• No results found

Crocus: Invloed planttijdstippen (o.a extreem vroeg) en bewaartemperatuur op aantasting door

In document Teelt bijzondere bolgewassen (pagina 107-113)

knolproductie

7.4.1

Inleiding

Dit is de eerste proef waarin is onderzocht of extreem vroeg planten (half augustus) een aantasting door Pythium kan voorkomen. Ook is het effect van bewaring bij 30°C en eerst warm bewaren en daarna koud om de spruitontwikkeling voor planten te remmen op aantasting door Pythium en de productie onderzocht.

7.4.2

Materiaal en methode

Materiaal : Crocus ‘Flower Record’, zift 8/9 Ontvangst knollen : 14 augustus 1999

Ontsmetting knollen na aankomst : 15 min. in 0,5% handelsformaline Aanvang bewaartemperatuur : 15 augustus 1999

Behandelingen : 1 16 aug., 23°C, zonder Pythium (plantdatum, bewaartemp., Pythium) 2 16 aug., 23°C, met Pythium

3 22 sept., 23°C, zonder Pythium 4 22 sept., 23°C, met Pythium 5 22 sept., 30°C, zonder Pythium 6 22 sept, 30°C, met Pythium 7 17 nov., 23°C, zonder Pythium 8 17 nov., 23°C, met Pythium

9 17 nov., 23°C + 0°C, zonder Pythium* 10 17 nov., 23°C + 0°C, met Pythium* 11 22 sept., 23°C, met Pythium + Ridomil** Knolontsmetting voor planten : geen

* = 23°C tot 22 september, daarna 0°C tot 17 november ** = Ridomil = 2 g/m2

7.4.3

Proefresultaten

7.4.3.1 Penlengte bij planten

Alleen de knollen in behandeling 7 en 8 (planten 17 november, bewaren bij 23°C) hadden een penlengte van 1-1,5 cm, de overige behandelingen hadden geen noemenswaardige pen bij het planten.

7.4.3.2 Opkomst en bloei

In tabel 82 zijn de gemiddelde gegevens over opkomst en bloei weergegeven (niet statistisch verwerkt). Het gewas kwam eerder op en bloeide eerder naarmate er eerder was geplant. Verder werd de opkomst en bloei vertraagd door warme bewaring ten opzichte van koelere bewaring. Bewaren bij 0°C na 23°C zorgde voor versnelling in opkomt en bloei ten opzichte van continu bij 23°C bewaren.

Tabel 82. Gemiddeld datum voor begin opkomt, begin bloei en eind bloei per behandeling.

behandeling opkomst begin bloei eind bloei

1 aug., 23°C, -P 14 feb. 23 feb. 20 maart

2 aug., 23°C, +P 14 feb. 23 feb. 20 maart

3 sept., 23°C, -P 21 feb. 29 feb. 20 maart

4 sept., 23°C, +P 21 feb. 29 feb. 20 maart

5 sept., 30°C, -P 21 feb. 7 maart 4 april

6 sept., 30°C, +P 21 feb. 7 maart 4 april

7 nov., 23°C, -P 29 feb. 4 april 17 april

8 nov., 23°C, +P 29 feb. 4 april 17 april

9 nov., 23°C+0°C, -P 23 feb. 13 maart 4 april 10 nov., 23°C+0°C, +P 23 feb. 13 maart 4 april 11 sept., 23°C, +P+Ridomil 21 feb. 29 feb. 20 maart

7.4.3.3 Pythiumaantasting

In het voorjaar was duidelijk aan het gewas te zien dat er verschillen waren in Pythiumaantasting. Dit is waargenomen op basis van geel worden en afsterven van het blad en niet op basis van oprooien van planten en beoordelen van aantasting op de wortels.

Begin mei 2000 zijn er twee weken met hoge temperaturen geweest. Naar aanleiding daarvan begon het gewas snel af te sterven. De mate van afsterving van het gewas is op 10, 15. 22 mei en 5 juni beoordeeld. Er is een standcijfer gegeven van 1 tot 10 waarbij 10 een volledig groen gewas was en 1 een bijna volledig afgestorven (geel) gewas. Een 5 is daarbij een 50% groen gewas.

