• No results found

X Antieken en modernen

3. Bonalds reacties op de confisquatie van de maior

Op de confiscatie van het classicisme door de revolutionairen konden contrarevolutionairen verschillend reageren. De confiscatie van de maior konden zij bestrijden door de klassieken anders te interpreteren, door het belang van de klassieken te relativeren, of door tegenover de categorie klassieken waaraan de revolutionairen de voorkeur gaven, een alternatieve categorie van klassieken te stellen. In deze drie gevallen bleef het classicistisch paradigma overeind. Een andere optie was om alternatieven aan te dragen die buiten het oude paradigma lagen. In dat geval werd het classicisme verworpen en ging men over naar een ander paradigma, bijvoorbeeld naar dat van de Romantiek.

ANTIEKEN EN MODERNEN

3.1. Verwerping van het Griekendom

Hoe classicistisch hij ook was, als contrarevolutionair was Bonald welhaast gedwongen om zich af te zetten tegen de volkeren wier gedachtengoed aan het classicisme ten grondslag lag: de oude Grieken en Romeinen. Met de Grieken en Romeinen had zich namelijk hetzelfde voorgedaan als met Montesquieu en Rousseau: hun erfenis was zo prestigieus dat alle partijen haar voor zichzelf opeisten, en uiteindelijk was het de winnende partij die er met de erfenis vandoor was gegaan. Als gevolg van deze recuperatie waren de oude Grieken en Romeinen moderne democraten geworden, en hadden de revolutionaire Fransen zich getransformeerd in oude Grieken en Romeinen. Deze dubbele metamorfose was een voldongen feit, waarbij de contra’s zich eenvoudigweg neer hadden te leggen. Hen restte vaak geen andere optie dan van de antieken, die als Jacobijnen waren wederopgestaan, een zo zwart mogelijk beeld te schetsen.23

Deze contrarevolutionaire reactie op het revolutionair superclassicisme zien we heel duidelijk bij Bonald, die bijvoorbeeld over de oude Grieken en hun deugd (dat wil zeggen: over het revolutionair, modern nationalisme) het volgende zegt:

Ik zie in Griekenland weliswaar talenten, successen en zelfs deugden, maar talenten zijn geen wijsheid, successen geen geluk. En de deugd, als we daaronder hetzelfde moeten verstaan als de aanhangers van de republikeinse regeringsvorm, de politieke deugd, dat wil zeggen vaderlandsliefde, is alleen maar de waanzinnige drift om andere volkeren uit te roeien, teneinde het vaderland te bouwen op de overblijfselen daarvan. De morele deugden hadden in Griekenland, hoe zal ik het zeggen, iets theatraals en gekunstelds, dat tegengesteld is aan de idee van echte deugd. Wanneer die zich vertoonde, viel ze ten offer aan de meest laffe en onrechtvaardige vervolging. Misschien is het juist te zeggen dat deugdzame volkeren de volkeren zijn waar je alleen maar de ondeugden ziet, en dat slechte volkeren de volkeren zijn waar je alleen maar de deugden ziet. Dat lijkt me nou het verschil tussen de oude en de moderne volkeren.24

Behalve nationalisten waren de oude Grieken volgens Bonald ook militaristen en homoseksuelen. Hun voorliefde voor het militaire, hun cultus van de virtus (mannelijkheid, moed, viriele deugden), ging namelijk samen met die typisch Griekse liefde voor mannen die zo duidelijk tot uitdrukking komt in de schilderijen van revolutionaire schilders als David:

Griekenland was krijgszuchtig, en zelfs veroverde het, voorzover de ligging van het land dat toestond. Begrensd door de zee en tegengehouden door hun wederzijdse afgunst konden die volkjes niet erg ver gaan, maar onderling voerden ze, met ongeveer

gelijke krachten, afschuwelijke oorlogen. En het beschaafde, geleerde en geestige Griekenland werd overstroomd door het bloed van zijn inwoners.

Sparta, waar zogenaamde vrienden van de mensheid25 ons voortdurend naar terug willen voeren, Sparta, waarvan zelfs Plato dacht dat de regeringsvorm onmogelijk was te omschrijven, was slechts een leerschool voor woeste krijgers. En het effect van die bloeddorstige instellingen was zodanig dat volgens Plutarchus, die in de Esprit des

Lois wordt geciteerd, in Thebe de wetten de jeugd gruwelijk moesten maken om haar minder woest te maken.26

Dat de Grieken een apart soort liefde bedrijven, is uiteraard niet het enige vooroordeel dat over hen in omloop is. Zo beweert men van hen ook dat ze frivool zijn. Ook uit dit vooroordeel slaat Bonald politiek munt: ‘De Grieken kregen door hun bandeloze en theatrale religie en door hun stormachtige en turbulente regeringsvorm een frivool, lichtzinnig, inconsequent karakter. Of liever gezegd, de Grieken hadden geen karakter, doordat ze geen constitutie hadden’.27

Verder zijn de Grieken natuurlijk achterbaks: het zijn geboren vleiers die, wanneer ze eenmaal zijn onderworpen, de gedweeheid tonen van slaven. Het zijn veel- en mooipraters, geboren sofisten,28 die met hun spitsvondige argumenten menig schisma uitlokken. Het Turkse juk en het Oosters schisma zijn volgens Bonald de welverdiende straffen voor hun laagheid.29

3.2. Relativering en herdefiniëring van Rome

Is Bonald over de Grieken erg negatief, de Romeinen komen er bij hem wat minder bekaaid van af. Hun geschiedenis is volgens onze classicist de ultieme leerschool. De noodlottige cyclus van regeringsvormen die deze geschiedenis heeft doorlopen, ziet hij weerspiegeld, maar dan in geconcentreerde vorm, in de loop van de Franse Revolutie.30 Om de Franse Revolutie te begrijpen moet men volgens hem dan ook Tacitus’ Historiën lezen:

Over de geschiedenis van deze beroemde maatschappij [de Romeinse] heb ik langer uitgeweid, omdat zij van de verschillende staten de nuttigste lessen biedt voor hen die gedurende omwentelingen van rijken resultaten zoeken welke het geluk van de mensheid en de levensduur van samenlevingen tot nut zijn. Rome, dat een monarchie is onder de koningen, een aristocratie onder de senaat, een democratie onder de tribunen en een despotie onder de keizers, toont vanuit eenzelfde gezichtspunt en in één voorstelling de verschillende fasen van een maatschappij en de gebreken of voordelen van alle regeringsvormen.

Ik ken slechts twee samenlevingen over wier omwentelingen een man die geroepen is om andere samenlevingen te besturen, diep dient na te denken: Rome en Frankrijk. En ik ken slechts een klein aantal boeken dat hij ernstig dient te bestuderen. Tacitus is er

ANTIEKEN EN MODERNEN

één van. Vooral op dit moment is het interessant om deze scherpe waarnemer van mensen en omwentelingen te raadplegen.31

Uit bovenstaande passages blijkt dat Bonald Tacitus leest door de bril van Montesquieu.32 Uit Tacitus alias Montesquieu maakt Bonald ook op dat de Romeinen gematigder zijn dan de Grieken. Verder zijn zij minder wispelturig. Zelfs hebben zij een vast en uitgesproken karakter.33 Dat danken zij volgens Bonald aan de monarchale instelling van de dictatuur en aan hun respect voor onderscheiden families en voor hun eredienst.

De eredienst van het heidense Rome lijkt enerzijds, door haar ernstig en plechtstatig karakter, op die van het katholieke Rome. Anderzijds lijkt ze, doordat ze van de burgers een eed vraagt, absolute trouw aan die eed eist, en de cultus van de goden versmelt met de cultus van het vaderland, op Rousseaus religion civile:

De eerbied [van het Romeinse volk] voor een ernstige en plechtstatige eredienst en voor piëteit jegens de eed, ‘die, net zoals een anker, het schip vasthield in de storm’ (Esprit des Lois);34 deze grote en verheven ideeën van beschermgoden van het Rijk, die borg staan voor de onsterfelijke bestaansduur ervan, die verzaakte eden wroken, die zoveel oproeren voorkwamen en zoveel opstanden stilden; ‘dat Rome, dat’, aldus Montesquieu in zijn Considérations sur les Romains, ‘onder de beste voortekenen35

werd gesticht; die Romulus, hun koning en hun god; dat Kapitool, dat eeuwig is gelijk de stad; en die stad, die net zoals de stichter ervan eeuwig is!’36

Religion civile en rooms-katholicisme versmelt Bonald nog verder door de heidense mythe van het eeuwige Rome te doen overvloeien in de christelijke opvatting dat Rome het centrum is van het eeuwig rijk Gods.37 Tegelijk herdefinieert hij door deze fusie Rome. Eigenlijk is die fusie heel voorspelbaar, want ze gehoorzaamt aan een logica: plaatsen de revolutionairen katholicisme en patriottisme tegenover elkaar, dan gaan de contrarevolutionairen ze met elkaar vereenzelvigen. Aldus ontstaat een amalgaam dat men zou kunnen aanduiden als ‘nationaal-katholicisme’.38

Is Bonalds houding ten opzichte van de Romeinse religie uitgesproken positief, zijn oordeel over de Romeinse politiek is dat zeker niet. Het grote probleem met de (door Montesquieu zo bewonderde) Romeinse staat is volgens hem namelijk dat de macht er slechts bij tussenpozen zowel enkelvoudig is als beperkt:39

In Rome was er geen enkelvoudige macht zolang de koningen de macht deelden met de senaat, of zolang de senaat de macht deelde met het volk.

De macht was er niet begrensd, want ook al begrensde de senaat de macht van de koningen en ook al begrensde het volk de macht van de senaat, niets begrensde de

macht van het volk, en zelfs bestond de grens die het volk aan de macht van de senaat stelde, er niet meer in, zoals in de tijd dat het nog simpel was, om zich uit de stad terug te trekken en slechts weerstand te bieden door een kracht van inertie die de senaat overwon met een apologie, maar in een actie die meestal gewelddadig en buitensporig was en die de senaat soms met openlijk geweld neersloeg.

Ook al was de macht onder de keizers, die de macht met niemand deelden, enkelvoudig, zij werd niet begrensd, of werd het slechts door het gewelddadig en buitensporig handelen van de soldaten, net zoals de macht van de senaat begrensd werd door het gewelddadig en buitensporig handelen van het volk. En daar de macht niet begrensd werd, was zij niet geconstitueerd, werd zij niet verdedigd. En de opvolging werd er onophoudelijk verstoord door opstanden van troepen en door de eerzucht van usurpatoren. Vespasianus, Nerva en Trajanus voelden de ontoereikendheid van hun macht en zelfs de handicap van hun positie zozeer, dat hun eerste zorg was om de senaat, zo goed als zij konden, in zijn oude luister te herstellen. Dat was niets anders dan grenzen stellen aan hun macht.40

Aangezien de macht in Rome niet tegelijkertijd enkelvoudig en begrensd was, had Rome geen constitutie. En bij ontstentenis van de constitutie viel het ten prooi aan de noodlottige cyclus van regeringsvormen. Die cyclus zette volgens Bonald reeds in op het moment dat Romulus, de stichter van Rome, de stad een gemengde regeringsvorm gaf: ‘Romulus wilde de senaat in bedwang houden door het volk en het volk door de senaat. Toen het volk kracht was geworden, werd het noodzakelijkerwijs macht. Want zodra het volk in de staatsinrichting iets is, is het er alles’.41

De macht was in Rome dus niet één, maar werd gedeeld. Door de noodlottige dynamiek die eigen is aan deling verviel de staat eerst tot een aristocratie (want zowel onder de koningen als in de republiek was de macht er in handen van de senaat, die zich niet tevreden stelde met zijn taak de macht te begrenzen), en vervolgens tot een democratie:

Zodra de macht zich in Rome had verwijderd van zijn beginsel, zodra deze niet meer één was, was er geen reden meer waarom deze tweehonderd of driehonderd zou zijn in plaats van duizend, tweeduizend of allen. En daarom was de macht zeker niet méér de zaak van de patriciërs dan die van de plebejers. Esprit des Lois, boek 2, hoofdstuk 13: ‘Na de verdrijving van de koningen moest Rome wel een democratie worden. Want het zou niet redelijk zijn te beweren dat het volk de koningen had willen verjagen om de slaaf van enkele families te worden’. […] De macht moest dus wel ten deel vallen aan het grootste aantal, en geleidelijk verandert de aristocratie in een volksstaat.42

Bonalds ambivalentie ten opzichte van Rome (hij bewondert het als religieus model maar verwerpt het als politiek model) impliceert dat hij het belang van Rome relativeert. Door dat te relativeren neemt hij in zekere zin afstand van het classicisme.43 Ondanks deze distantiëring blijft hij echter wezenlijk een classicist: hij dweept met Tacitus en interpreteert de Franse

ANTIEKEN EN MODERNEN

Revolutie als een replay van diens Geschiedenis van Rome, die hij leest door de bril van Montesquieu, die op zijn beurt weer Tacitus leest door de bril van Polybius. De Geschiedenis is en blijft voor Bonald, zoals voor alle classicisten, in de eerste plaats de geschiedenis van Rome.

3.3. Een alternatief classicisme: het oude Egypte

Was de Geschiedenis voor classicisten in de eerste plaats de geschiedenis van Rome, dit primaat weerhield hen er niet van om, wanneer dat hen zo uitkwam, hun toevlucht te nemen tot andere historische mythen, die zij dan als substituut gebruikten voor de mythen van de roemruchte Urbs. Eén van die mythen was die van het antieke Egypte.

Bonald lijkt het oude Egypte te hebben ontdekt in één van de weinige boeken die hem in zijn Duitse emigratie vergezelden: Bossuets Discours sur l’histoire universelle. Het heeft bij hem de contouren van een geconstitueerde maatschappij: ‘De eredienst consacreerde [er] alle handelingen van de maatschappelijke mens. Ze kuiste diens geneugten en heiligde diens werken. Zozeer maatschappelijk dat ze goddeloos of absurd werd waagde ze het om weldoeners, nuttige dieren, en zelfs heilzame planten te vergoddelijken’.44 De religie oefende er over iedereen haar gezag uit, maar vooral over de monarch.45En doordat de opvoeding er religieus was, was ‘de openbare of maatschappelijke opvoeding [er] de instelling die het meest werd geperfectioneerd, terwijl zij in de moderne regimes de instelling is die het meest wordt verwaarloosd’.46 Verder waren in Egypte alle beroepen erfelijk:

‘Het was niet toegestaan’, vervolgt Bossuet, ‘om nutteloos te zijn voor de staat. De wet kende aan ieder zijn werk toe, dat overging van vader op zoon. Priesters en soldaten hadden onder de Egyptenaren bijzondere eretekenen. Het krijgsberoep ging net zoals de andere beroepen over van vader op zoon. En na de priestergeslachten, die men het hoogst schatte, waren de geslachten die voor de wapenen waren bestemd, de aanzienlijkste families, net zoals bij ons’.47

Er was in Egypte dus een adel,48 en zelfs waren er priesterlijke families.49 De positie van de vrouw was er onaantastbaar, doordat zij er onder goddelijke bescherming stond.50 Dreigde er een bevolkingsoverschot, dan werden de mensen er niet uitgemoord, maar naar koloniën gezonden of ingezet voor de openbare werken waarvan de overblijfselen, de piramiden, Egypte zouden vereeuwigen.51 Tenslotte lagen de uitgaven van de staat er vast doordat de koning een kroondomein bezat, en lagen ook de belastingen er vast doordat die niet in de vorm van geld werden afgedragen maar in de vorm van een corvee.52

Vergelijken we Egypte met Griekenland en Rome, dan is de uitkomst duidelijk:

Zou ik tot de verbeelding willen spreken,53 dan zou ik Egypte vergelijken met een koningin die is beroofd van haar staten en die, onder het gewicht van haar leeftijd en tegenspoed, nog indruk maakt door de waardigheid van haar voorkomen; en de Romein […] met een oude krijger die door het lot der wapenen tot slavernij is gebracht, maar die in zijn kluisters zijn overwinnaars lijkt te beledigen; en de Griek met een toneelkoning die, wanneer het stuk is afgelopen, zijn scepter en zijn diadeem heeft afgelegd en die, nadat hij is teruggekeerd tot zijn oorspronkelijke stand, de gewoonten van een knecht vermengt met de hoogdravende taal van zijn rol.54 Bonalds idealisering van het oude Egypte lijkt een voorafschaduwing van het Egyptische virus dat de Fransen in zijn greep krijgt wanneer Napoleon terugkeert van zijn militaire expeditie naar het land van de Nijl.55 Terug in Frankrijk zou hij de macht grijpen en de Egyptische stijl, opportuun alternatief voor de door de Revolutie in diskrediet geraakte Romeinse en Griekse stijlen, verheffen tot de officiële stijl van zijn keizerrijk.56

Ook bij Napoleon blijven we dus onder de antieken.57 Dat geldt ook voor Bonald, ware het niet dat die de Egyptenaren voor de voorouders houdt van… de (volgens zijn historische periodisering moderne) Germanen.58

3.4. Alternatieven van buiten het classicisme

Evenmin als zij ervoor terugdeinsden om alternatieve classicistische mythen te creëren,59

schrokken de contrarevolutionaire classicisten ervoor terug om leentjebuur te spelen bij andere paradigma’s dan het classicisme. Eén van die andere paradigma’s was het katholieke christendom, dat eigenlijk een objectieve bondgenoot van de contrarevolutie was geworden: na aanvankelijk door de revolutionairen tot staatsgodsdienst te zijn verheven, had het later concurrentie gekregen van revolutionaire Ersatzgodsdiensten, zoals Rousseaus religion civile, de eredienst van de godin der Rede, de deïstische cultus van het Opperwezen, de cultus van de Deugd, de vergoddelijking van de Natie, en de theophilanthropie.

Als reactie op deze vaak sobere, abstracte, kil rationalistische revolutionaire cultussen en op de ‘katholieke Verlichting’, die de Bijbel allegorisch interpreteerde en de christelijke geloofswaarheden reduceerde tot een algemene, redelijke moraal, transformeerden de contra’s het christendom tot een esthetische gevoelsreligie.60 Meer nog echter verleenden zij het, aangezien het hun de beste waarborg leek voor herstel van het gezag dat in de revolutionaire anarchie teloor was gegaan, het karakter van een gezagsreligie.61 In het isolement van hun

ANTIEKEN EN MODERNEN

ballingschap werden sommige contra’s mystici.62 Sommigen ook konden de revolutionaire gruwelen slechts verwerken door zich vast te klampen aan de Voorzienigheid.63 Anderen keerden, doordat ze in hun ballingschap in contact kwamen met de massaal gevluchte geestelijkheid, terug tot het geloof van hun voorvaderen. Tegelijkertijd herbezonnen veel edelen zich op de Verlichtingsdenkbeelden die zij, meer dan welke andere maatschappelijke categorie ook,64 zo onbezorgd hadden lopen rondbazuinen tijdens het ancien régime.65 Door dit alles werden zij ontvankelijk voor de boodschap van de katholieke anti-Verlichting,66 die tijdens het ancien régime reeds een zekere onderstroom had gevormd, maar die in de contrarevolutionaire emigratie aanzwelt tot een machtige hoofdstroom, die christendom, contrarevolutie en anti-Verlichting in elkander laat overvloeien. Bonald is één van degenen die deze hoofdstroom, die in de negentiende eeuw vrijwel heel het katholicisme doordrenkt, op gang brengt.

Een tweede contrarevolutionaire reactie op de overdreven revolutionaire begeestering voor de Oudheid was een herwaardering van de middeleeuwen.67 Ook die herwaardering was niet geheel nieuw, want reeds onder het ancien régime las men de ridderromans die bekend stonden als het genre troubadour.68 Maar nieuw of niet, de middeleeuwen vormden voor contra’s als Bonald een positief referentiepunt.69 Waardering van de middeleeuwen als historisch lichtbaken voor een alternatieve moderniteit en herwaardering van het christendom als bron van een hernieuwde spiritualiteit gingen bij hen overigens gelijk op: ze vloeiden samen in de mythe dat het middeleeuwse Europa, in tegenstelling tot het verscheurde Europa van na de Renaissance, ‘de wereld van zuiverheid, deugd en onschuld’ belichaamde, ‘de vereende, homogene, door goddelijke luister verlichte christelijke wereld die heel West-Europa afdekte met haar naadloze mantel’.70

Een derde alternatief voor het classicisme tenslotte ontstond als gevolg van de culturele uitwisselingen met het buitenland die op gang kwamen door de contrarevolutionaire emigratie.71 Net zoals Madame de Staël72 ontdekt Bonald tijdens zijn emigratie Duitsland,