De vijf’ bestond uit Jan-Frans Cantré, Jozef Cantré, Frans Masereel, Henri Van Straten en Joris Minne. Henri

van Straten illustreerde ook een jeugdbewerking van het Reinaertverhaal uit het corpus (Melis, 1927).

291 In de titel van de bewerking van De Geyter wordt er gesproken over ‘houtgravures’, maar het gaat om

houtsneden. Onder invloed van het Frans (‘gravure sur bois’) worden in het interbellum bijna alle in hout gesneden illustraties gravures genoemd. Zie: Willy Feliers, “Joris Minne, duivelskunstenaar,” Tiecelijn 13(2000): 203.

292 Interview Joos Florquin met Joris Minne in: Joos Florquin, Ten huize van…, Deel 1, 2e druk (Leuven/Brugge:

111

ruimere verspreiding, enkele versregels uit den tekst werden gelicht.’293 Of er met het grotere publiek

een kinderpubliek wordt bedoeld is niet duidelijk, maar de uitgave poogt te voldoen aan de zedelijke criteria die de gatekeepers van de jeugdliteratuur hanteerden. De Geyter heeft de vertelling minder gecastigeerd. In Tybeert de pastoor voert hij de pastoor op in zijn oorspronkelijke functie en een paar pagina’s later wordt hij door Tybeert gecastreerd. Het is vanwege de zuiveringsstrategie beter te verdedigen dat de bewerking van Melis bedoeld was voor kinderen. Volgens De Bodt en Ghesquière verspreidde De Sikkel bovendien het modernistisch beeld in de jeugdliteratuur.294

Uit de illustraties van Van de Woestyne uit 1909 bleek dat actuele beeldende kunst haar weg vond naar kinderboeken. Hoewel er kan worden getwijfeld aan de geïntendeerde lezer, komt hetzelfde naar voren in de illustraties van Van Straten en Minne, die behoren tot de kopstukken van de Vlaamse, modernistische kunst van de jaren dertig. De prenten verraden de hand van de kunstenaar, in hun weerspiegeling van actuele ontwikkelingen in de beeldende kunst.

Vlaanderen en Nederland liepen eerder achter op ontwikkelingen op

kinderboekillustratiegebied in Europa, maar tijdens het interbellum specialiseerde en

professionaliseerde het illustratievak zich.295 Uitgevers besteedden geld aan mooie illustraties, grafiek

en illustratie gingen tot het reguliere onderwijs behoren en het onderscheid tussen illustrator en kunstenaar werd kleiner.296 Onder invloed van de reformpedagogiek was het ook belangrijk geworden

het kind te omringen met schoonheid, die men niet vond in de clichés uit het buitenland en in fabrieksprentenboeken, maar in de tekeningen van tekenaars des vaderlands. Het corpus toont het gegroeide enthousiasme voor kinderboekillustraties aan (fig. 16). Niet alleen de toename van het aantal geïllustreerde Reinaertbewerkingen is opvallend, ook het aandeel bewerkingen met een illustrator uit Nederland of Vlaanderen groeit vanaf de eeuwwisseling.

293 Hubert Melis (bewerker), Reinaart de vos. Vertolking op heden ten dage van het oorspronkelijke dierenepos

in middelnederlandschen versvorm door Hubert Melis (Antwerpen: De Sikkel, 1927), colofon (zonder

paginanummer).

294 Ghesquière, Een land van waan en wijs, 358. 295 Bodt, de, De verbeelders, 65.

112

Afb. 14. Illustratie van Henri van Straten in de Reinaertbewerking van Hubert Melis, circa 1927.

De houtsnede is kenmerken voor het werk van ‘de vijf’: een groep jonge Vlaamse houtsnijders, die de houtsnijkunst innoveerde.

113

Fig. 16. Geïllustreerde Reinaertbewerkingen voor de jeugd in Nederland en Vlaanderen 1850-1939, waarbij gelet op het aantal Reinaertbewerkingen geïllustreerd door een illustrator uit eigen land. Omstreeks de jaren twintig is het aandeel geïllustreerde Reinaertbewerkingen met een illustrator uit eigen land in Nederland en Vlaanderen groter geworden dan het

aandeel adaptaties met een anonieme of buitenlandse illustrator.

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 1850-1870 1871-1891 1892-1918 1919-1939

Geïllustreerde jeugdbewerkingen van het Reinaertverhaal in Vlaanderen en