In tabel 83 is te zien dat bij aanvang van het afsterven van het gewas op 10 mei bij bijna alle plantdata de behandelingen mét Pythium verder waren afgestorven dan de behandelingen zonder Pythium. Er was alleen geen verschil tussen behandeling 7 en 8. Extreem vroeg planten (aug.) mét Pythium in de grond leidde niet tot uitstel van het tijdstip van afsterven. Begin juni waren alle behandelingen met Pythium verder afgestorven dan de behandelingen zonder Pythium. Opvallend is wel dat behandeling 7 en 8 nog steeds erg groen waren. Hierbij moet wel worden vermeld dat na twee weken warmte in de eerste helft van mei het weer plotseling koel werd. Behandeling 7 en 8 stonden bij het koel worden van het weer er nog vrij groen bij en dat bleef gedurende een paar weken zo. De verwachting is dat indien het weer niet zo koel geworden zou zijn behandeling 7 en 8 sneller zouden zijn afgestorven.

Tabel 83. Standcijfer gemiddeld per behandeling voor twee data (10=groen, 1=geel afgestorven gewas).

behandeling 10 mei 5 juni

1 aug., 23°C, -P 9.75 2.25 2 aug., 23°C, +P 7.00 1.00 3 sept., 23°C, -P 9.75 4.25 4 sept., 23°C, +P 7.25 1.00 5 sept., 30°C, -P 10.00 2.50 6 sept., 30°C, +P 7.00 1.00 7 nov., 23°C, -P 10.00 9.00 8 nov., 23°C, +P 9.50 8.00 9 nov., 23°C+0°C, -P 9.00 1.00 10 nov., 23°C+0°C, +P 4.75 1.00 11 sept., 23°C, +P+R 7.00 1.25 LSD = 1.75 0.78 7.4.3.4 Totaal oogstgewicht

In tabel 84 is te zien dat er grote verschillen waren in totaal oogstgewicht. De enige behandeling mét Pythium die geen lagere opbrengst had dan behandeling 3 (controle) was planten in augustus met Pythium. De laagste opbrengsten zijn verkregen door de knollen bij 30°C te bewaren, planten in september met Pythium en bewaren bij 23°C + 0°C, planten in november met Pythium.

Wanneer per planttijdstip en bewaartemperatuur wordt gekeken naar opbrengsten met en zonder Pythium is te zien dat bij planten in augustus en november na bewaring bij 23°C een besmetting met Pythium geen lagere opbrengst gaf dan zonder Pythium. Dat laatste (laat planten voorkomt/remt aantasting door Pythium) is een bevestiging van eerder onderzoek.

Het toepassen van Ridomil had in deze proef geen enkel effect op de Pythium en opbrengst.

Tabel 84. Totaal oogstgewicht (g) per veldje (200 knollen geplant), procentueel oogstgewicht (september planten zonder Pythium = 100%), totaal aantal geoogste knollen en gemiddeld knolgewicht (g) gemiddeld per behandeling.

behandeling totaal gewicht % gewicht totaal aantal Gem. gewicht

1 aug., 23°C, -P 3403 91.3 559 6.1 2 aug., 23°C, +P 3348 89.8 623 5.4 3 sept., 23°C, -P 3727 100.0 754 4.9 4 sept., 23°C, +P 3076 82.5 721 4.3 5 sept., 30°C, -P 3436 92.2 695 4.9 6 sept., 30°C, +P 2458 66.0 629 3.9 7 nov., 23°C, -P 3443 92.4 723 4.8 8 nov., 23°C, +P 3012 80.8 661 4.6 9 nov., 23°C+0°C, -P 3012 80.8 551 5.5 10 nov., 23°C+0°C, +P 2470 66.3 551 4.5 11 sept., 23°C, +P+R 2997 80.4 741 4.0 LSD = 540 110 0.33

7.4.3.5 Aantal geoogste knollen

De aan- of afwezigheid van Pythium was niet van invloed op het totale aantal geoogste knollen (tabel 84). Extreem vroeg planten (aug.) gaf minder knollen dan planten in september na bewaring bij 23°C en planten in november na bewaring bij 23°C.

