• No results found

Hoofdstuk 1. Duitse beelden bij Nederlandse teksten 1.1 Inleiding

1.4. De illustraties van Christian Votteler: ontdaan van hatelijkheden

Ook de illustraties van Christian Votteler (1840-1916) vertonen gelijkenissen met de beroemde

staalgravures van Von Kaulbach, maar in tegenstelling tot Leutemann beeldde hij geen geweld af in de geselecteerde passages. Zijn illustraties komen in maar liefst vier jeugdbewerkingen uit het corpus voor (Louwerse, 1900, Van der Venen, 1932, Barack, 1935 en Bruijn, 1971).

De verkrachting van Haersint geeft Votteler weer door de hofdag af te beelden op het moment dat Ysengrijn naar voren treedt (in: Louwerse, 1900, Barack, 1935 en Bruijn, 1971) (afb. 15). Tybeert ontmant de pastoor komt in twee bewerkingen voor. In de bewerking van Pieter Louwerse (1840- 1908) van omstreeks 1900 wijst Reinaert de kater op het hol (afb. 13). Een oranje reproductie van lagere kwaliteit is afgedrukt in de Nederlandse vertaling van de bewerking van de Duitse auteur Max Barack (1832-1901) uit circa 1935 (afb. 14). Illustraties van Reinaert onthoofdt Cuwaert verbeeldden Von Kaulbach en Leutemann gedetailleerd, maar in de bewerkingen met beeld van Votteler zijn ze niet aanwezig.

51

Afb. 13. Illustratie Christian Votteler in de Afb. 14. Illustratie Christian Votteler in de

Reinaertbewerking van Pieter Louwerse, circa 1900. Reinaertbewerking van G.M. (vertaler onbekend), naar Max Barack, circa 1935.

Met name Vottelers uitwerking van De verkrachting van Haersint komt overeen met de cyclus van Von Kaulbach (afb. 15 en afb. 16). De eerste illustratie in Goethes Reineke Fuchs is los van de tekst afgedrukt. De gravure toont koning Nobel frontaal gezeten op een troon met zijn ene poot steunend op de bovenste trede en zijn andere poot op de grond. Votteler heeft deze prent van Von Kaulbach waarschijnlijk als voorbeeld genomen in zijn uitwerking van De Verkrachting van Haersint. Hij toont in vrijwel dezelfde menselijke houding. Hoewel de twee leeuwen van kleding verschillen, dragen beide dieren een mantel die het torso ontbloot laat, een scepter en een op de borst rustende ketting. Beiden tekenden aan weerszijden van de troon apen die het dierenrijk bijeen roepen door op schelpen te blazen. Hoewel de illustratie van Votteler zijn voorganger verraadt, vertonen de illustraties

wederom verschillen. Votteler heeft de compositie van Von Kaulbach uitgebreid door links in de marge dieren te tekenen die hun weg vinden naar hun leeuwenkoning en hij heeft de koning een vriendelijkere gezichtsuitdrukking gegeven. Vottelers visualisatie verschilt ook van Leutemanns uitbeelding van De Verkrachting van Haersint. Hoewel Votteler de dieren in de voorgrond heeft vermenselijkt door ze aan te kleden en in menselijke houdingen af te beelden, verwerkte hij geen symbolische elementen in zijn afbeelding die de lezer wijzen op de zwakheden van de karakters. Aan de autoriteit van de koning wordt in Vottelers illustratie niet getornd. In de illustraties is minder sprake van symbolische, satirische gelaagdheid en de illustrator verbeeldt geen mogelijk schrikwekkende elementen als geweld.

52

Afb. 15. Illustratie Christian Votteler in de Afb. 16. Illustratie Wilhelm von Kaulbach in de Reinaertbewerking van Pieter Louwerse, circa 1900. Reinaertbewerking van Johann Wolfgang von Votteler heeft de compositie van Von Kaulbach uitgebreid Goethe, circa 1846.

met dieren in de marge, en Nobel een vriendelijker

uitdrukking gegeven.

Het zal daarom niet verbazen dat de prenten van Votteler uitdrukkelijk bedoeld waren voor een kinderpubliek. 134 Ze verschenen voor het eerst in circa 1895 in Stuttgart bij uitgeverij Loewe

Verlag.135 Barack bewerkte het Reinaertverhaal in het Duits voor de jeugd. De bewerking werd circa

1935 naar het Nederlands vertaald en uitgegeven bij de Vlaamse uitgeverij Averbode. Tevens

verschenen de illustraties van Votteler bij andere Nederlandse tekstbewerkingen, zoals omstreeks 1900 in Het leven van “Reintje de Vos.” Oude en Nieuwe Vossen-Verhalen verzameld door P. Louwerse. Met 40 houtgravuren. Bekend kinderboekenschrijver en onderwijzer Pieter Louwerse licht in zijn voorwoord toe hoe hij te werk is gegaan:

134 Dat blijkt uit de titel: Max Barack (bewerker), Reineke Fuchs. Für die Jugend bearbeitet von Max Barack. Mit

6 Voll- und 29 Textbildern von Christian Votteler (Stuttgart: Loewe Verlage, circa 1895).

135 De datering is gebaseerd op de gegevens uit: O. Brunken, B Hurrelman, M. Michels-Kohlhage, G. Wilkending,

53

Nu zag ik onlangs eene uitgave van Reinaard den Vos, heel geestig geïllustreerd, en dadelijk besloot ik dat boek voor de jeugd ook eens te bewerken, maar geheel afgescheiden van den Duitschen tekst. Alleen een groot deel van de plaatjes in deze bewerking is uit dat boek genomen. […] Zorgvuldig heb ik hatelijkheden aan het adres van vele personen weg gelaten.136

Het geestig geïllustreerde boek waar Louwerse op doelt, is waarschijnlijk de Duitse uitgave van Barack uit circa 1895, gezien de overname van de illustraties van Votteler. De plaatjes vond hij zo leuk en geschikt, dat hij het verhaal ook voor Nederlandse kinderen wilde bewerken. Louwerse gaat uitgebreid in op zijn bewerking van het Reinaertverhaal. Hij heeft geheel volgens de opvoedkundige norm scabreuze elementen verwijderd en het einde aangepast, zodat het kwade niet langer zegeviert.137

De relatief brave illustraties van Votteler sluiten aan bij deze gebruikelijke bewerkingsstrategie. Hoewel Louwerse de illustraties van Votteler geschikt vond voor kinderen en de illustraties aansluiten op de gangbare zuiverende bewerkingsstrategie, onderbouwde hij zijn keuze voor het beeld niet. Meerdere factoren kunnen de keuze voor de Duitse illustraties hebben beïnvloed en zij zijn niet allemaal van opvoedkundige aard. Wackers schrijft dat de Middelnederlandse teksten van het

Reinaertverhaal aan het begin van de negentiende eeuw nog niet bekend waren, wat tot gevolg had dat bewerkers teruggrepen op de al wel bekende Duitse teksten, zoals de Lübeckse druk of de vertelling van Goethe.138 De ontdekking van de Middelnederlandse handschriften in de jaren 1820-1830

resulteerde pas in de twintigste eeuw in een dominantie van kinderboekbewerkingen die teruggaan op de Middelnederlandse vertelling. Inderdaad gaat de negentiende-eeuwse bewerking van Louwerse direct terug op een Duitse vertelling, en ook de negentiende-eeuwse uitgaven van Van den Bergh en Laurillard zijn geënt op een Duitse voorganger. Het is mogelijk dat het gebruik van de Duitse illustraties in negentiende-eeuwse Nederlandstalige jeugdbewerkingen met name berust op de aanwezigheid van Duitse voorbeelden, daar waar Nederlandse prenten nog ontbraken. Hoewel de kinderboekenproductie zich snel ontwikkelde, was de prentenproductie voor kinderboeken in Nederland en Vlaanderen bovendien nog niet tot wasdom gekomen. Het overnemen van de Duitse illustraties was wellicht simpelweg financieel voordeliger dan het produceren van nieuwe prenten.

Dat de illustraties van Votteler oorspronkelijk bedoeld waren voor kinderen en de

staalgravuren van Leutemann niet, lijken de illustraties wel te verraden. In Vottelers uitbeelding van de hofdag is geen zelfde complexe symboliek terug te vinden als in de besproken illustratie van Leutemann. Daarnaast ontbreekt bij Votteler de afbeelding van Reinaert onthoofdt Cuwaert, terwijl Leutemann de moord wel expliciet heeft weergegeven. De weglating van deze gewelddadige passage

136 Pieter Louwerse (bewerker), Het leven van “Reintje de Vos.” Oude en Nieuwe Vossen-Verhalen verzameld

door P. Louwerse. Met 40 houtgravuren (Zutphen: Schillemans en & Van Belkum, circa 1900), 2.

137 Louwerse, Het leven van “Reintje de Vos.”, 2. 138 Wackers, “De onsterfelijke Reynaert,” 19-20.

54

moet kinderboekenschrijver Louwerse zijn bevallen: hij verwijderde immers zelf ‘hatelijkheden’ uit zijn vertelling voor kinderen, waarmee hij aansloot bij het gebruikelijke zuiveren van klassieke teksten als bewerkingsstrategie.139 Op de uitwerking van de scabreuze elementen lag een pedagogisch taboe,

dat zowel Louwerse als Votteler niet doorbrak.