• No results found

Het sterrendom van Fausto Coppi, Eddy Merckx en Lance Armstrong in de Volkskrant en De Telegraaf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het sterrendom van Fausto Coppi, Eddy Merckx en Lance Armstrong in de Volkskrant en De Telegraaf "

Copied!
131
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Drie sterren, twee kranten

Het sterrendom van Fausto Coppi, Eddy Merckx en Lance Armstrong in de Volkskrant en De Telegraaf

Jan Schipper S1388053

Begeleider: Prof. dr. H.B.M. Wijfjes Tweede lezer: Prof. dr. M.J. Broersma MA Journalistiek aan de

Rijksuniversiteit Groningen, studiepad Dagblad

17 juni 2010

(2)

Inhoud

Inleiding 5

Hoofdstuk 1: Sportverslaggeving en sportsterren 10

1.1. Inleiding 10

1.2. Veranderingen in de sportverslaggeving 10

- Sportmediasysteem 11

1.3. Sportsterren 13

1.4. De verdere aanpak van het onderzoek 17

Hoofdstuk 2: Een korte geschiedenis van de Tour de France en de

wielerjournalistiek 19

2.1. Inleiding 19

2.2. Nederlandse pioniers in de Tour de France 19 2.3. De Nederlandse sportjournalistiek tot in de jaren vijftig 20 - De nauwe band tussen journalisten en sportbestuurders 23 - De Telegraaf en de Volkskrant in deze periode 24

2.4. Tourontwikkelingen in de jaren zestig 25

2.5. Veranderingen in de sportjournalistiek vanaf de jaren zestig 26 - Ontwikkelingen bij De Telegraaf en de Volkskrant 28 2.6. Vanaf de jaren tachtig: het grote geld, internationalisering en epo 29

Hoofdstuk 3: De Tour de France van 1952 32

3.1. Inleiding 32

3.2. De verslaggeving in zijn geheel 33

3.3. Afbeeldingen 34

3.4. Artikelen 36

3.5. Artikelen in de Volkskrant 37

- Achtergrond: de sfeer eromheen 38

- De ritverslagen 38

- Het spaarzame gebruik van quotes 40

- De ondergeschikte rol van de analyse 40

- Het parkoers 41

- De renners 43

- De Nederlanders 44

- Fausto Coppi 46

3.6. Conclusie: het sterrendom van Coppi in de Volkskrant 48

3.7. Artikelen in De Telegraaf 50

- De ritverslagen 50

(3)

- Ook hier weinig quotes 52

- Meer ruimte voor analyse 52

- Het parkoers 53

- De renners 56

- De Nederlanders 57

- Fausto Coppi 58

3.8. Conclusie: het sterrendom van Coppi in De Telegraaf en de Volkskrant 60

Hoofdstuk 4: De Tour de France van 1969 63

4.1. Inleiding 63

4.2. De verslaggeving in zijn geheel 65

4.3. Afbeeldingen: een visuele revolutie 65

4.4. Artikelen 68

4.5. Artikelen in de Volkskrant 69

- De teloorgang van het sfeerverslag 69

- De opkomst van de quote 71

- Meer analyse, maar ook nog veel koersverloop 72

- Een meer kritische houding 74

- Het parkoers 75

- De renners 76

- De Nederlanders 77

- Eddy Merckx 78

4.6. Conclusie: het sterrendom van Eddy Merckx in de Volkskrant 80

4.7. Artikelen in De Telegraaf 81

- Verrassend genoeg meer sfeer 81

- De quote nog sterker in opkomst 82

- Minder koersverloop, meer analyse 83

- Hardere kritiek 84

- Het parkoers 85

- De renners 85

- De Nederlanders 86

- Eddy Merckx 87

4.8. Conclusie: het sterrendom van Eddy Merckx in De Telegraaf en de

Volkskrant 90

Hoofdstuk 5: De Tour de France van 1999 92

5.1. Inleiding 92

5.2. De verslaggeving in zijn geheel 93

5.3. Afbeeldingen 94

5.4. Artikelen 96

5.5. Artikelen in de Volkskrant 97

- Minder koersverloop, meer achtergrond 97

- De opkomst van interviews en reportages 99

(4)

- Het parkoers 100

- De renners 101

- De Nederlanders 103

- Lance Armstrong 104

5.6. Conclusie: het sterrendom van Lance Armstrong in de Volkskrant 106 5.7. Artikelen in De Telegraaf 107

- Ritverslagen: dezelfde verschuivingen 107

- Reportages en interviews 108

- Het parkoers 109

- De renners 110

- De Nederlanders 111

- Lance Armstrong 112

5.8. Conclusie: het sterrendom van Lance Armstrong in De Telegraaf en de Volkskrant 115

Conclusie 116

C.1. Inleiding 116

C.2. Veranderingen in het mediasysteem 117

C.3. Afbeeldingen: een steeds bontere vormgeving 118

C.4. Hoe de romantiek uit de koers verdween 119

- Een nuchterder kijk op het koersverloop 121

C.5. Hoe renners steeds dichterbij komen 121

C.6. De opkomst van opinie 123

C.7. Drie sterren 124

- Fausto Coppi: een ster op afstand 124

- Eddy Merckx: eens ster komt dichterbij 124

- Lance Armstrong: een echte sportperssonlijkheid 125

C.8. Slotbeschouwing 126

Bronnen en literatuur 127

Archieven 127

Kranten 127

Literatuur 127

Websites 129

Bijlagen 130

Bijlage 1: de Volkskrant, 9 juli 1952, pagina 5 130

Bijlage 2: de Volkskrant, 27 juni 1952, pagina 5 131

Bijlage 3: de Volkskrant, 7 juli 1952, pagina 5 132

Bijlage 4: De Telegraaf, 7 juli 1952, pagina 4 133

Bijlage 5: De Telegraaf, 8 juli 1952, voorpagina 134

Bijlage 6: De Telegraaf, 7 juli 1952, pagina 5 135

(5)

Bijlage 7: Ritverslag van de koninginnenrit (1952) in de Volkskrant 133 Bijlage 8: Ritverslag van de koninginnenrit (1952) in De Telegraaf 139 Bijlage 9: de Volkskrant, 28 juni 1969, pagina 33 142 Bijlage 10: de Volkskrant, 5 juli 1969, pagina 27 143 Bijlage 11: de Volkskrant, 8 juli 1969, pagina 11 144 Bijlage 12: de Volkskrant, 21 juli 1969, pagina 7 145 Bijlage 13: De Telegraaf, 28 juni 1969, pagina 35 146 Bijlage 14: De Telegraaf, 11 juli 1969, pagina 21 147 Bijlage 15: De Telegraaf, 10 juli 1969, pagina 15 148 Bijlage 16: De Telegraaf, 21 juli 1969, pagina 11 149 Bijlage 17: Verslag van de elfde etappe (1969) in de Volkskrant 150 Bijlage 18: Verslag van de elfde etappe (1969) in De Telegraaf 153 Bijlage 19: de Volkskrant, 6 juli 1999, pagina 15 155 Bijlage 20: de Volkskrant, 21 juli 1999, pagina 14 156 Bijlage 21: de Volkskrant, 26 juli 1999, voorpagina 157 Bijlage 22: De Telegraaf, 1 juli 1999, pagina 21 158 Bijlage 23: De Telegraaf, 22 juli 1999, pagina 17 159 Bijlage 24: De Telegraaf, 14 juli 1999, pagina 1 en 17 160 Bijlage 25: Verslag van de proloog (1999) in de Volkskrant 161

Bijlage 26: Verslag van de proloog in De Telegraaf 163

(6)

Inleiding

De renners, dwangarbeiders meneer, werden omgeven met een geur van

heldhaftigheid. Klauwend op hun frêle karretje, schreven zij een epos, Homerus waardig. De fietsende monnik (Bartali), mooie Hugo (Koblet) en de blonde boerenzoon uit Dax

(Darrigade) schiepen een Odyssee, waarin zij zwervend en avonturen belevend zelf de hoofdrol vertolkten. Mijn hemel, wij vergeten de legendarische helden niet Wij hoeven niets van sport te weten, zelfs niet van de wielersport om toch de gepolijste figuren van de Tour te kennen. De adelaar van Toledo? De huisvrouw legt het strijkje neer: Federico Bahamontes, vertel mij wat? De engel de bergen? De pater glimlacht over zijn brevier: Charly Gaul, meneer. Wij kennen ze, de eenvoudige wielrenner, alsof ze gelijk herhaalde advertenties aan ons zijn opgedrongen C en A mag voordeliger zijn, we kunnen wijzer worden van hoefijzer, de geschiedenis zal nóg langer het aureool van renners vasthouden.

1

Aldus filosofeerde Volkskrant-columnist Pierre Huyskens, na afloop van de Ronde van Frankrijk van 1962, over de legenden van de Tour. De grootste renners uit de Ronde zouden nog lange tijd in ons collectief geheugen bewaard blijven. Om dit te illustreren noemt hij naast toen nog actieve renners twee toppers van vroeger (Bartali en Koblet

2

), die al in de jaren vijftig gestopt waren maar die samen met hun bijnamen nog steeds algemeen bekend waren.

Als er één renner uit de jaren veertig en vijftig is die - zoals Huyskens omschrijft - een legende is geworden, dan is het de Fausto Coppi wel. Coppi kon ver boven zijn concurrenten uit torenen. Toen hij in 1949 zijn eerste Tour won zette hij een achterstand in het klassement van meer dan een half uur om in ruim tien minuten voorsprong.

3

Drie jaar later was hij zo superieur dat hij de tegenstand op bijna een half uur reed. Coppi won ook vijf keer de Ronde van Italië en zegevierde in talloze eendagsklassiekers. De Italiaan was dan ook de meest bewonderde coureur van zijn generatie en geldt als een van de beste wielrenners ooit.

In de tweede helft van de jaren zestig stond er een nieuwe heerser op die meer dan wie dan ook sinds Coppi het wielrennen domineerde. Merckx won als prof maar liefst 462

wedstrijden.

4

Het hele jaar door reed Merckx om te winnen en dat leverde hem de bijnaam de

1

Pierre Huyskens, De helden van Goddet , in: Ronald ten Brink et al. eds., Het gouden habijt. De Volkskrant 50 jaar in de Tour (Amsterdam: de Volkskrant, 1997) 47-48, aldaar 48.

2

De Italiaan Gino Bartali won in 38 en 48 de Tour, de Zwitser Hugo Koblet in 1951.

3

Martin Ros en Wout Koster, Heersers van de Tour. De naoorlogse Tourwinnaars (Amsterdam en Antwerpen:

De Arbeiderspers, 1997) 35.

4

Joris Jacobs, Van stakkers tot afgoden. De wielersport sinds 1950 (Leuven: Davidsfonds/Leuven, 2006) 80.

(7)

kannibaal op. Hij won onder andere drie keer het wereldkampioenschap, 32 klassiekers, vijf keer de Ronde van Italië en vijf keer de Tour de France (1969 t/m 1972 en 1974).

5

Merckx wordt algemeen beschouwd als de beste wielrenner aller tijden, maar volgens anderen is Coppi zijn gelijke, zo niet een nog betere renner. Los van dergelijke discussies kunnen we in ieder geval stellen dat Coppi de grootste legende van de twee is. Hoe komt dit, wat is er veranderd in de manier waarop mensen een beeld krijgen van de wedstrijd?

Socioloog Benjo Maso meent dat legendevorming plaatsvond toen mensen vooral via pers en radio de Tour volgden, en dat de opkomst van de televisie de coureurs grotendeels hun mythische dimensies ontnam.

6

Naarmate er, met name in de tweede helft van de jaren zestig, steeds meer live uitgezonden werd, bleken koersen minder mooi dan journalisten ze

voorstelden. Toen in de eerste helft van de Tour de France van 1968 de massasprints elkaar opvolgden, begonnen journalisten in hun artikelen steeds meer te klagen over de saaiheid van de koers. Toen wedstrijdorganisator Félix Lévitan in een radio-interview stelde dat de ze niet goed meer zien gingen de verslaggevers de volgende dag in staking.

7

Helemaal ongelijk had Lévitan niet, want eerder waren er verslaggevers die zelfs van een matte koers iets moois maakten. De Belgische journalist Jan Cornand haalt in zijn boek Van onze reporter ter plaatse herinneringen op een verslag van de vlakke herfstklassieker Parijs-Tours, die meestal op een sprint uitliep: Je kan als verslaggever toch geen halve bladzijde vullen met de vermeldingen dat er niks vermeldenswaardig gebeurde. Je moet als journalist de lezer toch een verhaal brengen. Onze confrater had het zijne gezocht naast de koersweg. Hij sleurde er de stervende bladeren bij en de mistige waas die over de Loire-vlakte hing, maar meest verwijlde hij bij de ontelbare jagers die er in oktober op uittrekken om ergens twee oren te ontdekken.

8

Maso wijst op een merkwaardige paradox: Elke keer dat Coppi een verpletterende zege wist te behalen, voegde dat weer wat aan zijn legende toe, terwijl de mate waarin Merckx zijn tegenstanders overheerste op den duur zelfs tegen hem begon te werken.

9

Coppi s lange soloritten waarin hij zijn tegenstanders op grote achterstand reed, brachten journalisten tot hun meest epische verslagen. Zo doorspekte de Italiaanse journalist Diono

5

Ros en Koster, Heersers van de Tour. De naoorlogse Tourwinnaars, 80.

6

Benjo Maso, Het zweet der goden. Legende van de wielersport (Amsterdam: AmstelSport, 2008 eerste druk 1990) 133.

7

Gérard Ejnès et al. eds., 100 Jaar Tour de France (Tielt: Lannoo, 2003 eerste druk 2002) 228.

8

Jan Cornand, Van onze reporter ter plaatse (Gent: Het Volk, 1978) 35.

9

Maso, Het zweet der goden. Legende van de wielersport, 138.

(8)

Buzzati zijn verslag van een Alpenrit in de Giro van 1949, waarin Coppi een urenlange solovlucht ondernam, met citaten van Homerus.

10

De overmacht van Merckx werd echter vaak als saai ondergaan. In 1972 zei een tv- reporter tegen hem, nadat hij Luik-Bastenaken-Luik met een solo vijftig kilometer gewonnen had: Drie kwartier heeft men alleen maar jou op het scherm gezien. Dat is mooi, maar op den duur wordt het vervelend. Daar komt bij dat verslaggevers in de jaren veertig zelfs na een pijnlijke nederlaag Coppi s grootste concurrent, Gino Bartali, nog tot een homerische held konden uitroepen, terwijl mensen twintig jaar later op tv zagen dat Merckx concurrenten niets voorstelden tegenover de kannibaal. Merckx kreeg dan ook de meest enthousiaste reacties op overwinningen waarin hij zijn tegenstanders maar heel nipt wist te verslaan.

11

Kennelijk hebben mensen - mede onder invloed van de televisie, maar ook door veranderende verslaggeving in de kranten een andere perceptie van de wielervedetten gekregen. Ik wil in deze scriptie onderzoeken hoe de constructie van wielersterren in kranten (om precies te zijn de Telegraaf en de Volkskrant) vanaf de tijd van Fausto Coppi plaatsvindt.

Wat voor beeld krijgen we van de wielervedetten? In het volgende hoofdstuk zal ik uitleggen waarom dat alleen kan in de context van de algehele wijze van verslaggeving.

Voor mijn onderzoek kies ik voor de Tours van 1952 (Coppi), 1969 (Merckx) en 1999 (Armstrong). Ik heb voor deze rondes gekozen als vergelijkbare cases omdat ze alle drie op hun manier indrukwekkende overwinningen opleverden van drie grootheden uit de

wielergeschiedenis. Coppi en Merckx hadden in deze jaren het meest overtuigende overwicht over de rest van het pak. De Tour van 1999 was de eerste zege (het zouden er zeven worden) van de Lance Armstrong. De Amerikaan maakte een comeback nadat hij kanker overwonnen had en sprak daarom veel mensen aan. Ook in eigen land, waar ze verder weinig met

wielrennen hebben.

Een andere reden waarom ik voor deze drie Tours heb gekozen, is dat ze in drie heel verschillende perioden plaatsvonden. 1952 was zoals gezegd in het pre-televisietijdperk. In deze tijd vonden sportjournalisten het vaak hun taak om propaganda voor de sport te maken en de stijl van deze periode wordt wel het lyrisch proza (denk hierbij bijvoorbeeld aan het verslag van Coppi s Girozege en het verhaal over Parijs-Tours) genoemd. De feitelijke

10

Ibidem, 136.

11

Ibidem, 137.

(9)

beschrijving van wedstrijden werd vermengd met meer analytische en beschouwende passages.

12

In 1969 is live-uitzending op tv van de Tour de France in opkomst. Een jaar eerder werd de Tour voor het eerst op de Nederlandse televisie uitgezonden. Ook was de radio- verslaggeving veel uitgebreider geworden. Om een toegevoegde waarde te behouden moest de schrijvende pers op zoek naar nieuwe manieren om over sport te berichten.

Sportjournalisten gingen het gezichtspunt van de sporter meer centraal stellen en het interview (vaak vlak na wedstrijden) werd belangrijker.

13

Bovendien werd de pers kritischer. Denk aan de eerder genoemde journalistenstaking in 1968. Ook kwamen in deze tijd de eerste

dopingonthullingen.

In 1989 was volgens socioloog Ruud Stokvis de tijd van toenadering tussen sporters en journalisten voorbij en begon de periode van de starkissers . Sporters en coaches hadden een aanzien gekregen waardoor zij boven journalisten stonden. Het kleedkamerinterview met zijn quotes uit de jaren zestig en zeventig is niet meer mogelijk schrijft Stokvis met

betrekking tot de voetbalverslaggeving.

14

Maar ook in de wielersport veranderde er in dit opzicht veel. Bernard Tapie, de wielersponsor die in de jaren tachtig het grote geld in de sport bracht, gebood zijn renners in principe alleen interviews aan tv-zenders en glossy bladen te geven.

15

In Armstrongs tijden werden sommige ritten, met name in het hooggebergte, de hele dag uitgezonden. Moeten kranten nog meer uit de kast halen om een meerwaarde te

behouden?

In mijn onderzoek wil ik de berichtgeving in de Volkskrant en De Telegraaf

onderzoeken. Dit omdat het twee zeer verschillende kranten betreft. De Telegraaf (opgericht in 1893) was ook in de jaren vijftig al een algemene, populaire krant; de Volkskrant (in 1919 voortgekomen uit de katholieke arbeidersbeweging) was toen nog een katholiek dagblad, deel uitmakend van de katholieke zuil. In wezen schreef De Telegraaf voor de markt en de

Volkskrant voor de katholiek. Laatstgenoemde krant ontwikkelde zich in de tweede helft van de jaren zestig tot een progressieve, naar de PvdA neigende krant. Overigens plaatst

hoogleraar journalistiek en cultuur Frank van Vree de beide kranten in een ontwikkeling na de Tweede Wereldoorlog, toen kranten zich meer op de lezer gingen richten en helderder in stijl

12

Ruud Stokvis, Sport, publiek en media (Amsterdam: Aksant, 2003) 175.

13

Ibidem, 179.

14

Ibidem, 182.

15

Maso, Het zweet der goden. Legende van de wielersport, 175.

(10)

en opmaak werden. De Volkskrant werd dan ook soms de roomse Telegraaf genoemd.

16

Daarom is het interessant om naar de overeenkomsten en verschillen te kijken; en groeiden beide kranten door de jaren heen meer naar elkaar toe qua wielerverslaggeving?