7.4.3.6 Gemiddeld knolgewicht

Het gemiddelde knolgewicht van planten in augustus zonder Pythium was het grootste van alle behandelingen (tabel 84). Daarna kwam planten in augustus met Pythium. Daarna volgden planten in september +23°C en +30°C en planten in november +23°C allen zonder Pythium. Mét Pythium werd het gemiddelde knolgewicht bij alle behandelingen lager.

7.4.3.7 Maatverdeling

10/+

Planten in augustus zonder Pythium gaf de grootste aantallen knollen 10/+, planten in augustus met Pythium had minder knollen 10/+ tot gevolg (tabel 85). Alle andere behandelingen gaven nog minder knollen 10/+.

9/10

Van alle behandelingen zonder Pythium gaf planten in augustus het grootste aantal knollen 9/10. Van alle behandelingen met Pythium gaf ook planten in augustus het grootste aantal knollen maat 9/10. Planten in augustus met Pythium gaf evenveel 9/10 als planten in september zonder Pythium.

8/9

Er was geen verschil in aantal knollen 8/9 bij alle behandelingen zonder Pythium. Bij de behandelingen met Pythium gaven twee behandelingen minder knollen 8/9 dan planten in augustus met Pythium.

6/7 en 7/8

Er waren nauwelijks behandeling effecten bij de aantallen 6/7 en 7/8. Bewaren bij 30°C en planten in september en bij maat 6/7 planten in november na bewaring bij 23°C+0°C zorgde voor minder knollen in deze maten.

<4, 4/5, 5/6

Bij de kleinere maten gaf planten in augustus veelal minder of veel minder knollen dan de andere behandelingen.

Tabel 85. Totaal aantal geoogste knollen per maat gemiddeld per behandeling (200 knollen maat 8/9 geplant). behandeling <4 4/5 5/6 6/7 7/8 8/9 9/10 10/+ 1 aug., 23°C, -P 4 31 120 168 97 80 47 13 2 aug., 23°C, +P 8 61 149 187 100 75 36 7 3 sept., 23°C, -P 19 126 196 197 96 87 33 1 4 sept., 23°C, +P 23 147 204 179 89 62 18 1 5 sept., 30°C, -P 13 139 202 137 72 95 34 3 6 sept., 30°C, +P 30 189 154 114 83 52 8 0 7 nov., 23°C, -P 42 110 197 192 99 74 10 1 8 nov., 23°C, +P 51 105 168 170 95 64 8 0 9 nov., 23°C+0°C, -P 29 74 123 125 97 90 13 1 10 nov., 23°C+0°C, +P 38 102 137 127 92 50 6 0 11 sept., 23°C, +P+R 28 172 211 176 85 52 17 1 LSD = 10.2 21.7 43.8 32.4 19.6 20.1 8.3 2.2

7.4.4

Samenvatting proefresultaten

- Er was sprake van een goed geslaagde Pythiumproef. Alle veldjes met Pythium werden eerder ziek (blad stierf eerder af) dan vergelijkbare veldjes zonder Pythium.

- Extreem vroeg planten (augustus) mét Pythium in de grond leidde niet tot uitstel van afsterven van het gewas ten opzichte van planten in september mét Pythium (gangbare situatie in praktijk).

