• No results found

7. Conclusie en Discussie

7.1 Conclusies

In de inleiding van deze thesis is reeds benoemd welke hoofdvraag centraal stond in dit onderzoek. Die vraag luidt als volgt:

Welk e frames heeft de NOS tussen 2006 en 2013 gebruikt in de televisieverslaggeving van twee grote dopingzak en in het wielrennen, in hoeverre is dat in die periode veranderd en hoe

verhoudt zich dat met de verslaggeving van De Telegraaf?

Aan de hand van de beantwoording van de zeven deelvragen in het vorige hoofdstuk kan nu ook op deze vraag een zinvol antwoord gegeven worden. Grafiek 7 in paragraaf 6.2.1 geeft reeds weer dat de NOS in beide dopingzaken alle zeven vooraf gedefinieerde frames heeft gebruikt. De inzet van de frames verschilt sterk per frame. Zo ziet de kijker het ene frame in meer dan tachtig procent van de items terug, maar is het oorzaakframe bijvoorbeeld nog niet in een vijfde van de uitzendingen van de omroep te ontdekken.

Het feit dat in beide casussen het human interest-frame en het gevolgframe de meest gebruikte frames zijn door de omroep, toont aan dat de NOS de informatie die door middel van deze frames het publiek bereikt als belangrijk ziet. Voor wat betreft het gevolgframe is dat logisch, omdat daar een groot deel van het nieuws bevat. Immers, de schorsingen, uitsluitingen, het opstappen van sponsoren en dergelijke hebben een grote impact op de wielersport van dat moment. Opvallender is het dat het human intersest-frame dusdanig vaak voorkomt. Weliswaar komt dit voornamelijk door bronnen van buitenaf, maar blijkbaar hecht de omroep veel waarde aan de sentimenten die de sfeer beheersen in de wielrennerij bij dergelijke affaires. Dit terwijl deze sentimenten lang niet altijd een directe bijdrage leveren aan de nieuwsverslaggeving. Daarnaast tracht de omroep door middel van dit frame het karakter van de betrokkenen te schetsen en zo het publiek meer duiding te geven. Er is, zeker in het schandaal rond Lance Armstrong, sprake van personalisering. De betrokkenen worden een karakter in de zaak, waarbij de focus op de persoon soms boven de focus op de inhoud gaat.

Toch is die tendens van personalisering niet echt terug te zien in de andere frames. Weliswaar gebruikt de NOS het verantwoordelijkheidsframe nog om de rol van een aantal personen (onder andere Eufemiano Fuentes, Lance Armstrong en Johan Bruyneel) in de schandalen meer te benadrukken en toe te lichten, maar daar blijft het ook bij. Bij het gebruik van de overige frames komt toch meer het feitelijke karakter van de verslaggeving naar voren. Dat blijkt met name uit het probleemframe, wat de

Pagina | 111 omroep vooral inzet om de algehele dopingproblematiek in de wielersport aan te kaarten en niet te veel de aandacht op bepaalde renners wil leggen. Uiteraard worden de hoofdrolspelers benoemd, maar het grotere geheel wordt zeker niet vergeten. Wel wordt er daarbij soms gekozen voor e en sterke bewoording, zoals in de eerste casus wanneer het gaat om de uitdrukkingen “wielerwereld in shock” en “bom onder de Tour”. Daarmee neigt de NOS het nieuws soms sensationeler te willen brengen dan dat het is, waardoor het zakelijke karakter van de verslaggeving iets verloren gaat.

