• No results found

Kritisch journalist of sportambassadeur?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kritisch journalist of sportambassadeur?"

Copied!
140
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kritisch journalist of sportambassadeur?

Hoe de NOS de grote dopingperikelen in het wielrennen

onder de aandacht bracht

N

AAM

:

F

RANK VAN DER

W

ECK

S

TUDENTN UMMER

:

1923188

S

TUDIE

:

M

ASTER

J

OURNALISTIEK

R

IJKSUN IVERSITEIT

G

RONINGEN

S

TUDIEPAD

:

R

ADIO

-

EN

T

ELEVISIE

H

OOFDBEGELEIDER

:

PROF

.

DR

.

H.B.M.

W

IJFJES

T

WEEDE LEZER

:

DR

.

F.

H

ARBERS

(2)
(3)

Pagina | 3

Voorwoord

Het mirakel is geschied. Voor jullie ligt dan eindelijk mijn masterscriptie. Een boekwerk dat ik regelmatig vervloekt heb en me menigmaal tot wanhoop heeft gedreven. Maar toch, uiteindelijk is het allemaal gelukt en kijk ik met gepaste trots naar hetgeen ik geproduceerd heb. Terwijl ik met een schuin oog naar het tennis op Wimbledon kijk, denk ik terug aan de afgelopen jaren, waarin ik meermaals eraan dacht om het hele scriptiegebeuren op te geven. Leuk was anders op die momenten, maar wanneer het allemaal even wel meezat, dan was daar ook de voldoening en het gevoel dat ik het allemaal toch kan. Toch was het niet mogelijk om dit alles te produceren zonder de hulp en steun van heel veel mensen om mij heen. Die wil ik in dit stukje dan graag ook even bedanken.

Allereerst uiteraard mijn begeleider Huub Wijfjes. Hij heeft mij gedurende dit hele traject geduldig en positief bijgestaan, zelfs als het even niet opschoot. Nooit heeft hij gevraagd waarom het allemaal zo lang heeft moeten duren en altijd reageerde hij snel met de juiste raad en feedback als ik wat te vragen had. De feedbackgesprekken ging lang niet alleen maar over mijn scriptie, sterker nog meestal ging het vooral over de sportjournalistiek in Nederland en over tennis. Zodoende waren deze gesprekken een combinatie van het aangename en het nuttige.

Verder moet ik natuurlijk mijn ouders en familie bedanken, zonder hun (financiële) steun was deze scriptie nooit afgekomen. Zij hielden altijd de vinger aan de pols, zelfs als ze geen flauw idee hadden waar ik mee bezig was. Daarnaast zijn er zoveel vrienden die ik moet bedanken dat ik bang ben dat ik mensen ga vergeten. Denk aan Roel, Lars, Arne, Jeff, Charles, Danny en hun vriendinnen. Zij bleven in mij geloven, stonden altijd klaar om feedback te geven wanneer ik dat nodig had, of stuurde me weer de juiste kant op als ik even de draad kwijt was. Hetzelfde geldt voor de mannen van de V-Side, Jeffrey en Daan heb ik eindeloos vermoeid met mijn dramatische verhalen als ik het even niet meer zag zitten, maar samen met Martijn, Paul, Danny, Matthias, Kees en Kevin hebben ook zij mij er doorheen gesleept.

Uiteraard zijn er nog tal van mensen van Veracket die mij tijdens dit project hebben gesteund. Alleen al door te vragen hoe het met mijn scriptie ging, hoe vervelend ik dat ook vond, hebben zij ervoor gezorgd dat ik door bleef zetten. In het bijzonder bedank ik Aniek, die de laatste maanden met haar peptalks mij aanspoorde om die laatste stapjes te zetten en altijd de positieve kanten van het proces zag. Tot slot nog een woord van dank aan mijn studiegenoten, psychologe en de scriptie-ondersteuningsgroep van de RUG die mij weer op de juiste weg hielpen. Allemaal heel erg bedankt, zonder jullie was het niet gelukt.

(4)

Pagina | 4

Samenvatting

(5)

Pagina | 5

Inhoud

1. Inleiding ...7

2. Journalistieke normen ...13

2.1 Algemene journalistieke normen ...13

2.2 Positie van de sportjournalist ...16

2.2.1 Popularisering en sportjournalistiek ...17

2.2.2 Relatie tussen sportjournalist en bron ...18

2.2.3 Geschiedenis van de sportjournalistiek in Nederland ...19

2.2.4 Sportjournalist in de mediasport ...22 3. Wielerjournalistiek en doping ...26 3.1 De wielerjournalistiek ...26 3.2 Doping in de wielersport ...31 3.3 NOS ...36 3.4 De Telegraaf ...40 4. Framing ...43 4.1 Framingonderzoek...43 4.2 Frames...45 4.2.1 Probleemframe ...48 4.2.2 Oorzaakframe ...48 4.2.3 Gevolgframe ...49 4.2.4 Verantwoordelijkheidsframe...50 4.2.5 Oplossingsframe...50 4.2.6 Moraliteitsframe ...51 4.2.7 Human interest-frame ...51

4.2.8 Overzicht van de frames ...52

5. Onderzoeksopzet ...54 5.1 Casusstudie ...54 5.2 Inhoudsanalyse ...57 5.3 Kwalitatief onderzoek ...58 5.4 Codeerschema’s ...60 5.5 Bronmateriaal ...61 5.5.1 Selectie materiaal...61

5.5.2 Bronmateriaal Operación Puerto ...62

(6)

Pagina | 6

5.6 Deelvragen...68

6. Analyse en Resultaten ...71

6.1 Aandacht voor dopingschandalen ...71

6.1.1 Operación Puerto bij de NOS...71

6.1.2 Dopingaffaire Armstrong bij de NOS ...73

6.1.3 Operación Puerto in De Telegraaf...76

6.1.4 Dopingaffaire Armstrong in De Telegraaf ...78

6.1.5 Kwantitatieve vergelijking ...81

6.2 Framegebruik door de NOS ...82

6.2.1 Framing NOS van Operación Puerto...82

6.2.2 Framing NOS van dopingaffaire Armstrong ...86

6.2.3 Vergelijking casussen bij de NOS ...91

6.3 Framegebruik in De Telegraaf...94

6.3.1 Framing De Telegraaf van Operación Puerto ...94

6.3.2 Framing De Telegraaf van dopingaffaire Armstrong ...99

6.3.3 Vergelijking casussen in De Telegraaf... 103

6.4 Vergelijking tussen de NOS en De Telegraaf ... 105

7. Conclusie en Discussie ... 110

7.1 Conclusies ... 110

7.2 Beperkingen onderzoek en suggesties vervolgonderzoek ... 115

Bibliografie en Bronnen... 118

Literatuurlijst ... 118

Bronnen ... 125

Bijlagen ... 126

Bijlage I – Analysevragen ... 126

Bijlage II – Codeerschema NOS-uitzendingen ... 127

Bijlage III – Codeerschema artikelen De Telegraaf ... 130

Bijlage IV – Datatabel Operación Puerto NOS ... 133

Bijlage V – Datatabel zaak Lance Armstrong NOS ... 134

Bijlage VI – Datatabel Operación Puerto De Telegraaf ... 136

(7)

Pagina | 7

1. Inleiding

Doping in de wielersport blijft hot news, continu komen er nog nieuwe dopingvallen en -bekentenissen naar voren. In de afgelopen jaren is veel bekend geworden over het georganiseerde gebruik van doping in het wielrennen. Dat bleek wel op 17 juni 2013 toen de Commissie Anti-Doping Aanpak , onder leiding van Winnie Sorgdrager, het eindrapport Meedoen of stoppen presenteerde.1 Daaruit blijkt dat het gebruik van doping bij de Nederlandse profwielrenners in het laatste decennium van de vorige eeuw en het begin van deze eeuw meer regel dan uitzondering was. De dopingcultuur die in de wielersport heerste, zorgde ervoor dat vrijwel alle renners verboden prestatiebevorderende middelen gebruikten.

Inmiddels verstoppen veel (ex-)wielrenners zich niet meer als het gaat over de grote schaal waarop doping werd of wordt gebruikt binnen het wielrennen. De omerta die gold onder de coureurs wordt langzaam doorbroken.2 Het boek dat Daniel Coyle schreef samen met oud-wielrenner Tyler Hamilton bleek een duidelijk bewijs voor het feit dat dopinggebruik een gemeengoed was binnen de wielersport.3 Iets dat overigens eigenlijk altijd al heeft gespeeld binnen het wielrennen.4 Sterker nog, iets dat volgens de Cycling Independent Reform Commission (CIRC) nog steeds speelt. Bovendien toont het rapport van die commissie aan, dat de omerta misschien nog niet zover doorbroken is, als eerder werd gedacht.5

Dat het dopinggebruik decennia lang een groot probleem was binnen de wielersport en mogelijk nog altijd is, roept de vraag op of de media, zowel in binnen- en buitenland, niet op de hoogte waren van dit dopinggebruik. De professioneel opgezette dopingnetwerken, zorgen ervoor dat het vrijwel ondenkbaar is dat de journalisten, die vaak jaren in de wielerwereld zaten, niet op de hoogte zijn geweest van het gebruik van verboden producten. Niet dat de coureurs het zelf aan de grote klok hingen, maar toch pikten media al diverse geruchten op. Hamilton omschrijft dat wanneer hij praat over zijn eerste gebruik van doping in 1996:

“We fluisterden erover bij het eten of op de fiets, maar nooit met onze p loegleiders of het manage ment of de artsen. Af en toe verscheen er wel ergens een art ike l in een buitenlandse krant dat even wat ophef veroorzaa kte, maa r het grootste deel van de tijd deed iedereen alsof deze krankzinnige prestaties normaal waren.”6

1

Rapport co mmissie Anti-Doping Aanpak: Meedoen of stoppen. Den Haag: Commissie Anti -Doping Aanpak, 2013.

2

Hugo Gruijters, Welke toekomst heeft het professionele wielrennen? Sportnext, 29 december, 2012.

http://www.sportnext.nl/berichten/20121229_welke_toekomst_heeft_het_professionele_wielrennen

(geraadpleegd: 12-11-2013)

3

Tyler Hamilton & Daniel Coyle, De wielermaffia. (Amsterdam: AMBO|Anthos, 2012)

4

Hamilton & Coyle, De wielermaffia, 295.

5

Cycling Independent Reform Commission, Report to the Preseident of the Union Cyclister Internationale, Lausanne: CIRC, februari 2015. http://www.as.com/misc/pdf/informe-UCI.pdf (geraadpleegd: 09-03-2015)

6

(8)

Pagina | 8 Vanuit dat perspectief is het de vraag of de sportmedia de wielersport en de wielrenners niet op één of andere manier de hand boven het hoofd hebben gehouden. Het belangrijkste middel om dat te controleren, is door te kijken op wat voor manier de Nederlandse sportpers de afgelopen decennia de dopingperikelen in het wielrennen naar voren heeft gebracht. Uiteraard is er de afgelopen jaren veel gesproken over het gebruik van prestatiebevorderende middelen in de sport, maar het is zinvol om te bekijken of hoe de benadering ten aanzien van doping en dopinggebruikers door de Nederlandse media plaatsvindt en of dit is veranderd sinds de grote dopingproblematiek in het wielrennen echt aan het licht is gekomen. Zeker gezien het feit dat, zoals eerder aangehaald, wielrennen en doping al decennia verweven zijn met elkaar. Bij één van de eerste grote dopingre llen in het wielrennen was bijvoorbeeld Peter Post betrokken. Hij bekende al in 1965 doping te hebben gebruikt.7 In 1968 zorgde een wielerverzorger al voor veel onrust door te vertellen dat hij zijn coureurs doping verstrekte.8 Met de kennis van toen in het achterhoofd, had het wielerjournaille wellicht een veel kritischere houding aan moeten nemen.

De vraag of de journalisten de sport en sporters de hand boven het hoofd hebben gehouden is nog relevanter geworden door de talloze ontboezemingen over doping de afgelopen jaren. Met name de openbaringen van renners zelf. De bekentenis van Lance Armstrong in januari 2013 na een jarenlange strijd tegen de dopingjagers was het hoogte- of eigenlijk dieptepunt van de dopingperikelen in het wielrennen. Vooral ook vanwege de goede band die de Amerikaan had met diverse journalisten. Hij gaf ontelbaar veel interviews waarin hij de bijna plichtmatig gestelde vraag – heb je doping gebruikt? – steevast ontkennend beantwoordde. Armstrong bleek een meester in het ontkennen en het omzeilen van de vraag en de daaraan verwante beschuldigingen. Toch zijn er nog steeds vraagtekens te plaatsen bij de rol van de journalisten in de hele affaire rond Armstrong. Met name over hun houding en relatie ten aanzien van de sporter.

Dat kan sowieso problematisch zijn voor sportjournalisten. Ze staan doorgaans dicht op hun onderwerp en zijn gevangen in de spagaat om enerzijds de kritische journalist te zijn en tegelijkertijd de andere kant te belichten als een soort van ambassadeur van de sport. Dat onderschrijft David Rowe ook in zijn boek Sport, Culture and the media:

“Sports journalists, furthermore, are caught in a particularly difficult bind because of the diffe rent, sometimes contradictory professional demands made on them; they are expec ted,

7

NPO Geschiedenis, Geschiedenis van de Tour de France; Peter Post in 1965: “Ik gebruikte doping”, NPO

Geschiedenis, 15 juli, 2007. http://www.geschiedenis24.nl/nieuws/2007/juli/Geschiedenis -van-de-Tour-de-France.html (geraadpleegd: 08-06-2013)

8

Hein Hoffmann & Yfke Nijland, De affaire Sjeng Collard, Andere Tijd en, 8 mei, 2012.

http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2001-2002/De-affaire-Sjeng-Collard.html

(9)

Pagina | 9

often at the same time, to be objective reporters, critical investigators, apologists for sports and teams, representatives of fans and, not unusually, to have performed in sport at elite levels.”9

Een veelgestelde vraag is dan ook of sportjournalisten niet te dicht op hun onderwerp zitten en daardoor een te goede band opbouwen om voldoende kritisch te kunnen zijn. Het zou goed kunnen dat veel sportjournalisten een dusdanige relatie hadden met Lance Armstrong, dat ze niet meer in staat waren een dergelijke kritische en professionele houding aan te nemen.10 Wellicht mede veroorzaakt door het feit dat tegenstanders van Armstrong, zoals David Walsh, het werken bijkans onmogelijk werd gemaakt.11 Walsh werd verguisd door collega’s, coureurs weigerden steeds vaker hem te woord te staan en Armstrong en zijn team begonnen rechtszaken tegen hem en zijn krant. Zelfs collega-journalisten mochten Armstrong geen vragen meer stellen, alleen omdat ze naast Walsh zaten tijdens een persconferentie.12 Daarmee is het vertrouwen in de wielerjournalistiek onder druk komen te staan, zeker toen bleek dat Walsh aantijgingen, weliswaar op dat moment nog berustend op flinterdun bewijs, de waarheid bleken te zijn.13

Behalve het vertrouwen in de wielrenners en de wielersport zijn door alle dopinggevallen ook de wielerjournalisten in diskrediet gebracht. Zijn ook zij hun geloofwaardigheid verloren? Dit onderzoek draait niet zozeer om de vraag of de wielerjournalistiek nog te redden valt, maar hoe de wielerjournalistiek de afgelopen tien jaar is omgegaan met de dopingaffaires in het wielrennen. Welke houding heeft de Nederlandse sportpers in die periode aangenomen ten opzichte van de dopingperikelen in het wielrennen? Daarbij is met name de houding van de NOS interessant. De NOS is namelijk de enige Nederlandse omroep die het wielrennen continu op een journalistieke manier volgt en door middel van hun sportprogramma’s bij de televisiekijker, radioluisteraar en internetgebruiker brengt.

Bovendien besteedt de NOS al tientallen jaren uitgebreid aandacht aan het wielrennen. Derhalve is de omgang met de dopingschandalen van nu en van de laatste jaren niet nieuw voor de omroep. Daarnaast heeft de NOS als publieke omroep de taak om alle inwoners van Nederland te

9

David Rowe, Sport, Culture and the Media; The Unruly Trinity. (Buckingham: Open University Press, 1999) 37.

10

Renzo Ver wer, Het falen van de wielerjournalistiek, De Nieu we Reporter, 12 augustus, 2009.

http://www.denieuwer eporter.nl/2009/08/het-falen-van-de-wielerjournalistiek/ (geraadpleegd: 09-10-2013)

11

Samuel Luckhurst, David Walsh On His Pursuit of Lance Armstrong, The Huffington Post, 21 dec ember, 2012.

http://www.huffingtonpost.co.uk/2012/12/21/david-walsh-lance-armstrong_n_2345484.html (geraadpleegd: 09-10-2013)

12

Joe Bookbinder, David Walsh interview: “Even if he hadn’t been caught it was totally worth it.”, LeedsStudent 1 maart, 2013. http://www.leedsstudent.org/2013/03/01/david-walsh-interview-even-if-he-hadnt-been-caught-it-was-totally-worth-it/ (geraadpleegd: 12-11-2013).

13

Huub Wijfjes, Publieke omroep en sportjournalistiek (1), NOS.nl, 4 september, 2013.

http://over.nos.nl/organisatie/ombudsfunctie/weblog/Publieke+omroep+en+sportjournalistiek+1 -Onno

(10)

Pagina | 10 bedienen met hun programma’s en dus zijn de desbetreffende nieuwsuitzending en sportprogramma’s ook niet gericht op een specialistisch publiek, maar op alle Nederlanders.14

De basis voor dit onderzoek is dus de wielerverslaggeving van de NOS en de plaats die de berichtgeving over doping hierin heeft. Hierbij ligt de focus op de televisieverslaggeving. Daarbij draait het niet zo zeer om het verslag van de wedstrijden zelf , als wel alle randzaken om het wielrennen heen die de belangrijkste informatie bevatten over de grote dopingzaken die het afgelopen decennium hebben gespeeld. Op basis van die verslaggeving in nieuwsbulletins, sportjournaals, nabeschouwingen en andere programma’s rondom het wielrennen of met aandacht voor het wielrennen, kan onderzoek worden gedaan naar de manier waarop twee grote dopingzaken in het wielrennen zijn benaderd door de NOS. Daarbij wordt gekeken welke frames er worden gebruikt en of er daarbij verschillen vallen te ontdekken in de verslaggeving tussen de verscheidene dopingzaken en binnen de onderzochte casussen.

Om deze vraag onderzoekbaar te maken, is het noodzakelijk om het onderzoek af te bakenen door specifieke cases te selecteren en die te analyseren. Aan de hand daarvan is het mogelijk een analyse te maken, die een betrouwbare inschatting kan maken over de complete wielerverslaggeving van de afgelopen tien jaar. Er is gekozen voor een tweetal grote , belangrijke en langlopende dopingzaken in de desbetreffende periode.

1. De grootschalige Spaanse dopingaffaire die kort voor de Ronde van Frankrijk in 2006 aan het licht kwam en een heel lange nasleep kende tot in 2013, Operación Puerto. Deze affaire speelde zich met name af tussen 2006 en 2007, maar de belangrijkste rechtszaak vond pas plaats in 2013.

2. De inmiddels zeer befaamde affaire rondom Lance Armstrong, die zich hoofdzakelijk tussen 2010 en 2013 afspeelde. Waarbij de Amerikaan na een lang gevecht tegen doping-beschuldigingen uiteindelijk de strijd staakte en bekende.

Er is gekozen voor deze twee zaken, omdat dit de belangrijkste en meest grootschalige dopingaffaires in het wielrennen in de afgelopen tien jaar zijn. Bovendien zijn er zeer bekende coureurs bij deze zaken betrokken en is er ook een rol voor het Nederlandse wielrennen in deze zaken. Hierdoor is er de zekerheid dat er over deze zaken veel bericht is in de Nederlandse media, waardoor er voldoende materiaal voor handen is om een betrouwbare analyse uit te voeren. Op die manier kan aan de hand van deze casussen een betrouwbare conclusie worden getrokken over de dopingverslaggeving tussen 2006 en 2013. Doordat de zaken zelf ook over een periode van meerdere

14

(11)

Pagina | 11 jaren in de nieuwsverslaggeving aanwezig zijn, kan ook binnen de casus worden gekeken naar eventuele veranderingen in de berichtgeving. Een verdere toelichting van deze cases is te vinden in hoofdstuk vijf.

Vanuit deze inzichten en met behulp van de hierboven beschreven casussen, luidt de onderzoeksvraag van deze masterthesis als volgt:

Welke frames heeft de NOS tussen 2006 en 2013 gebruikt in de televisieverslaggeving van twee grote dopingzaken in het wielrennen, in hoeverre is dat in die periode veranderd en hoe verhoudt zich dat

met de verslaggeving van De Telegraaf?

De analyse van de televisieverslaggeving van de NOS is dus het hoofddoel van deze masterscriptie, maar om dit in een breder kader te zien wordt er nog een controlerende factor aan het onderzoek toegevoegd. Behalve het onderzoek naar de NOS zal er ook onderzoek gedaan worden naar de berichtgeving van dezelfde casussen in De Telegraaf. Dit als element om de bevindingen aan de hand van het onderzoek naar de NOS-verslaggeving te kunnen toetsen. De Telegraaf fungeert daarbij als controlerende factor, waarbij gekeken wordt of de invalshoeken bij de berichtgeving tussen deze twee media-instanties substantieel verschillen. Daarbij is gekozen voor De Telegraaf omdat deze krant, en de wielerjournalisten van deze krant, net als de NOS veel aandacht besteedt aan het wielrennen en ook deze dopingzaken grootschalig uitgelicht zijn in de krant.

Om de hiervoor geformuleerde onderzoeksvraag op een goede manier te kunnen beantwoorden, is er een aantal deelvragen opgesteld die helpen bij het stap voor stap analyseren van de opgestelde casussen. De deelvragen zijn terug te vinden in het vijfde hoofdstuk van deze thesis.

Deze scriptie is verder als volgt opgebouwd: Na deze inleiding wordt in hoofdstuk twee en drie het theoretisch kader neergezet. Hierin wordt de noodzakelijke theoretische achtergrond uiteengezet die het wetenschappelijke karakter van het onderzoek van deze scriptie waarborgt. In hoofdstuk twee worden daarbij de algemene journalistieke normen aangehaald en de valkuilen die dat met zich meebrengt. In het daaropvolgende hoofdstuk wordt dit gespecificeerd naar de positie van de sportjournalistiek binnen de sportwereld en de rol van sportjournalisten. Daarbij is uiteraard in het bijzonder aandacht voor de positie in het wielrennen. De positie en rol van de NOS wordt nog eens extra onder de aandacht gebracht.

(12)

Pagina | 12 achtergrondinformatie wordt verstrekt van de te bestuderen casussen en de manier waarop het materiaal wordt verzameld.

In hoofdstuk zes volgen de bevindingen van het onderzoek. De hieruit getrokken conclusies en antwoorden op de hoofdvraag worden in hoofdstuk zeven besproken. Hierin worden ook eventuele tekortkomingen van dit onderzoek en mogelijk vervolgonderzoek aangestipt.

(13)

Pagina | 13

2. Journalistieke normen

Voor de uitvoering van mijn onderzoek is het eerst van belang om de positie van de journalist goed neer te zetten. Daarbij zijn bepaalde journalistieke normen en waarden van belang. Bijvoorbeeld onafhankelijkheid, een kritische houding en de relatie tot de bron. De theorie over die algemene journalistieke normen wordt als eerst behandeld in dit hoofdstuk. Daarna wordt dit verder uitgediept naar de positie van de journalist binnen de sportwereld. Dit omdat de relatie tussen de sportwereld en de sportjournalisten vaak bijzonder is en de verslaggever een complexe verhouding heeft met zijn of haar bronnen.

2.1 Algemene journalistieke normen

Van oudsher wordt de journalistiek getoetst aan een aantal normen en waarden zoals; brongebruik, onafhankelijkheid en een kritische houding. In de door het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren opgestelde Code voor de journalistiek staat de werkwijze van de journalist omschreven onder de volgende kernwoorden: waarheidsgetrouw, onafhankelijk, fair en open vizier.15

Om waarheidsgetrouw en onafhankelijk te kunnen opereren is de journalist afhankelijk van bronnen. Het brengen van het nieuws is nagenoeg onmogelijk zonder het gebruik van bronnen. Hooguit de meest triviale nieuwsverhalen kunnen worden opgebouwd zonder bronnen te gebruiken.16 Bronnen worden gebruikt om het nieuws betrouwbaar en onafhankelijk naar het publiek te kunnen brengen. Het is een middel voor de journalist om te voldoen aan de eisen dat het nieuws dat hij of zij brengt de waarheid goed weerspiegelt, accuraat, volledig, relevant, actueel en begrijpelijk is.17

Hoewel die normen vanaf het begin ingebakken zitten in de journalistiek, wil dat niet zeggen dat ze eenvoudig zijn om na te leven. Sterker nog, Van der Wurff en Schönbach stellen dat ondanks dat journalistieke kwaliteit wordt beoordeeld op basis van het zorgvuldig afwegen van deze normen in de journalistiek praktijk, dat het “helaas soms conflicterende journalistieke normen” betreft.18 Dat spanningsveld wordt gecreëerd doordat bijvoorbeeld de actualiteit – en daarmee het zo snel mogelijk publiceren van een bericht – ten koste kan gaan van de zorgvuldigheid en de begrijpelijkheid. In plaats van volledig onderzoek en het raadplegen van verscheidene bronnen, wordt een minder compleet verhaal gepubliceerd.

15

Nederlands Genootschap van Hoofdredacteur, Code voor de journalistiek, Middelburg, 18 april 2008.

http://www.genootschapvanhoofdredacteuren.nl/het-genootschap/code-voor-de-journalistiek/

(geraadpleegd: 13-03-2015)

16

Matt Carlson & Bob Franklin, Journalists, Sources and Credibility. (New York: Routledge: 2011) 1.

17

Richard van der Wurff & Klaus Schönbach, Effectiviteit van journalistieke codes:een literatuu rstudie. (Amsterdam, 22 april 2011) 6.

18

(14)

Pagina | 14 Dit kan ook voortkomen uit ander afwegingen dan louter journalistieke normen. Bijvoorbeeld de commerciële belangen van het medium of de journalist.19 Daardoor kan uitgebreid onderzoek belemmerd worden of spelen persoonlijke (toekomstige) belangen van de journalist een rol. Om de koppeling naar deze thesis te maken, kan de positie van de wielerjournalist binnen deze twee spanningsvelden worden ingetekend.

Voor wat betreft het eerste conflict is het verhaal van de eerder aangehaalde David Walsh een uitstekend voorbeeld. Hij probeerde immers zo actueel mogelijk te zijn en het dopingverhaal rond Lance Armstrong vroegtijdig in het nieuws te brengen. Echter, daardoor kon Walsh niet vertrouwen op een gedegen onderzoek en zijn beschuldigen niet onderbouwen met verklaringen van diverse bronnen. Iets wat veel later pas door een federaal politieonderzoek gebeurde. Als we kijken naar het commerciële belang, dan is daar moeilijker een concreet voorbeeld van te geven. Uit verklaringen blijkt wel dat sportjournalisten op de hoogte waren van het stelselmatig dopinggebruik in het wielerpeloton. Toch konden zij hier moeilijk over berichten, want het uiten van een dergelijke beschuldiging in de media zou ervoor kunnen zorgen dat hen het werken onmogelijk werd gemaakt. Dit doordat wielrenners en ploegen niet meer met de desbetreffende journalist wilden praten, waardoor hij of zij in de toekomst geen waarde meer heeft als wielerjournalist. Dit blijk onder meer uit verhalen van sportjournalist Mart Smeets. In zijn eigen boek Dertig. Terugblik op dertig jaar Tour de France brengt hij dit aan het licht.20

Dit zorgt ervoor dat een andere kernwaarde van de journalistiek in het geding komt; namelijk de kritische houding en onafhankelijkheid van de journalist. De relatie tussen bron en journalist kan gezien worden als een constante belangenverstrengeling.21 Doordat beiden afhankelijk zijn van elkaar, moet de journalist de afweging maken wat wel en wat niet gepubliceerd kan worden, zonder dat hij de bron dusdanig schaadt, dat er geen toekomstige informatie meer uitkomt. Dit tast de onafhankelijkheid en de kritische houding van de journalistiek aan. Zeker als het gaat om freelance journalisten, die nog afhankelijker zijn van hun bronnen om hun inkomsten te genereren. Vooral binnen de sportjournalistiek kunnen bronnen hun invloed uit oefenen op de journalisten. Daarnaast is er veelal de druk vanuit de nieuwsorganisatie waarvoor de sportverslaggever werkt. Iets dat volgende Jeremy Tunstall een zekere spanning creëert. Hij heeft het daarbij vooral over misdaad- en voetbaljournalisten:

“Football and Crime specialists are to a considerable extent controlled by news sources which have informat ion in urgent demand by news organizations for audience goal reasons. But firm

19

Mark Deuze & Daphna Yeshua, Online Journalists Face New Ethical Dilemmas: Lessons From The Netherlands, Journal of Mass Media Ethics, 16(4), 273-292.

20

Mart Smeets, Dertig. Terugblik op dertig jaa r Tour d e Fran ce, (Amsterdam: Veen, 2002).

21

(15)

Pagina | 15

control is also exercised by news organizations in relation to these specialists – and this control is in e xp lic it conflict with the interests of news sources. Thus Crime and Football correspondents find themselves being subjected to vigorous pressures from both news sources and news organizations. The result is considerable role strain and general d iscomfort.”22

Hoewel Tunstall zich in zijn boek uit 1971 dus vooral richt op voetbaljournalistiek als het gaat om de complexe verhoudingen tussen publiek, bron, journalist iek en nieuwsorganisatie, is het principe van toepassing op veel journalistiek werk. Van alle kanten wordt druk op de journalist uitgeoefend, terwijl van hem of haar wel wordt verwacht dat zo goed mogelijk voldaan wordt aan de normen van de journalistiek. Objectiviteit moet, voor zover dat mogelijk is, gewaarborgd worden en er moet , zoals gezegd, continu sprake zijn van een kritische houding. Iets wat zeker niet eenvoudig is. Deze normen zorgen dan ook voor de nodige verwarring onder journalisten en worden ook wel als een last gezien.23 Ook Van der Wurff en Schönbach zien in dat de normen voor problemen zorgen. Zij zien dat de verplichting om de werkelijkheid één op één weer te geven is verschoven, maar dat het erg lastig blijft om vast te stellen wat een journalist daadwerkelijk moet doen om te kunnen stellen dat zijn werk ‘zorgvuldig’ is. Ze constateren dezelfde problemen voor andere normen, bijvoorbeeld de relevantie en de begrijpelijkheid van de berichtgeving.24

Uit het rapport van P leijter en Frye blijkt ook wel dat de journalistieke normen en de ethische codes voor de journalistiek lang niet altijd als positief worden ervaren. Sterker nog, zowel de noodzaak als het nut zijn al decennia lang onderwerp van discussie. De meeste journalisten willen best voldoen aan de normen die in een dergelijke gedragscode worden opgenomen, maar zijn er desondanks een beetje huiverig voor. Ze hebben een zekere aversie tegen mogelijke sancties die zijn verbonden aan het niet volgen van de gedragscode. De journalisten denken dat daarmee hun vrije beroep in het geding kan komen. De journa listen vinden dat zij de vrijheid moeten behouden om hun beroep uit te kunnen oefenen zonder dat ze daarbij al te veel aan regels gebonden zijn. Uiteraard zien zij zelf ook in dat daarbij wel zekere ethische grenzen gelden, maar door de zelfregulering, die zo kenmerkend is voor de journalistiek, zou dat geen probleem moeten zijn.25

Hieruit blijkt wel dat de journalist continu werkt binnen een zeker spanningsveld. Daardoor staat de rol en de positie van de journalist vaak ter discussie. Zeker als het gaat om de sportjournalist, omdat deze nog dichter op het onderwerp staat en vaak een nauwere band heeft met zijn of haar bronnen.

22

Jeremy Tunstall, Journalists at wo rk: sp ecialist co rrespondents: their news o rganizations, news sources, and

competito r-colleagues. (Londen: Constable, 1971) 267.

23

Alexander Pleijter & Annemarie Frye, Journalistieke ged ragscodes: Leiband of leidraad? Radboud Universiteit Nijmegen, 2007.

24

Van der Wurff & Schönbach, Effectiviteit van journalistieke codes:een literatuu r studie. 6.

25

(16)

Pagina | 16

2.2 Positie van de sportjournalist

De media hebben een grote invloed op de sport, niet voor niets wordt wel gesproken van mediasport. Dat is de topsport zoals deze op televisie te zien is en wordt behandeld door andere media. In sommige gevallen is dat de door sport-, marketing- en omroeporganisaties op commerciële basis voor televisie geconstrueerde topsport, zoals die aan het kijkerspubliek wordt aangeboden.26 Sterker nog, in diverse sporten worden spelregels aangepast om het aantrekkelijker te maken voor het televisiepubliek, waardoor de sport ook commercieel er beter op staat. Het gevolg van de grotere rol van de media is dat ze niet alleen zelf invloed hebben op de sport, maar de sportwereld ook invloed heeft op de media.27

Alle deelnemers aan de mediasport, sporters, omroepen en sportbonden en –verenigingen, hebben een commercieel belang bij een zo groot mogelijk kijkerspubliek. De omroepen kunnen daardoor meer inkomsten genereren uit reclames, de sportbonden en –verenigingen, omdat ze zo meer inkomsten krijgen uit uitzendrechten, waardoor de sporters doorgaans hogere salariseisen kunnen stellen.28 Dat maakt het voor de sportjournalist lastig om een neutrale positie in te nemen binnen dit geheel. Hoewel van hen verwacht wordt dat ze objectief blijven, geeft Stokvis aan dat dit moeilijk is:

“Door de commerciële druk waaraan alle journalistieke media onderhevig zijn, moeten journalisten bij hun presentatie van de sport rekening houden met de invloed van het publiek, als uitgedrukt in aantallen abonnees, luisteraars of kijkers.”29

Dat is lang niet altijd zo geweest, maar de Nederlandse journalistiek en uiteraard met name de sportjournalisten hebben lange tijd niet willen aanvaarden, dat de mediasport voor de kijkers vaak vooral amusement is.30 Zo zei Mart Smeets in een interview in 1989 nog het volgende: “Sport is sport en geen amusement.”31 Het accepteren dat sport vooral entertainment was drong maar langzaam door tot de sportjournalisten. Al wisten ze zelf ook wel dat “sport de belangrijkste bijzaak van het leven is”. Zoals Kees Jansma in 1992 nog maar eens benadrukte.32 Hoewel er namelijk veel redenen zijn om bijvoorbeeld op televisie naar sport te kijken, is entertainment het belangrijkste argument.33

Door zich te richten op het amusement dat sport in de media genereert zou de journalistieke kant van het geheel in het geding komen. Een kernwaarde van de journalistiek zou moeten zijn, dat het

26

Ruud Stokvis, Sport, publiek en de media. (Amsterdam: Aksant, 2007) 1.

27

Stokvis, Sport, publiek en de media, 1.

28

Stokvis, Sport, publiek en de media, 86, 89, 127.

29

Stokvis, Sport, publiek en de media, 169.

30

Stokvis, Sport, publiek en de media, 170.

31

Geciteerd in: Stokvis, Sport, publiek en de media, 170.

32

Gerard van Putten, “Sport is de belangrijkste bijzaak in het leven”, Nieuwsblad van het Noorden, 4-6-1992.

http://kranten.delpher.nl/nl/view/index?image=ddd%3A011020028%3Ampeg21 %3Aa0248 (geraadpleegd: 19-11-2014)

33

Walter Gantz, Keeping Score; Reflections a nd suggestions for scholarship in sports and media. In: Sports

(17)

Pagina | 17 informeren van het publiek boven het amuseren gaat, maar die rolverdeling ligt binnen de sportafdeling toch vaak wat anders.34

De scheiding tussen verslaggeving en meningsuiting gaat ook lang niet altijd op in de sportjournalistiek. Waardoor de rol van sportjournalisten weleens gebagatelliseerd wordt door collega’s van andere redacties. Gekscherend worden ze de speelgoedafdeling, of toy department, van de journalistiek genoemd. Of zoals Raymond Boyle het beschrijft: “a bastion of easy living, sloppy journalism and ‘soft’ news.”35 In Nederland wordt er nog een stukje meer overdreven als we voormalig sportjournalist Guus van Holland mogen geloven. “Ze zeggen, als je niets kunt, dan word je journalist. En als je zelfs dat niet kunt, dan word je maar sportjournalist.”36

Desondanks neemt het aandeel van de sport in de media nog altijd toe en wordt het een steeds belangrijker deel van de nieuwsmedia.37 Dit is voor een groot deel te verklaren door het commerciële belang. De interesse van het publiek voor de sport is in de loop der tijd gegroeid, waarmee ook de interesse in sportjournalistiek is gestegen. Al is dat nog niet overal echt doorgedrongen en bleef sport als media- en communicatiefenomeen lange tijd onderbelicht. Zo voerde de Broadcast Education Association pas recent een sportafdeling in en dringt ook op andere gebieden pas langzaam door dat sport niet langer de toy department van media-instanties is, maar big business met grote sociale en economische gevolgen.38 De sport, de sportjournalistiek en alles daar omheen is een industrie waarin miljarden omgaan, maar zou volgens Walter Gantz niet bestaan zonder de fans:

“…there would be no media-sports production complex without the apparent growing base of fans who attend games, watch televised sports at home, in dorm, and at bars, and follow news of their favorite players and teams on television, newspapers, magazines, online and now with mobile devices.”39

2.2.1 Popularisering en sportjournalistiek

Dat betekent dat sportjournalistiek in de eerste plaats vooral populaire journalistiek blijft. Hoewel veel sportmedia pretenderen zo journalistiek mogelijk te opereren, moet toch ook vooral het publiek bereikt worden. Kijk- en luistercijfers zijn erg belangrijk en een kritische en compleet onafhankelijke journalistieke houding zou ten kosten kunnen gaan van het marktaandeel. Dat is een overweging die bij veel sportmedia voor hoofdbrekens zorgt.

34

Stokvis, Sport, publiek en de media, 172.

35

Raymond Boyle, Sports Journalism: Con text and Issues. (Londen: Sage, 2006) 1.

36

Hassan Bahara, Wielerjournalistiek onder vuur – Knechten en kopmannen, De Groene Amsterdammer, 21 november, 2012. http://www.groene.nl/artikel/knechten-en-kopmannen (geraadpleegd: 18-1-2014)

37

David Rowe, Sports journalism: Still the ‘toy department’ of the news media. Journalism 8 (2007)-4: 385-405.

38

Andrew C. Billings, Sports Media ; Transformation, In teg ration, Consump tion. (New York, Routledge, 2011) 182.

39

(18)

Pagina | 18 Dit is overigens een probleem dat niet per definitie alleen geldt voor de sportjournalistiek. De populaire journalistiek, gericht op het publiek is sowieso in opkomst. Een dergelijke beschuldiging zou dus niet alleen in de richting van de sportmedia moeten gaan. Op alle vlakken binnen het medialandschap gaan cijfers zwaarder wegen en heeft de mening van het publiek een grotere impact.

Popularisering is jargon dat de laatste jaren veel gebruikt wordt, maar moeilijk te definiëren is. Over het algemeen wordt het gezien als iets negatiefs, omdat het publiek voor een groter deel de inhoud van journalistieke producties bepaald, waardoor de journalistieke waarde hiervan omlaag gaat en de waakhondfunctie van de pers in het geding kan komen.40 Toch is de definitie die Herbert Gans geeft van popularisering niet per se op het negatieve aspect gericht. Hij ziet popularisering als het voor een breder publiek toegankelijk maken van een product dat in eerste instantie bedoeld is voor de elite.41 Hij ziet daardoor dat de journalistiek geschikt wordt voor een lager opgeleid publiek.

Als gevolg van de popularisering wordt er in kranten en op televisie meer ruimte ingeruimd voor sensatie- en soft nieuws. Iets dat volgens veel journalisten ten koste gaat van de eerder aangehaalde journalistieke normen als onafhankelijkheid, waarheid en objectiviteit.42 Het gevaar daarvan zou zijn dat de kritische journalistiek steeds verder afneemt en de amusementswaarde in journalistieke producten de overhand krijgt. Sportjournalistiek zit precies op dit hellende vlak waarbij amusement een steeds belangrijkere rol gaat spelen. Zoals in deze paragraaf al eerder gesteld is, heeft sportjournalistiek over het algemeen een hoge amusementswaarde en wordt het veelal onder soft nieuws geschaard.

Toch hoeft volgens Elisabeth Bird popularisering niet per definitie slecht te zijn voor de journalistiek. Volgens haar kunnen triviale verhalen, en dan vooral de berichten over celebrity’s, een belangrijke rol in de samenleving dienen. Verhalen over bekende personen kunnen zorgen voor een publieke bewustwording en zo een onderliggende gedachten uitdragen. Wel tekent Bird daarbij aan dat het problematisch kan worden als die functie de belangrijkere aspecten uit de journalistiek te veel verdringt, waardoor de traditionele rol van het brengen van het harde nieuws te weinig aan bod komt.43

2.2.2 Relatie tussen sportjournalist en bron

De verhouding tussen journalistiek en amusement is één van de kernproblemen van de sportjournalistiek, maar ook de verhouding tussen journalist en onderwerp is er één die het journalistieke karakter van de verslaggeving in gevaar kan brengen. De rol die verslaggevers innemen

40

Knut De Swert, Marc Hooghe & Stefaan Walgrave, De kwaliteit van het nieuws. Kwaliteitsindicato ren voor

televisienieu ws (Leuven, Acco, 2007) 58.

41

Herbert J. Gans, Can Popularization Help the News Medi a? In: The Changing Faces of Journalism:

Tabloidization, Technology and Truthiness, ed: Barbie Zelizer (Londen, Routledge, 2009) 17-28.

42

De Swert, Hooghe & Walgrave, De kwaliteit van het nieuws, 58.

43

S. Elisabeth Bird, Tabloidization: what is it, and Does it Really Matter? In: The Changing Faces of Journalism:

(19)

Pagina | 19 in de sportwereld zorgt namelijk voor een groter obstakel. De journalist heeft vaak een nauwe band met de bronnen binnen de sportwereld, waardoor de druk van de belanghebbenden, sporters, sportbonden en commercie, op de journalist groot is.

David Rowe geeft aan dat de mediasport een beweging is die van twee kanten komt. Door meer sport aan te bieden op televisie wordt het op een natuurlijkere manier opgenomen in een breder spectrum van nieuws en entertainment. Tegelijkertijd zorgt de extra aandacht voor sport ervoor dat sporters een belangrijkere status krijgen en meer onder een vergrootglas worden gelegd.44 De verhalen over de sport gaan steeds vaker over de schandalen die buiten het speelveld gebeuren. Uiteraard zijn er de schandalen binnen de sport zelf, zoals matchfixing en dopinggebruik, maar meer nog gaat dan aandacht uit naar sportsterren die op andere manieren betrokken raken bij schandalen. Zoals bijvoorbeeld de buitenechtelijke affaires van Tiger Woods.45

Daardoor komt er volgens Rowe een diepere moraal in de sportverslaggeving. Hoewel de focus meer ligt op emotie en er van tijd tot tijd meer een soort soaps zijn rondom bepaalde sporters, zorgt deze vorm van journalistiek ervoor dat sport meer en meer hard nieuws wordt. Met name doordat de sportwereld een betere afspiegeling wordt van de maatschappij en er een onderscheid wordt gemaakt tussen goed en kwaad.46

Al ruim een eeuw zit de sportjournalist in een positie waarbij de objectieve verslaggeving in het geding kan komen. De grootste valkuil is namelijk dat er afstand bewaard moet worden tot het onderwerp waarover geschreven wordt. De sportjournalist staat vaak te dicht bij de sporter en de sportbestuurder en door zo dicht op het speelveld te blijven zitten, komt de objectiviteit in het gedrang. Dat blijkt wel uit een kort historisch overzicht van de sportjournalistiek in Nederland.47

2.2.3 Geschiedenis van de sportjournalistiek in Nederland

Het hierboven beschreven probleem kleeft namelijk al van oudsher aan de sportjournalistiek. Toen in 1882 Nederlandsche Sport als eerste sportkrant werd opgericht, was dat al door mensen die zich met recht insiders mochten noemen in de sport waarover ze schreven. Het betrof dan ook het principe, van kenners, voor kenners, want de eerste generatie sportjournalisten richtte zich slechts op een beperkte groep lezers. In eerste instantie werd er met name over paardenraces geschreven, met als doel de gokkers op deze harddraverijen meer informatie te verschaffen.

44

David Rowe, Sports Media: Beyond broadcasting, beyond sports, beyond societies? In: Sports Media;

Transformation, Integration, Consu mption, ed: Andrew C. Billings (New York, Routledge, 2011)101.

45

Tim Dahlberg, Two weeks that shattered the legend of Tiger Woods, Fox News, 12 dec ember, 2009.

http://www.foxnews.com/wires/2009Dec12/0,4670,GLFTigerapossTerribleTime,00.html (geraadpleegd: 15-1-2015)

46

Rowe, Sports Media: Beyond broadcasting, beyond sports, beyond societies?, 101.

47

(20)

Pagina | 20 Later kwamen daar de eerste bondsbladen bij, maar deze hadden als doel voornamelijk de eigen leden te vermaken en te informeren. Voor de meeste Nederlanders was sport ook nog een redelijk onontgonnen gebied, waardoor het nog niet bij de journalisten speelde om te proberen een groter lezerspubliek te werven.48

Vanaf ongeveer 1900 kwam daar langzaam verandering in. De publieke belangstelling voor sport nam toe, maar het journaille volgde niet de koers die het publiek insloeg. Hoewel de aandacht voor sport groter werd, was de publieke opinie verre van leidraad voor de journalisten. Zij volgden liever trouw de koers die was ingezet door de sportbonden. Door de visie van de bonden te verkondigen conformeerden zij zich keurig aan de wil van de bestuurders. Een kritisch noot ten aanzien van bestuurlijke kwesties, leek in die tijd ondenkbaar.49

De opkomst van radio en televisie zorgde wel voor een kentering. Mede doordat de sportverslaggevers een andere achtergrond hadden. Zij waren doorgaans de propagandisten van de sport. Daarmee kwamen ze de publieke opinie tegemoet, het actief beoefenen van sport werd steeds gangbaarder in Nederland en daarmee groeide ook de interesse van kijkers, lezers en luisteraars. De journalisten volgden niet meer direct de visie van de sportbestuurder, maar meer die van pedagogen en overheid, die als doel hadden meer mensen aan het sporten te krijgen.50

Het wielrennen was daarbij één van de eerste sporten die actief op een journalistieke manier gevolgd werd. De allereerste Tour de France in 1903 werd bijvoorbeeld al aangekondigd in het Algemeen Handelsblad, al was dat nog niet helemaal op een overtuigende manier, want de krant had het over “een Fransche Automobieltour”.51

De aandacht voor de sport groeide in die tijd snel en in 1936 was er aandacht voor de Ronde van Frankrijk op de radio en die aandacht zou alleen maar groter en groter worden.52 Waarbij tegenwoordig behalve live radio- en televisie-uitzendingen er ook in sportjournaals en praatprogramma’s veel aandacht is voor de wielerwedstrijd.

Daarbij is het focuspunt de laatste decennia wel verschoven. De rol van de pedagogen hebben de sportjournalisten achter zich gelaten en de rol van de sportbeoefenaar is steeds belangrijker geworden. De bestuurder verdween naar de achtergrond en de trainer en speler kwamen op de voorgrond. Dusdanig ver op de voorgrond, dat de journalist zelf ook werd weggedrukt. Met het groeiende besef dat kijkcijfers en lezersaantallen van groot belang waren, ging de sportjournalistiek opzoek naar nieuwe vormen. De aanwezigheid van radio en televisie naast de geschreven pers leende

48

Stokvis, Sport, publiek en de media, 172.

49

Stokvis, Sport, publiek en de media, 174.

50

Stokvis, Sport, publiek en de media, 178.

51

Jurryt van der Vooren, Luisteren: het oudste radiofragment over de Tour de France, Sportg eschiedenis.nl, 24 juni 2015. http://www.sportgeschiedenis.nl/2015/06/24/luisteren-het-oudste-radiofragment-over-de-tour-de-france.aspx (geraadpleegd: 29-6-2015)

52

(21)

Pagina | 21 zich uitstekend voor een verschil aan journalistieke vormen en dus werden naast de wedstrijdverslagen, de beschouwingen en analyses steeds populairder. De quotes van sporters kregen meer importantie, waardoor de visie van de journalist zelf ondersneeuwde. Het ging meer en meer om de mening van (oud-)sporters en trainers.

Daarmee werd de journalist steeds afhankelijker van de beoefenaar van de sport en dus werd de afstand tussen journalist en sporter nog een stuk kleiner. De rollen tussen journalist en sporter waren omgekeerd. Was de sport en haar beoefenaar eerst afhankelijk van de journalist voor de nodige aandacht, nu werd de journalist afhankelijk van de sporter om het gewenste verhaal te kunnen produceren. Juist, omdat de sportjournalistiek steeds meer in is gaan spelen op de vraag van de kijker, lezer of luisteraar. Dit alles leidt naar de hedendaagse rol van de sportjournalist, iets dat door Stokvis wordt aangeduid als starkisser.53 De verslaggever moet de sporter als het ware pleasen, een ingang verwerven om de gewilde quote te kunnen scoren. Die afhankelijkheid kan tot heikele situaties leiden:

“Deze kwesties van toegang tot sportevenementen, atleten, officials en bestuurders is van meet af aan een probleem geweest voor de sportjournalistiek. Een aspect daarvan is dat bestuurders van sportorganisaties vaak geneigd zijn om journalisten die kritisch over hun organisatie schrijven de toegang tot accommodaties en wedstrijden te verbieden.”54

Maar hoewel volgens David Rowe de sportjournalistiek steeds meer op celebrity journalism gaat lijken en een populaire invalshoek heeft, is dat geen reden voor sportjournalisten om de gebruikelijke journalistieke normen en waarden uit het oog te verliezen. Zo zal de sportjournalist zijn kritische houding moeten waarborgen en zorgen dat de sportjournalistiek behalve kritisch ook uitdagend en sociaal verantwoord is.55

Toch blijft doping daarbij een heet hangijzer. In de inleiding is het voorbeeld van David Walsh al aangehaald. Een journalist die een atleet beschuldigt van dopinggebruik, kan het werken zomaar onmogelijk worden gemaakt. Hoe afhankelijker de journalist is van de sporters, hoe groter de spagaat wordt van waaruit hij moet werken. Ook Stokvis onderkent dit dilemma:

“Journalisten verkeren ten aanzien van de verslaggeving over doping in een dilemma waarover zij het veel te weinig hebben. Als zij verslag zouden doen van hun waarnemingen en gesprekken met betrekking tot doping bij bepaalde sportevenementen, kunnen zij e rvan uitgaan dat ze daarna nooit meer open contact met de sporters, officia ls en begeleiders die daarbij

53

Stokvis, Sport, publiek en de media, 181.

54

Stokvis, Sport, publiek en de media, 181.

55

(22)

Pagina | 22

betrokken zijn zullen krijgen. De u itoefening van hun werk zou voor hen onmogelijk worden.”56

Hoewel de stelling van Stokvis wel erg stellig is en allicht met een korrel zout genomen moet worden, is het wel zo dat de sportjournalist in de verdrukking kan komen door de positie die hij of zij inneemt. Doordat de journalist de sporter niet tegen het zere been wil stoten, kan het voorkomen dat kritische verhalen achterwege blijven. De sporter bepaalt als het ware wat er wel en niet gepubliceerd kan worden. Daardoor is het nog maar de vraag of de journalist wel altijd de benodigde kritische houding aanneemt. Zoals in paragraaf 2.1 aangehaald, komen daarmee de algemene journalistieke normen onder druk te staan en is het nog maar de vraag of de journalist kan voldoen aan de ethische voorwaarden waarvan het publiek veronderstelt dat deze worden opgevolgd.

De journalist raakt eigenlijk steeds meer de regie kwijt. Zeker nu sporters via internetblogs en sociale media ook nog eens een weerwoord hebben op de stukken van journalisten in de traditionele media. Zo halen Jimmy Sanderson en Jeffrey Kassing een blogpost aan van honkballer Curt Schilling, die na een kritische opmerking van een journalist de vloer aanveegt met een groot aantal sportjournalisten.57 Het gevolg daarvan was dat een hoop fans zich achter Schilling schaarde en de geloofwaardigheid van de journalisten in het geding kwam. Sanderson en Kassing zeggen over deze gang van zaken het volgende:

“While an athlete could criticize a sports journalist through traditional med ia outlets, such commentary can be filtered or fra med in a way that does not accurately reflect their position, particularly if the athlete has a contentious relationship with sports reports (as Johnson does and Schilling did). Additionally, considering that sports journalists tend to be critica l in their assessment of athletes’ behavior, social med ia provide athletes with a forum where they can respond to these critiques, provide alternative e xp lanations, question the veracity of sport journalists’ reporting, and generate support from the public.”58

2.2.4 Sportjournalist in de mediasport

Deze problemen kunnen zich alleen maar voordoen doordat de journalist te dicht op de sportwereld zit en daardoor in grote mate afhankelijk is van zijn bronnen. Ook wielerjournalist Thijs Zonneveld deelt deze opvatting en weet dat een kritisch stuk schrijven over een wielrenner of een ploeg kan leiden tot het feit dat je een periode niemand meer kan spreken binnen die wereld. Bovendien is er bij veel sportjournalisten fanbeleving, dat ervoor zorgt dat de objectieve verslaggeving en de kritisch houding

56

Stokvis, Sport, publiek en de media, 183.

57

Curt Schilling, Ignorance has i ts privileges, 38 Pitches: Curt Schilling’s official blog, 27 april, 2007.

http://38pitches.wordpress.com/2007/04/27/ignorance-has-its-privileges/ (geraadpleegd: 18-01-2015)

58

(23)

Pagina | 23 onder druk komen te staan.59 NRC-hoofdredacteur Peter Vandermeersch onderschreef die tekortkoming nog maar eens, al schoof hij de problematiek niet alleen af op de wielerjournalistiek, maar op de journalistiek in het algemeen:

“Maar na het lezen van al deze argumenten moet ik toch concluderen: wij – niet jullie, sportjournalisten – waren al met al niet goed genoeg. We hielden te veel van de sport en van de renners. We slaagden er niet in o m onze le ze rs en kijkers duidelijk te ma ken wat e r aan de hand was in de sport waarvan we zo houden.”60

Dat bevestigt nog maar eens de woorden van Stokvis, dat het conformisme een groter probleem vormt, dan het feit dat de sportjournalistiek soms de informatieve kant laat ondersneeuwen bij de amusementswaarde. Hoewel ook het zich amuseren met sport een vorm is waarbij men zich laat informeren over de gang van zaken.61

Waar vooral naar gekeken moet worden, is de vraag of de sportjournalistiek zich bijvoorbeeld voldoende bezighoudt met kritische journalistiek, zodat er naast de geijkte wedstrijdverslagen, er ook ruimte is voor analyses en bijvoorbeeld onderzoeksjournalistiek. Worden misstanden wel voldoende aan de kaak gesteld? Volgens Schultz-Jörgensen is het antwoord een eenduidig nee. Hij omschrijft de sportjournalistiek als ’s werelds beste reclamebureau, om vervolgens te schrijven dat de sportjournalisten amper over iets schrijven dat buiten het stadion of het zicht van de televisiecamera’s gebeurt.62