- De totale gewichtsopbrengst van planten in augustus mét Pythium was als enige Pythiumbehandeling niet slechter dan van de controle (planten september, bewaring bij 23°C, zonder Pythium). Planten in augustus met (en zonder) Pythium had wel een kleiner aantal geoogste knollen tot gevolg dan bewaring bij 23°C en planten in september of november. Extreem vroeg planten gaf de grootste aantallen in de grootste maten (9/10 en 10/+) en beduidend minder aantallen in de kleinste maten (<4, 4/5 en 5/6). - Laat planten (november) mét Pythium leidde tot uitstel van het afsterven door de Pythium aantasting en

daardoor en relatief goede opbrengst. Dit is een bevestiging van eerder onderzoek. Uit eerder onderzoek bleek dat sommige soorten laat planten echter niet goed verdragen. Deze behandeling was een controle voor laat planten met aangepaste bewaring (23°C tot eind september en daarna 0°C). De behandeling met de aangepaste bewaring gaf echter een slechte knolgroei te zien en geen uitstel van afsterven van het gewas door Pythium.

7.5 Crocus: Invloed planttijdstippen (o.a. extreem vroeg) en

bewaartemperatuur op aantasting door Pythium en

knolproductie

7.5.1

Inleiding

Dit is de tweede proef waarin is onderzocht of extreem vroeg planten (half augustus) een aantasting door Pythium kan voorkomen. Ook is het effect van bewaring bij 30°C en eerst warm bewaren en daarna koud om de spruitontwikkeling voor planten te remmen op aantasting door Pythium en de productie onderzocht.

7.5.2

Materiaal en methode

Materiaal : Crocus ‘Flower Record’, zift 8/9 Ontvangst knollen : 10 augustus 2000

Ontsmetting knollen na aankomst : 15 min. in 0,5% handelsformaline Aanvang bewaartemperatuur : 15 augustus 2000

Behandelingen : 1 15 aug., 23°C, zonder Pythium (plantdatum, bewaartemp., Pythium) 2 15 aug., 23°C, met Pythium

3 22 sept., 23°C, zonder Pythium 4 22 sept., 23°C, met Pythium 5 22 sept., 30°C, zonder Pythium 6 22 sept, 30°C, met Pythium 7 17 nov., 23°C, zonder Pythium 8 17 nov., 23°C, met Pythium

9 17 nov., 23°C + 0°C, zonder Pythium* 10 17 nov., 23°C + 0°C, met Pythium* 11 22 sept., 23°C, met Pythium + Ridomil** Knolontsmetting voor planten : geen

* = 23°C tot 22 september, daarna 0°C tot 17 november ** = Ridomil = 2 g/m2

= praktijksituatie

De proef is gedeeltelijk op de verkeerde plek geplant, het grootste gedeelte is op het land van de pythiumproef van vorig jaar geplant. De proef is daardoor gedeeltelijk mislukt.

7.5.3

Proefresultaten

7.5.3.1 Penlengte bij planten

Alleen behandelingen 7 en 8 (planten 17 november, bewaren bij 23°C) had een penlengte van 1-1,5 cm bij planten, de overige behandelingen hadden geen noemenswaardige pen.

7.5.3.2 Opkomst en bloei

In tabel 86 zijn de gemiddelde gegevens over opkomst en bloei weergegeven (niet statistisch verwerkt). Hierin is te zien dat het gewas eerder opkwam en bloeide naarmate er eerder was geplant. Bewaren bij 0°C na 23°C zorgde voor versnelling in opkomt en bloei ten opzichte van continu bij 23°C bewaren.

De verschillen tussen de behandelingen waren erg klein t.o.v. vorig jaar (tabel 82). Opvallend was wel dat er dit jaar geen verschil was tussen bewaring bij 23 en 30°C terwijl vorig jaar de knollen na bewaring bij 30°C trager waren.

Tabel 86. Gemiddelde datum van begin opkomst en begin bloei per behandeling.

behandeling opkomst begin bloei

1 aug., 23°C, -P 12 feb. 5 maart

2 aug., 23°C, +P 14 feb. 5 maart

3 sept., 23°C, -P 19 feb. 12 maart 4 sept., 23°C, +P 19 feb. 12 maart 5 sept., 30°C, -P 17 feb. 12 maart 6 sept., 30°C, +P 19 feb. 12 maart 7 nov., 23°C, -P 12 maart 9 april 8 nov., 23°C, +P 12 maart 9 april 9 nov., 23°C+0°C, -P 5 maart 26 maart 10 nov., 23°C+0°C, +P 5 maart 26 maart 11 sept., 23°C, +P+R 19 feb. 12 maart