Desondanks waakt de omroep ervoor om in de uitzendingen te speculatief te worden. De feiten worden niet uit het oog verloren en er is ook geen sprake van tunnelvisie. Dat blijkt onder meer uit het eerder genoemde gevolgframe en verantwoordelijkheidsframe. Waarbij de NOS niet alleen op de renners gefixeerd is, maar ook kijkt naar de schade voor de sport an sich. Qua verantwoordelijken wordt ook verder gekeken dan de direct betrokkenen en worden ook bij de rollen van de UCI en het WADA de nodige vraagtekens geplaatst. Al wordt in de eerste casus wel erg veel schuld bij dokter Eufemiano Fuentes neergelegd. Iets wat zich laat verklaren door het feit dat er in deze zaak weinig concreet bewijs was, waardoor het lastig was om betrokkenen daadwerkelijk ergens van te beschuldigen. Zoals gezegd, lijkt het erop dat de NOS zo min mogelijk wil speculeren in de uitzendingen.

Vanuit dat oogpunt is dan ook logisch dat er relatief weinig gebruik wordt gemaakt van oorzaakframe en oplossingsframe. Behalve de meest voor de hand liggende verklaringen, die wel aan bod komen in de uitzendingen, is het lastig te achterhalen wat daadwerkelijk de aanleiding is voor dopinggebruik bij wielrenners. Dit omdat er nog altijd een cultuur heerst in het peloton waarbij er niet of nauwelijks wordt gesproken over het gebruik van verboden stimulerende middelen, zelfs niet nadat een renner erop betrapt is. Ook als het gaat om oplossingen is het moeilijk voor de NOS om daar concreet iets over te zeggen. Door middel van bronnen uit verschillende kampen: renners, ploegleiders, medici en dopingbestrijders, kunnen er wel suggesties gedaan worden, maar het is begrijpelijk dat de omroep verder niet echt in kan gaan op wat de toekomst mogelijk gaat brengen. Met een kritische noot kan wel gezegd worden dat in de uitzendingen er meer aandacht had mogen zijn voor hoe deze schandalen voorkomen hadden kunnen worden, al blijft dat een beetje mosterd na de maaltijd.

Op het eerste gezicht lijkt het verder opvallend dat het moraliteitsframe redelijk vaak voorkomt, namelijk in 53 procent van de items in de eerste casus en in 27 procent van de uitzendingen in de tweede casus. Dit zou opvallend kunnen zijn, omdat niet verwacht wordt dat er in de berichtgeving van de NOS een bepaald oordeel wordt geveld, dit omdat objectiviteit een groot goed is voor de omroep. In de praktijk blijkt dit frame dan ook op een andere manier te worden gebruikt. Weliswaar is er soms sprake van veroordeling, of juist het verheerlijken van de sporters, maar dat waardeoordeel is meestentijds afkomstig van externe bronnen die aan het woord zijn. Wel is het

Pagina | 112 opmerkelijk dat er dan regelmatig weinig tegengeluid is, bijvoorbeeld wanneer Lance Armstrong de “kanker van het peloton” genoemd wordt. In de complete verslaggeving van deze casus is dit wel in balans, maar individuele items hebben zo nu en dan de neiging om wat ver naar één kant door te slaan. Dit hangt vaak samen met degene die geïnterviewd wordt.

Het moraliteitsframe wordt ook vaak ingezet als het niet gaat om een oordeel over de dopinggebruiker. In deze gevallen wordt doorgaans het onethische aspect van doping in de sport aangekaart. Het wordt dan gezien als vals spel, of juist niet; wanneer er relativerend wordt gekeken naar het hoge percentage dopinggebruikers binnen het wielrennen. Op die manier wordt een bepaald oordeel gerechtvaardigd. Dit is met name te zien in de dopingaffaire rondom Lance Armstrong. In de eerste casus wordt namelijk juist opvallend vaak de kant van de renners gekozen en kiest de omroe p er juist voor om de wielercoureurs te beschermen. Dit gebeurt uit ethisch oogpunt, omdat volgens de journalisten niemand veroordeeld mag worden op basis van geruchten, maar daardoor blijft er wel weinig over van de te verwachten kritische houding van de omroep.

Terugkomend op de hoofdvraag, is nu het eerste deel beantwoord en zijn daar bovenstaande conclusies aan verbonden. Het moraliteitsframe geeft direct voldoende aanleiding om over te gaan tot het tweede deel, namelijk de verandering waaraan het framegebruik bij de NOS onderhevig is. De grootste verschillen komen namelijk voort uit het gebruik van dat frame, namelijk datgene dat zojuist is beschreven, het beschermen van de renners. Waar in Operación Puerto de renner en het wielrennen er eigenlijk nog opvallend goed vanaf komen, verandert de toon en de kritiek in de tweede casus. Hoewel in grote lijnen de verslaggeving op het gebied van framegebruik weinig verandert in de loop der tijd, is de kritische houding in het geheel een opvallend punt.

Zoals gezegd, worden in de eerste casus de sporters en de sport beschermd en verdedigd. Er is zelfs kritiek op het feit dat wielrenners gestraft worden op basis van geruchten. Hoewel dit zelfreinigende optreden vanuit de wielrennerij wordt geprezen, is er verbazing over het feit dat de coureurs in de ogen van een aantal journalisten te vroeg worden veroordeeld. Bovendien wordt het wielrennen in een soort slachtofferrol geplaatst, doordat er een aantal maal in de uitzendingen wordt gesproken over het feit dat het wielrennen wel wordt aangepakt, maar atleten uit andere sporten, waar ook verdenkingen zijn, vrijuit gaan. Daarnaast valt op dat bij het gebruik van het verantwoordelijkheidsframe er evenmin wordt gewezen naar de wielrenners. Vrijwel alle schuld wordt op dokter Eufemiano Fuentes geschoven, waardoor het soms lijkt alsof de coureurs weinig blaam treft. Er is sprake van een weinig kritische houding naar de beschuldigde coureurs, dit terwijl er wel voldoende wordt verwezen naar het feit dat er al decennialang veel dopingproblematiek is in de sport. Vanuit dat standpunt zou van de wielerjournalisten een extra kritische houding verwacht mogen worden, ook al gaat het gedurende een groot deel van de berichtgeving van deze affaire over beschuldigingen, waarvoor er niet per se overtuigend bewijs is.

Pagina | 113 Die kritische houding ontbreekt deels bij de NOS. Sterker nog, de omroep lijkt in de beginfase van het schandaal, net als de sport, zo snel mogelijk van de zaak af te willen. Volgens Mart Smeets mocht er in de beginfase niet eens gesproken worden over een schandaal, omdat er dus op dat moment een gebrek aan bewijs was. Verder probeert de omroep zich te focussen op het wielrennen zelf in plaats van op de hele affaire. Toine van Peperstraten kondigt dit zelfs op die manier aan in Studio Sport. Hoewel de sport uiteraard ook belangrijk is, is het vreemd dat een (mogelijk) schandaal van dergelijke omvang op dat moment zo wordt afgedaan.

Toch lijkt de NOS daadwerkelijk te wachten op overtuigend bewijs, want in de zaak rond Lance Armstrong is daar namelijk een kentering in te zien. Waar in het eerste stadium nog enigszins voorzichtig wordt gesproken over de affaire, slaat dit snel om zodra het rapport van USADA op tafel komt. Vanaf dat moment wordt het wielrennen, in tegenstelling tot eerst, juist heel kritisch aangepakt en zijn de coureurs de grootste leugenaars en bedriegers. Een heel andere benadering en opvatting dus. Mogelijk ook ingegeven door het feit dat er na het aan het licht komen van dit schandaal er behoorlijke kritiek kwam op het functioneren van de wielerjournalisten. Kritiek die ook bij de NOS aan de orde komt. Waar het eerst niet of nauwelijks ter sprake komt, wordt er dan door de omroep de hand in eigen boezem gestoken. Hoewel het deels weerlegd wordt, wordt er weldegelijk gesteld dat ook de journalistiek een rol heeft gespeeld in het in stand houden van de dopingcultuur in het wielrennen en dat er wat dat betreft een meer kritische houding op zijn plaats was geweest. Iets wat dus ook te zien is aan de veranderende tendens qua benadering van de verdachte en beschuldigde coureurs.

Ook het antwoord op het laatste deel van de hoofdvraag, het verschil tussen de berichtgeving van de NOS en die van De Telegraaf, heeft hier betrekking op. Bij die vergelijking valt namelijk eveneens het gebruik van het moraliteitsframe op en de bescherming van de coureurs. Terwijl de verslaggeving voor het grootste deel hetzelfde is, wijkt het hierin namelijk behoorlijk af. De Telegraaf is namelijk veel harder in het veroordelen van de renners. Zeker als het gaat om Jan Ullrich en Ivan Basso in Operación Puerto. De krant ziet ze zeker niet als slachtoffers, maar als daders en heeft anders dan de NOS weinig compassie met de betrokkenen. Er is veel kritiek op de dopinggebruikers, al direct vanaf de eerste verdenkingen, en de wielrenners en de wielersport worden negatief afgeschilderd in de krant. Waar de renners door de NOS nog uit de wind worden gehouden, zijn ze in De Telegraaf al vanaf het eerste moment leugenaars en bedriegers. Dit komt ook naar voren in het gevolgframe, waar niet per se gefocust wordt op gevolgen voor de renners, maar de negatieve impact die het schandaal heeft op de wielersport in het algemeen. Hoewel de krant begaan is met de sport, wordt het wielrennen bijna het graf ingeschreven door de renners te wantrouwen en negatief te kijken naar zowel de toekomst als het verleden.

Als het gaat om de tweede casus, dan zijn de verschillen minimaal. Wat dat betreft mag dan ook geconcludeerd worden, dat de twee media op het vlak van de verslaggeving van deze schandalen

Pagina | 114 erg weinig van elkaar verschillen, maar dat De Telegraaf in enkele gevallen een stuk harder en een stuk kritischer is. Echter, de krant kiest wel voor overdreven en sensationele bewoordingen en de nuance ontbreekt zo nu en dan. Bovendien is De Telegraaf dus vanaf de eerste beschuldiging erg kritisch op de renners, waar bewijzen nog ontbreken. Waar de NOS soms de neiging heeft om niet kritisch genoeg te zijn en veel compassie heeft met de wielrenners, neigt De Telegraaf te ver door te slaan naar de andere kant en juist een overdreven negatieve houding aan te nemen.

Samenvattend kan gesteld worden dat uit dit onderzoek blijkt dat de NOS veel gebruik maakt van de in dit onderzoek genoemde frames. Waarbij met name de persoonlijke kant van de wielrenners wordt belicht door middel van het human interest-frame, gevolgframe en verantwoordelijkheidsframe. De frames worden veel ingezet om duiding en meer achtergrondinformatie te geven en soms wat nuance aan te brengen. Verder worden de frames gebruikt om met een kritisch oog te kijken naar de schandalen, al wordt dit in de eerste casus niet altijd voldoende gedaan. Wat dat betreft is er met name op dat vlak veel verschil tussen de eerste en de tweede casus. De NOS is in de zaak rond Lance Armstrong kritischer en belicht het verhaal beter van alle kanten. Er wordt dan ook meer ingegaan op de algemene dopingproblematiek in het wielrennen en de (mogelijke) oorzaken en oplossingen. Qua framegebruik verschilt de verslaggeving van de NOS weinig met die van De Telegraaf. Al heeft de krant de neiging om zaken negatiever en sensationeler te belichten, waarbij er een duidelijkere kritische houding wordt gehanteerd.

Tot slot van deze conclusie wil ik nog even mijn persoonlijke visie delen op de rol van de wielerjournalisten in deze affaires. Want wat rest is de vraag of de wielerjournalistiek al die jaren wel kritisch genoeg is omgegaan met de sport en de sporters. Had het wielerjournaille op de hoogte moeten zijn van deze grootschalige dopingaffaires? Of waren ze juist op de hoogte maar hielden ze het stil voor het publiek? Stond de wielerverslaggever bij de koers als kritisch journalist of als verkapte fan? Het antwoord daarop is lastig te formuleren, maar waarschijnlijk is het een beetje van beide. Er kan moeilijk gesteld worden dat wielerjournalisten niet kritisch zijn geweest of niet de gewenste vragen en het gewenste onderzoek hebben gedaan. In de eerste plaats, omdat dat onderzoek niet hun voornaamste taak is, de sportverslaggever brengt nog alt ijd vooral het directe sportnieuws, in de vorm van uitslagen, verslagen en beschouwingen naar het publiek, maar ook omdat er al die jaren weldegelijk een kritische en objectieve blik is geweest.

Het grote probleem zit hem in het feit dat dopinggebruik ontzettend moeilijk hard te maken is. De meeste journalisten hebben zeker hun oor te luister gelegd en hebben getracht te berichten over de zaken waarvan zij dachten dat ze gaande waren. Echter, zoals wel is gebleken uit de rechtszaak tegen David Walsh en de problemen die Mart Smeets kende met de sport wanneer hij een dopingverhaal publiceerde, is het schadelijk voor het eigen imago en het eigen functioneren wanneer er een dopingaffaire onder de aandacht wordt gebracht voordat er harde bewijzen zijn. Juist dat bewijs bleek

Pagina | 115 heel erg moeilijk te verkrijgen en vanuit dezelfde ethische journalistieke gedachten als van waaruit deze verslaggevers veroordeeld zijn, is het ook te prijzen dat zij doorgaans de renners niet met hun hoofd op het hakblok wilden leggen voordat het bewijs rond was.

Met uitzondering van de NOS in Operación Puerto werd er doorgaans namelijk juist wel hard geoordeeld en veroordeeld wanneer de dopingzaken aan het licht kwamen. En ook in die zaak heeft de NOS ook zeker de donkere kanten van de sport belicht. Echter, in dit geval had een harder oordeel ten aanzien van de renners mogelijk meer gepast geweest, maar er is weldegelijk blijk van een kritische blik op de wielersport en de dopinggevallen die daarmee verbonden zijn.

Na al deze affaires is de kritiek op de wielerjournalisten begrijpelijk, maar niet per se correct. Uiteraard is er ruimte voor verbetering, maar de grootschalige verbolgenheid lijkt meer een soort paniekvoetbal te zijn, dan een daadwerkelijk op onderzoek en cijfers gebaseerde bevinding. Het is goed de hand in eigen boezem te steken en grondig te evalueren, maar het door de media afserveren van het wielerjournaille lijkt overtrokken en voorbarig te zijn geweest. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de NOS en De Telegraaf grofweg dezelfde lijn volgden in hun verslaggeving. Iets wat kan duiden op het feit dat de handelswijze van deze media-instanties dichtbij de gebruikelijke gang van zaken ligt in de wielerjournalistiek.

Vanuit dat oogpunt moet eerder gekeken worden naar de lastige positie waarin de sportjournalist zich bevindt, dan direct fel tegen hem of haar van leer te trekken. Het werkveld van de wielerjournalist is er één vol spanningen. Er wordt verwacht dat de hij of zij juist en kritisch journalist en sportambassadeur tegelijk is. Wellicht is het goed om op dat gebied te zoeken naar oplossingen, in plaats van alle kritiek die zij over zich heen hebben gekregen na deze dopingaffaires. Immers, zelfs de beste onderzoeksjournalist zou heel veel moeite hebben gehad om deze affaires met sluitend bewijs te kunnen publiceren, voordat de federale politie hun onderzoek afgerond zou hebben. Als het ze überhaupt al gelukt zou zijn.

In document Kritisch journalist of sportambassadeur? (pagina 110-115)