Ook uit andere onderzoeken komt naar voren dat de sportjournalisten weinig van de gebaande paden afgaan voor wat betreft hun genres. Wedstrijdverslagen zijn het dominante genre in deze wereld. Het beschouwen en beschrijven van sportevenementen, dat is wat we dagelijks terug zien in kranten en op televisie. Zelden worden de moeilijke en zware thema’s naar boven gehaald. De maatschappelijke kant van de sport blijft dus zeker onderbelicht. Hoewel opvallend is, dat wanneer er aandacht aan besteed wordt, het vaak over doping en dopingbestrijding gaat.63

Het feit dat er weinig aandacht is voor de maatschappelijke thema’s binnen de sport, is tegenstrijdig met de positie van sport in de maatschappij. Door de marktwerking en de enorme

59

Thijs Zonneveld & Wessel Penning, Laat sportjournalisten samenwerken met onderzoeksjournalisten, De

Nieuwe Repo rter, 16 januari, 2013. http://www.denieuwereporter.nl/2013/01/laat-sportjournalisten-samenwerken-met-onderzoeksjournalisten/ (geraadpleegd; 25-10-2013)

60

Peter Vandermeersch, Kaakslag voor de s portjournalistiek? (6) – De bedrogen minnaar, De Nieuwe Reporter, 17 oktober, 2012. http://www.denieuwereporter.nl/2012/10/de-bedrogen-minnaar/ (geraadpleegd: 25-10-2013)

61

Stokvis, Sport, publiek en de media, 185.

62

Søren Schultz-Jörgensen, The World’s best Advertising Agency: The Sports Press, MandagMorgen, 31 oktober, 2005. http://www.playthegame.org/upload//Sport_Press_Survey_English.pdf (geraadpleegd: 24-1-2014).

63

(24)

Pagina | 24 industrie waaruit de sportwereld nu bestaat, is er namelijk veel meer politiek en economisch belang gekomen in de sport. De overheid bemoeit zich met zaken die zowel op sportief gebied (binnenhalen Olympische Spelen), als op het financiële vlak (steun gemeente aan voetbalclubs) de sport beïnvloeden. Het zijn daarmee zaken die een groot deel van de bevolking aangaan. Daarmee verandert de rol van de sportjournalist, omdat de grens van de sport en de sportgerelateerde zaken steeds ruimer wordt, zal ook de werkomgeving van de sportjournalist steeds breder worden.64

Daarmee komt direct weer de ethische kwestie om de hoek zetten. De sportjournalist zit vast in een hoek. Aan de ene kant wordt van hem of haar verwacht, dat er steeds meer gekeken wordt naar mogelijke maatschappelijke problemen rondom de sport. Aan de andere kant heeft de journalist de bronnen en ingangen nodig om binnen de sportwereld te kunnen blijven functioneren. Bovendien hebben sporters en sportorganisaties een steeds uitgebreidere PR-machine om zich heen. Ze weten zich beter te verkopen en vooral ook wat ze willen verkopen aan de buitenwereld. Bovendien bieden nieuwe media, zoals sociale netwerken, ze de kans om nieuws naar buiten te brengen zonder de tussenkomst van journalisten. Wie als journalist zijn scoop wil behouden, zal ook de band met de sporter goed moeten houden.65 Want het voorbeeld van David Walsh die door de wielerwereld aan de kant werd geschoven staat niet op zichzelf. Uit Ierland en Schotland kwamen al eerder verhalen van journalisten die niet welkom waren op persconferenties van voetbalclubs, omdat ze in de ogen van de clubleiding te kritische verhalen publiceerden.66

De Starkissers van Stokvis zijn dan ook niet echt een nieuwe fenomeen. Volgens Boyle zorgen media en sportjournalisten al vanaf 1860 voor het creëren van sportsterren.67 Dat is dus nog voordat in Nederland de sportpers überhaupt in de picture kwam. Toch is het duidelijk dat de verering van sportsterren en sporthelden in de laatste decennia sterk is toegenomen en vooral ook de waarde van deze sporters buiten hun speelveld voor de media steeds belangrijker werd. Denk bijvoorbeeld aan de verhalen in de pers over het privéleven van topvoetballers.

Al staat voetbaljournalist Johan Derksen niet per se te springen om die ontwikkelingen. Bovendien is hij van mening dat de voetbalwereld dusdanig verpest is, dat er soms voor journalisten geen eer meer te behalen valt. Dit geeft hij ook aan in een interview over zijn tijd bij Voetbal International (VI):

“Ik heb de tijd nog meegemaakt dat voetballers het mooi vonden in ons blad te staan. Als je ergens kwa m, stonden de koffie en het gebak klaar. Tegenwoordig zijn de heertjes op hun twintigste al volledig blasé. Nu moet je a ls volwassen vent achter zo’n knaapje aan, bedelend

64

Boyle, Sports Journalism: Context and Issues, 4.

65

Boyle, Sports Journalism: Context and Issues, 4, 5, 110.

66

Boyle, Sports Journalism: Context and Issues, 103.

67

(25)

Pagina | 25

om een intervie wtje. Dat zien ze echt als gunst. Bij VI hebben we c lubwatchers, wier taa k het is dag in, dag uit een club te volgen. Die kunnen niet te kritisch schrijven, o mdat ze dan hun netwerkje bij zo’n club oprollen. Ze moeten met iedereen on speaking terms blijven. Een naarder beroep bestaat niet.”68

Het is een treffende samenvatting van dit hoofdstuk, dat duidelijk aangeeft in welke spagaat de sportjournalist zit. Enerzijds wordt verwacht dat de algemene journalistieke normen worden gehandhaafd, omdat deze nu eenmaal bij het takenpakket van de journalist horen. Anderzijds is het voor met name de sportjournalist lastig om hieraan te kunnen voldoen. De commerciële belange n en de relatie met de sporters en de sportwereld maakt het lastig om altijd objectief en kritisch te kunnen blijven zoals dat wel zou moeten volgende de Code van de Journalistiek. De sportjournalist heeft wat dat betreft eigenlijk een te intieme relatie met zijn bron.

In de loop der tijd is in de Nederlandse sportjournalistiek die relatie alleen maar sterker geworden. Het lijkt erop dat de sporter langzamerhand de regie van de sportjournalist over heeft genomen. Hoewel het op het eerste oog beter en objectiever lijkt dat de visie van de sportjournalist minder belangrijk is geworden, is het nog maar de vraag of dat echt zo is. De pers lijkt namelijk meer fan te zijn geworden dan journalist en wordt daarbij ook nog eens steeds afhankelijker van de sporter. Zeker als het betrekking heeft op doping of andere kritische verhalen. Het publiceren hiervan kan ervoor zorgen dat in de toekomst de journalist het werken onmogelijk wordt gemaakt. Daarom conformeert de journalist zich meer en meer aan de wil van de sporter, waardoor het de vraag is of deze nog voldoende kritisch blijft en de journalistieke normen blijft vo lgen, terwijl dit juist nu belangrijker lijkt dan ooit, omdat sport een steeds belangrijkere positie inneemt in de maatschappij.

Hoe die rolverdeling is binnen de wielerjournalistiek en hoe daar met kritische verhalen over onder andere doping wordt omgegaan wordt duidelijk in het volgende hoofdstuk. Daarin wordt meer ingegaan op de specifieke positie van de wielerjournalist binnen de wielerwereld. Bovendien wordt daarin duidelijk hoe de NOS met deze lastig rolverdeling tussen media en sporter omgaat.

68

(26)

Pagina | 26

3. Wielerjournalistiek en doping

Uit het voorgaande hoofdstuk is geconcludeerd dat sportjournalisten een lastige taak hebben, omdat voldoen aan de journalistieke normen en tegelijkertijd het meest lucratieve en interessante sportnieuws brengen niet altijd hand in hand gaan. In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe dit specifiek werkt binnen de wielerjournalistiek. Wielrennen is altijd al een belangrijke sport geweest voor de Nederlandse sportpers. Er wordt dan ook veel aandacht aan besteed. Tegelijkertijd is er de laatste jaren veel negatief nieuws geweest omtrent het wielrennen als het gaat om doping. Dat creëert een zeker spanningsveld. In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe daar mee omgegaan wordt binnen de wielerjournalistiek in Nederland. In de derde paragraaf komt de positie van de NOS hierin uitgebreid aan bod. Tot slot wordt ook de rol van De Telegraaf hierin besproken.

3.1 De wielerjournalistiek

De sporthelden zoals omschreven in hoofdstuk twee vormen een belangrijk deel van de wielerjournalistiek. Vanaf het moment dat wielrennen aan populariteit begon te winnen onder het publiek, werd de uitzonderlijkheid van de prestatie van de wielrenner beschreven. In de ee rste Tour de France werd de onverzettelijkheid van de coureurs naar voren gebracht. Het extreme uithoudingsvermogen, de hardheid van de wielrenner en ook de zwaarte van het parcours dat werd afgelegd. De sporter werd als het ware geprezen om de prestatie en kreeg daardoor meer aanzien bij het publiek. De fans wilden weten van deze heldentochten en dat werd alleen maar sterker toen daar later live radio- en televisieverslag bij kwam.69

De populariteit van wielrennen in Nederland kan verklaard worden aan de hand van een aantal factoren. Allereerst is het wielrennen eenvoudig te begrijpen, de sport is doorgaans simpel, de eerste die over de finish komt wint. Daardoor is de sportieve en culturele competentie aanwezig om te begrijpen hoe de sport werkt. Bovendien is er een verwantschap met de coureurs, Nederlanders zijn mensen die doorgaans veel fietsen, ze weten daardoor hoe moeilijk het is om hard te fietsen en een dergelijke inspanning te leveren, ze kunnen daardoor een grotere appreciatie opbrengen voor de geleverde prestatie.70

Daarnaast is het van belang dat Nederlanders meedoen op het hoogste niveau. Doorgaans starten er in grote wielerwedstrijden een flink aantal Nederlanders, waardoor de aandacht groeit. Hoe groter het Nederlandse succes, hoe hoger de kijkc ijfers zullen zijn.71 Bovendien krijgt de belangrijkste wielerkoers van het jaar, de Ronde van Frankrijk, enorm veel zendtijd en aandacht in de pers. Die

69

Christopher S. Thompson, The Tou r de France. A cultu ral histo ry (Londen: University of California Press, 2006), 99.

70

Stokvis, Sport, publiek en de media, 44-62, 67-68, 74.

71

(27)

Pagina | 27 aandacht valt ook nog eens in een tijd waarin verder relatief weinig andere sport is, waardoor de focus van pers en publiek vooral op het wielrennen ligt.

Met meer sterren en met name meer Nederlandse sterren in de sport, groeit ook de aandacht voor de sport. Mits er dus al een zekere aandacht voor die sport is. Wielrennen is een sport die zich daar uitstekend voor leent. Hoewel het veelal in teamverband wordt beoefend, is het grotendeels een individuele sport. Dit leidt ertoe dat er makkelijk helden en schlemielen ontstaan. De helden worden vaak zowel door de pers als de fans uitgebreid geëerd. Dit terwijl de dopinggebruikers vooral door de fans vaak als losers worden afgeschilderd.

Naast dat er aandacht moet zijn voor de sport moet er ook een zekere competentie zijn om de sport te kunnen appreciëren.72 Zo schrijft Stokvis, dat de Amerikanen weinig waardering hebben voor het wielrennen en dat Lance Armstrong daarom geen echte ster kon worden.73 Iets wat waarschijnlijk maar gedeeltelijk waar is, de populariteit van Armstrong zal in delen van Europa inderdaad groter zijn geweest dan in de Verenigde Staten. Toch genoot Armstrong ook daar van een heldenstatus, zeker door zijn superieure prestaties, die volgens Stokvis weldegelijk een rol spelen bij de sterrenstatus. Maar ook gezien zijn levensverhaal als overwinnaar van prostaatkanker, een verhaal waar mensen waardering voor hebben of zich mee kunnen identificeren. Gezien de enorme miljoenencontracten die Armstrong had met brillenfabrikant Oakley en sportkledingfabrikant Nike, kan hem enige sterrenstatus niet ontzegd worden.74 Sterker nog Albergotti en O’Connell noemen Armstrong in de introductie van hun boek zelfs “one of America’s most celebrated sport heroes”.75

Die populariteit van Armstrong was ook belangrijk voor de media-aandacht die de sport genereerde in de Verenigde Staten. Net zoals dat in Nederland was gegaan halverwege de twintigste eeuw. Door de successen van de Nederlandse wielerploeg in de Tour van 1951 kwam er vanaf 1952 mondjesmaat meer aandacht in de pers voor het wegwielrennen. Zo is er als het ware een cirkel die de attentie van de media voor de sport stimuleert. Successen van landgenoten zorgen voor meer aandacht, het publiek dat geïnteresseerd is in de artikelen en uitzendingen groeit doordat ze zich identificeren met de Nederlanders en de successen. Doordat het publiek groeit, stijgt ook de aandacht voor de sport in de media weer. Tevens kan meer interesse van het volk er ook weer voor zorgen dat sporters meer aangespoord worden, wat leidt tot meer successen. Waarmee, tot op zekere hoogte, een vicieuze cirkel gevormd wordt.76

72

Stokvis, Sport, publiek en de media, 74, 78.

73

Stokvis, Sport, publiek en de media, 84.

74

Reed Albergotti & Vanessa O’Connell, Wheelmen: Lan ce Armstrong, the Tour de France and the Greatest

Sports Conspira cy Ever (New York: Dutton, 2013), 122-135.

75

Albergotti & O’Connell, Lance A rmstrong, the Tou r de France and th e Greatest Spo rts Conspiracy Ever, 1.

76

(28)

Pagina | 28 Het feit dat renners die sterrenstatus krijgen bij publiek en media, zorgt voor grote problemen binnen de wielerjournalistiek. Niet alleen doordat, zoals eerder vermeld, het journaille die sterren nodig heeft voor hun verslaggeving, maar ook omdat de aanwezige fanbeleving de kritische blik van de journalist kan vertroebelen. De sportjournalist wordt vaak verweten meer supporter te zijn, dan echt kritisch verslaggever en dat valt ook wel op te maken uit de opvatting van voormalig wielerjournalisten of de oudere garde die nu nog steeds de koers op de voet volgt. Bijvoorbeeld het boegbeeld van de Nederlandse sportjournalistiek Mart Smeets. Als jarenlange volger van het wielercircus wist hij dat er doping gebruikt werd binnen het peloton. Sterker nog , hij had renners horen zeggen dat ze dopingcontroleurs om de tuin hadden weten te leiden. Toch bracht hij dit soort saillante gegevens niet direct naar buiten. Pas twintig jaar later onthulde hij dit in zijn boek Dertig. Terugblik op dertig jaar Tour de France over zijn carrière als volger van de Tour.77

Dat sportjournalisten die waarheden over doping niet naar buiten brachten verbaast David Walsh en een deel van de oudere sportjournalisten totaal niet. Walsh typeert zijn collega’s die bang waren om dopingonthullingen aan het licht te brengen als “fans with typewriters”78 De wielerjournalisten waren vooral verhalenvertellers en ze zagen zichzelf niet als onderzoeksjournalisten. Als de sport maar op een zo spectaculair mogelijke manier in de media kwam. Dat is ook wat Bahara schrijft over Guus van Holland: “Hij was allereerst chroniqueur van een sport die hij intens lief heeft.”79

Om even later de voormalig sportjournalist te citeren: “Ik kan mij heel erg met sporters identificeren. Dan kun je wel zeggen: ‘dat mag niet, je moet als journalist te allen tijde kritisch zijn, maar dat zit er gewoon bij mij niet altijd in.’”80

Wat dat betreft nam Van Holland het niet zo nauw met de algemene journalistieke norm en is het duidelijk dat hij zich niet altijd aan de basisprincipes van de journalistiek hield.

Het geeft duidelijk het manco van de wielerjournalistiek aan. Zelfs als de media wisten dat er iets niet in de haak was, dan nog wilden ze het niet altijd geloven en naar buiten brengen. Volgens wielerjournalist Evert de Rooij wisten de meeste journalisten dat alles rond Armstrong geen zuivere koffie was, maar wilden ze dat niet naar buiten brengen of lieten ze zich in slaap sussen. Ze waren te toegeeflijk.81 De problematische band tussen wielerjournalistiek en doping bestaat eigenlijk al sinds jaar en dag. Zo zei oud-wielrenner Gerrit Voorting dat zelfs wanneer coureurs in een interview iets vertelden over doping, de journalist daar niets mee deed. Voorting doelde daarmee op Jan Cottaar,

77

Smeets, Dertig. Terugblik op dertig jaar Tour d e Fran ce.

78

Andrew Pugh, David Walsh: ‘It was obvious to me Lance Armstrong was doping’, PressGa zette, 11 oktober, 2012. http://www.pr essgazette.co.uk/david-walsh-it-was-obvious-me-lance-armstrong-was-doping

(geraadpleegd: 23-1-2014).

79

Bahara, Wielerjournalistiek onder vuur – Knechten en kopmannen, De Groene Amsterdammer.

80

Bahara, Wielerjournalistiek onder vuur – Knechten en kopmannen, De Groene Amsterdammer.

81

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(1946) aspirant-collega s om een voorbeeld te nemen aan deze nieuwe aanpak in Nederland: de sportrubriek wordt er naar inhoud, vorm en taal zoo verzorgd, dat ze niet

Het is goed dat we meer investeren in de preventie van zelfdoding, maar waarom zeggen we niet publiek tegen elkaar dat we met de dood en bijgevolg ook met het leven geen weg

18-8-2017 'Alsnog op zoek kunnen gaan naar leven veronderstelt in eerste instantie het gesprek over de dood' - België -

Lance Armstrong heeft toegegeven epo en bloeddoping te hebben gebruikt tijdens zijn wielercarrière.. Bij alle zeven Tourzeges greep hij naar

De consumptie ervan heeft een heel direct effect op de gezondheid en het welbevinden, terwijl de productie ervan - althans de primaire landbouw - prominent aanwezig is in het

In het briefadvies van 18 november 2004 over de verenigbaarheid van bedrijfsafvalwater met de exploitatie van collectieve waterzuiveringsinfra- structuur stelt de MINA-raad :

De opleiding Journalistiek aan Howest gaat resoluut voor een taalbeleid dat in de opleiding verankerd zit: van de visietekst en het beleidsplan van de opleiding over

‘Zolang ik de baas ben,’ riep hij luidkeels door het redactie- lokaal, ‘wordt de paus niet aan zijn pik getrokken.’ Het verwon- derde me dan ook dat ik me plotseling