7.5.3.3 Pythiumaantasting

Vorig jaar (paragraaf 7.4) was er een zwart/wit effect van het toedienen van Pythium of niet. Alle veldjes met Pythium stierven ruim eerder af dan de veldjes zonder Pythium. Nu was dit alleen het geval met de behandelingen die op vers land stonden. In tabel 87 is te zien dat het totale oogstgewicht gemiddeld over alle behandelingen bij herhaling D betrouwbaar groter was dan bij herhaling A en B. Herhaling C is net wel betrouwbaar beter dan herhaling A maar net niet beter dan herhaling B.

Herhaling D heeft op het verse land gelegen, herhaling C gedeeltelijk op vers land. Herhaling A en B hebben op de plaats van de pythiumproef van vorig jaar gelegen.

Tabel 87. Totaal oogstgewicht per veldje gemiddeld over de behandelingen. Herhaling A B C D

3526 3572 3955 4337 LSD = 403.3

Bij statistische verwerking van de gehele proef (als deze goed zou zijn geweest) is er geen betrouwbaar verschil tussen de behandelingen. Het gemiddeld oogstgewicht is 3848 gram; er is 2600 gram geplant. Dat is 50% gewichtstoename, vanwege de Pythium een slechte groei.

De veldjes zonder Pythium hadden een oogstgewicht van 4600 tot 5000 gram, een normale groei. Wanneer de gegevens van herhaling D worden toegevoegd als 5e herhaling aan de proef van vorig jaar dan

blijven de uitkomsten van vorig jaar nagenoeg gelijk.

Daaruit kan worden geconcludeerd dat het heel aannemelijk is dat de planten van de goede herhaling vergelijkbaar reageerden als de behandelingen van de proef van vorig jaar.

Vorig jaar gaf een besmetting met Pythium een lagere opbrengst dan geen besmetting met Pythium. De hoogste opbrengst werd verkregen door de knollen bij 23°C te bewaren en in september te planten. Planten in augustus (mét of zonder Pythium) gaf geen betrouwbaar lagere opbrengst dan de hiervoor beschreven beste behandeling. Bij alle behandelingen gaf de variant mét Pythium een lagere opbrengst dan de variant zonder Pythium behalve bij planten in augustus. Daar was toevoegen van Pythium (net) niet betrouwbaar slechter.

Hoewel er tijdens de groei wel standcijfers zijn gegeven voor afsterven van het gewas zijn deze niet verwerkt vanwege de verkeerde plaatsing van de proef. Op het goede bed bleven de behandelingen zonder Pythium lang groen en stierven de behandelingen met Pythium eerder af. Op de andere bedden leek het afsterven volledig willekeurig.

Heel opvallend was wel dat extreem laat planten weer veruit het laatste afstierf (zoals eerder aangetoond), ongeacht de aan- of afwezigheid van Pythium. Echter evenals in voorgaande proeven was het totaal oogstgewicht van extreem laat planten laag omdat er dun en mager blad op het gewas stond.

7.5.4

Samenvatting proefresultaten

- Er was sprake van een grotendeels mislukte Pythiumproef omdat het grootste gedeelte van de proef per ongeluk op de plaats van de Pythiumproef van vorig jaar is geplant.

- De herhaling die op verse grond lag leek echter wel dezelfde uitkomsten te geven als vorig jaar nl: binnen één plantdatum gaf aanwezigheid van Pythium een lagere opbrengst dan zonder Pythium met uitzondering van planten in augustus. In augustus gaf toevoegen van Pythium net geen lagere opbrengst dan zonder Pythium.

- Opvallend was dat ongeacht de aan- of afwezigheid van Pythium het planten in november weer erg laat afsterven van het gewas tot gevolg had. Door het magere gewas (smal blad) bleef de opbrengst toch erg onder de maat.

In document Teelt bijzondere bolgewassen (pagina 107-113)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN