• No results found

III De maatschappij

2. Criticus van het liberalisme

Bonald wendt het platoonse eenheidsdenken aan tegen zijn aartsvijanden: de monarchiens15en al die andere gematigden wier geestelijke nazaten men tegenwoordig pleegt aan te duiden als ‘liberalen’. Zij staan net zoals Montesquieu een politiek bestel voor waarin verschillende organen de macht delen en elkander in evenwicht houden. De constitutionele monarchie uit de beginjaren van de Revolutie (1789-1792), de republiek van Thermidor (1794-1799) en de constitutionele monarchieën van het Restauratietijdperk (1814-1830) en de Julimonarchie (1830-1848) zijn pogingen om die voorstelling in de praktijk te brengen. Volgens Bonald is die voorstelling tegennatuurlijk:

Als de natuur, door aan het denken het mysterie te onthullen van die onzichtbare en machtige knoop die in de politieke maatschappij van alle willen slechts één wil maakt, van alle machten slechts één macht, van alle krachten slechts één kracht, van alle mensen slechts één mens, aan het denken dat idee presenteert van de eenheid, dat zo groot is omdat het simpel is; als zij het in de morele mens eenheid van wil toont, in de fysieke mens eenheid van handelen, in het universum eenheid van opzet; als zij het laat zien dat in eenheid het beginsel van de orde schuilt, in eenheid het geheim van het schone, dan komt de eerzucht, teleurgesteld in zijn verwachtingen, in opstand tegen de barrière die de natuur tegen zijn plannen wil opwerpen, en verwerpt de mens,

meegesleept door de eerzucht, de ingevingen van de natuur, en verliest hij zich, door zich te verwijderen van het simpele en ware idee van de eenheid en ondeelbaarheid van de macht, in de omslachtige machinaties van de deling en het evenwicht der machten.

Op een blind noodlot dus, op een oneindige deling of een onzeker evenwicht van machten bouwt de mens, in weerwil van de natuur, met behulp van trots en eerzucht, het bouwwerk der maatschappij.16

Het evenwicht der machten is volgens Bonald ‘onzeker’, dat wil zeggen: niet stabiel, zoals Montesquieu en de gematigden menen, maar labiel. De intrinsieke labiliteit van het equilibrium leidt ertoe dat het mechanisme van de machtsdeling, wanneer dat eenmaal in gang is gezet, niet meer is te stoppen: de macht raakt verdeeld over meer en meer personen, totdat tenslotte iedereen (formeel) een deeltje van de macht bezit. Anders gezegd, zodra je het beginsel van de eenheid van de macht loslaat, kom je in een glijdende schaal terecht die je regelrecht naar een democratie (lees: anarchie) voert.

Dat proces, waarvoor hij de gematigden als hoofdverantwoordelijken aanwijst, voltrekt zich volgens Bonald in de revolutionaire periode van 1789 tot 1794: reeds in de zomer van 1789 delft het gematigde centrum, dat een gemengd regime voorstaat, het onderspit tegen de linkse rationalisten die de Verklaring van de Rechten van de Mens opstellen. Rationalisme combineren de linksen met bepaalde aspecten van het classicisme, die zij tot in het extreme doordrijven. Zo spiegelen zij zich, meer dan ooit tevoren, aan de fameuze republikeinse samenlevingen van het oude Griekenland en Rome, aan de helden van die samenlevingen en aan de burgerdeugd van de klassieke Oudheid. Na de Terreur van 1793-1794 maken hun overspannen idealen echter plaats voor een algemene scepsis, die zich uit in individualisme:

Maar van het gebrek aan solide basis en van de waanzin van de arbeiders ondervindt het werk [het systeem van het evenwicht der machten] schadelijke gevolgen. Zelfs de architect kan zich in die wanorde niet herkennen. Meningen houdt hij voor beginselen, redeneringen voor consequenties. Na zich een maatschappij te hebben ingebeeld, beeldt hij zich nu de mens in, en herkent hij de mens evenmin als de maatschappij. Bijgevolg lijken buitengewone mannen hem deugdzame mannen, en lijken beroemde maatschappijen hem gelukkige maatschappijen. Dat bouwvallige werk bezwijkt echter te allen kant: de hartstochten hebben het opgetrokken, de hartstochten vernietigen het. En de mens, die zich vergeefs beijvert om het in stand te houden, ‘vermenigvuldigt’, om de val ervan te vertragen, ‘de stutten, wier veelvoud aantoont dat ze nutteloos zijn’ (Contrat social). Zijn vruchteloze inspanningen moe, zijn eigen dwalingen moe, twijfelt hij er dan aan, terwijl hij ziet dat in de natuur alles aan constante wetten gehoorzaamt, of er voor de maatschappij andere wetten zijn dan het toeval; zelfs gaat hij eraan twijfelen dat de maatschappij in de aard van de mens ligt.17

MONISME

Wanneer de tendens van deling en verveelvoudiging, de trend van mono naar poly, maar lang genoeg doorzet, bereikt de macht een zodanige graad van versnippering dat hij gereduceerd wordt tot (vrijwel) niets. Aldus gaan we van poly ofwel veel naar a(n) ofwel niet(s): polyarchie (deling der machten, democratie) wordt anarchie (gezagloosheid). Zo ook wordt polytheïsme (het revolutionaire veelgodendom) atheïsme (goddeloosheid). En polygamie (veelwijverij), zo zouden we eraan toe kunnen voegen - Bonald zegt het er zelf niet bij, maar zal het ongetwijfeld gedacht hebben - wordt agamie, een maatschappij zonder huwelijk.

Via het meervoud gaan we dus van één naar niet:

Aan de onbetwistbare feiten wier samenhang ik onder ogen van de onbevooroordeelde lezer ga brengen, zal hij merken dat in de maatschappij de eenheid van God en de eenheid van de algemene macht tezelfdertijd worden vernietigd; dat de vermenigvuldiging van goden de vermenigvuldiging van machten of de deling van de algemene macht op de voet volgt; dat religieuze verdrukking (oppression)18 en politieke verdrukking de maatschappij gezamenlijk belasten; dat de macht wordt vernietigd, en dat weldra zelfs het gevoel dat het Opperwezen bestaat, uit de geest van de mens wordt uitgewist.19

De revolutionaire doctrine is kortom de cultus van het niets, ze is een nihilisme. Het beginsel van de monarchie is het tegenovergestelde daarvan:

Het innerlijk beginsel van de monarchie is een beginsel van eenheid, van bestaan, van politieke en religieuze vervolmaking; en het beginsel van de niet-geconstitueerde maatschappijen is een beginsel van deling, van dood, van het politieke en religieuze niets.20

Latere generaties antidemocraten zouden het Bonald naroepen: de Revolutie, met haar holle idealen, die louter destructie hebben aangericht, is het Niets; democratie is de dood.

3. Simplicitas

De tegenstelling tussen monarchie en niet-geconstitueerde maatschappij is die tussen leven en dood, maar ook die tussen simpel en gecompliceerd. Het beginsel van de monarchie (‘één is er de baas’) is namelijk zo simpel dat we niet eens ons verstand hoeven te gebruiken om het te vatten: daarvoor volstaat de intuïtie van een kind. Het representatief stelsel, waarin eenieder ieders baas is en dat talloze checks and balances kent die elkaar op duizend en één manieren in evenwicht houden, is veel moeilijker uit te leggen: het is gecompliceerd.

De begrippen ‘simpel’ en ‘gecompliceerd’ spelen een belangrijke rol in de filosofie van Malebranche. Deze denker leert dat God altijd de simpelste weg bewandelt. Wil de mens de natuur, die door God is geschapen, begrijpen, dan moet hij dus net zoals God de simpelste weg (die in Malebranches visie identiek is aan de algemene wil) volgen.

Welnu, de simpelste weg tussen twee punten is een rechte lijn, want de rechte lijn is de kortste weg tussen die twee punten. Twee punten, leerde al de antieke Griekse wiskundige Euclides, kan men onderling verbinden door een oneindige veelheid van kromme lijnen.21

Daarentegen is er tussen twee punten maar één rechte lijn.

Eenheid is voor Malebranche synoniem met simplicité, en veelheid synoniem met complexiteit. Bonald, die deze gelijkstelling transplanteert van de goddelijke en fysieke naar de morele en politieke natuur, zegt het hem na: de monarchie, het simpele systeem van de eenheid van de macht, is het systeem van God en de natuur, die altijd de simpelste weg bewandelt. Het gecompliceerde systeem van de representatieve democratie is daarentegen het systeem van de menselijke hartstochten of zinnen, met hun ontelbare complicaties:

In Frankrijk wordt de politieke constitutie sedert een eeuw22 bedorven door particuliere willen die al te vaak in de plaats van de algemene wil worden gesteld; sedert diezelfde tijd wordt de religie aangevallen door trots en ongeloof; de verzwakking van de regering gaat gelijk op met die van de religie: weldra voert de deling van de macht tot deling van de eredienst,23 en de afschaffing van elke openbare eredienst volgt direct op de vernietiging van elke algemene macht. Vervolgens wordt er openlijk betwist dat God bestaat, en zien we dat uit de meest onbegrensde democratie het meest dwaze atheïsme ontstaat;24 maar volkeren kunnen niet bestaan zonder God, en maatschappijen kunnen niet bestaan zonder macht: de zinnen scheppen zich goden,25 de eerzucht sticht een macht.26 Haar courtisanes zijn de godheden, beulen zijn de macht, en de meest onzuivere afgoderij verheft zich naast het meest woeste despotisme; maar de religie komt weer tevoorschijn, en zij reikt de hand aan de monarchie, die zich wederopricht.27

Aldus is in de wereld de meest gecompliceerde eredienst, het veelgodendom, begonnen met de simpelste regeringsvorm, het despotisme;28 en begint in onze tijd, in Europa, de afwezigheid van elke eredienst, het theïsme of atheïsme, met de gecompliceerdste regeringsvorm, de deling en het evenwicht van de machten, ofwel het representatief stelsel.29

In voorgaand citaat zagen we dat Bonald het despotisme de simpelste regeringsvorm noemt. Betekent dit dat hij de monarchie, die ook een simpele regeringsvorm is, identificeert met het despotisme? Nee, want de monarchie en het despotisme mogen dan allebei monocratieën (heerschappijen van een enkeling) zijn, er bestaat tussen deze beide regeringsvormen niettemin een essentieel verschil. Dat verschil, stellen de aristocraten en ook veel absolutisten, zit hem in de aanwezigheid van grondwetten: terwijl de monarchie het systeem is waarin een

MONISME

enkeling regeert in overeenstemming met de grondwetten, is een despotisch regime een alleenheerschappij zonder grondwetten. Juist omdat het revolutionair regime geen grondwetten ofwel constitutie heeft, is het volgens Bonald despotisch.