Alvorens ik aan mijn onderzoek begin wil ik in het eerste hoofdstuk wat theorie behandelen over sportverslaggeving en de constructie van sportsterren. Dat biedt een kader om vervolgens nader uit de doeken te doen hoe ik het onderzoek verder wil aanpakken.

In het tweede hoofdstuk zal, om het onderzoek meer in een context te plaatsen, de geschiedenis van de Tour de France en vooral die van de wielerverslaggeving behandeld worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van andere studies en van de memoires van verschillende sportjournalisten. Vervolgens zijn de hoofdstukken drie tot en met vijf achtereenvolgens aan de Tour van 1952, 1969 en 1999 gewijd, uiteraard gevolgd door de conclusie.

16

Frank van Vree, Beroep: journalist. Beeldvorming en professionalisering , in: Jo Bardoel et al. eds.,

Journalistieke cultuur in Nederland (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002) 155-165, aldaar 161.

(11)

Hoofdstuk 1: Sportverslaggeving en sportsterren

1.1. Inleiding

In dit hoofdstuk zal ik theorie behandelen over (veranderingen in) de

sportverslaggeving en de constructie van sportsterren. Hierbij zal, naast andere media, vooral de Franse sportkrant L Auto - de vooroorlogse voorloper van wat nu L Équipe is - gebruikt worden als praktisch voorbeeld bij de theorie. Dit blad, dat de Tour de France startte om lezers te trekken, biedt interessante inzichten in hoe een krant een wedstrijd kan verslaan en sterren kan creëren.

1.2. Veranderingen in de sportverslaggeving

Naar veranderingen in de wijze van sportverslaggeving valt empirisch, beschrijvend onderzoek te doen. Het wordt theoretischer wanneer men tracht ook een verklaring te geven voor die veranderingen, wat ik hier zal trachten te doen.

Wanneer we het hebben over veranderingen in de wijze van verslaggeving, is het aardig eens met een voorbeeld te beginnen. Bij het lezen van sommige wielerverslagen van kort na de oorlog ondergaat de lezer welhaast een historische sensatie. Zo biedt dit

Volkskrant-citaat uit 1952 een venster op een ver verleden:

Met haast bovenmenselijke inspanning was de afgunstige Robic erin geslaagd zijn zucht naar revanche en succes te bedwingen. Tót op Frans grondgebied. Dáár vloog hij letterlijk over de laatste en veruit steilste kilometers naar de top van 1300 meter hoge Col du Tende. Toen hij boven in de donkere gaping van een twee kilometer lange tunnel verdween, zaten slechts vier renners in zijn spoor: meester Coppi, Ockers (de brilliantste Ronde van Frankrijk uit zijn carrière), de streekrenner Rotta, die bij deze inspanning kraakte en Jan Nolten. Een Nolten die zijn degen scherpte voor het lijf-aan-lijf gevecht met Dotto, dat moest komen.

Een klein tenger mannetje, deze Dotto, maar een hart van vuur. Na 184 kilometer, bij de afdaling van de Tende, stortte dreumes Dotto zich naar voren. De sprong van een eerzuchtig bezetene, die de indruk wekte van een uitdaging: Ik werp u de handschoen toe. Wie durft hem op te rapen?

17

Wat maakt dit literair geweld los bij de hedendaagse lezer? Hij kan zijn lach niet onderdrukken en misschien hoort hij er in zijn hoofd een Polygoonstem-imitatie van Jiskefet

17

Willem van Wijnendale en Jan de Vries, Nolten won bergrit in stijl van Coppi in: Ronald ten Brink et al.

eds., Het gouden habijt. De Volkskrant 50 jaar in de Tour (Amsterdam: de Volkskrant, 1997) 16-18, aldaar 17.

(12)

of Koefnoen bij. Toch stond het betreffende artikel destijds niet in de GeinAgenda 52- 53, maar op de sportpagina van de Volkskrant. Het kan niet anders, of onze smaak heeft de laatste halve eeuw de nodige verandering doorgemaakt. Wat wij nu als bombastisch, dramatisch en over the top ondergaan, was toen doodgewoon.

Dit doet denken aan een zogeheten infomercial van de Amerikaanse

presidentskandidaat Barack Obama op 29 oktober 2008. De halfuurdurende campagnespot opent met een wuivend graanveld en onder begeleiding van dromerige gitaarmuziek vertellen gewone Amerikanen hun emotionele levensverhalen. Later in de spot vertelt Obama over het overlijden van zijn moeder en zegt zijn vrouw wat een geweldige vader hij is. Hierbij zien we foto s die een gelukkig gezinsleven suggereren. De muziek, die het meest aan filmmuziek doet denken, wordt in dramatiek opgevoerd bij een toespraak van Obama, die wordt

opgesmukt met foto s waarop we Obama allerhande gewone mensen de hand zien schudden, zoniet omhelsen.

De zogeheten infomercial doet voor Nederlandse begrippen nogal over the top, melodramatisch, zoniet narcistisch aan. Bij Pauw en Witteman legt historica en publiciste Sanderijn Cels de volgende avond echter uit dat Amerikanen er niet zo n moeite mee hebben als er echt op drama wordt gespeeld.

18

Amerika is nu eenmaal een heel ander land met een heel andere cultuur dan Nederland, dus wat wij als zwaar overdreven ervaren vinden ze daar heel gewoon. Wat wil ik hier nu in deze context mee zeggen? Een wielerverslag uit het Nederlands van 1952 is ook een cultuuruiting uit een totaal ander land. Een schrijfstijl waar wij nu om moeten lachen, was toen heel gewoon.

Sportmediasysteem

Socioloog Ruud Stokvis buigt zich in zijn boek Sport, publiek en media (2003) over een andere verklaring voor veranderingen in de sportverslaggeving, namelijk de invloed die verschillende media op elkaar uitoefenen. In dit kader spreekt hij van het sportmediasysteem:

Om de invloed van de media op elkaar te onderzoeken, ga ik ervan uit dat ze een systeem vormen, het mediasysteem. Voor zover die media aandacht aan sport besteden kan gesproken worden van een sportmediasysteem.

19

Het uitgangspunt van Stokvis is dat de media dingen om de aandacht van een beperkt publiek en om reclamebestedingen van adverteerders. Hierdoor hebben vernieuwingen binnen

18

Pauw en Witteman, Nederland 3, 30 oktober 2008: http://player.omroep.nl/?aflID=8173259, 6-1-2009.

19

Stokvis, Sport, publiek en media, 145.

(13)

een bepaald medium die dat medium aantrekkelijker maken voor het publiek volgens Stokvis direct consequenties voor de positie van de overige media.

20

De beginjaren van L Auto bieden een aardig voorbeeld van de invloed van concurrentie. Het blad was in 1900 opgericht om de concurrentie aan te gaan met de

dominante sportkrant Le Vélo. Begin 1903 stak L Auto s omzet met 20.000 exemplaren nog schraal af bij de 80.000 van de concurrent. De door L Auto georganiseerde Tour de France zou Le Vélo echter de nek omdraaien. Met de Tour de France werd namelijk niet alleen de formule van de etappekoers geïntroduceerd, maar ook nieuw soort wielerjournalistiek.

Tot het begin van de twintigste eeuw gaven sportjournalisten in hun artikelen vooral zo nauwkeurig mogelijk het wedstrijdverloop weer. Hierdoor hing de mate waarin een verslag wist te boeien af van de koers in kwestie. Organiserende bladen trachtten daarom steeds spectaculairdere parkoersen uit te zetten. De journalisten van L Auto ontdekten echter dat het de lezer niet gaat om het wedstrijdverloop, maar om de manier waarop de krant erover schrijft.

21

L Auto was de eerste krant die in een soort lyrisch proza de wedstrijden een stuk dramatischer ging beschrijven dan ze werkelijk geweest kunnen zijn. Zo benadrukte de krant voortdurend de onvermoeibaarheid, moed en wilskracht van de renners, die hen in staat stelden de gruwelen van de Tour te overleven.

22

Dit brengt ons al meteen op de constructie van de sportster, dus later meer hierover.

Tijdens de Tour steeg de oplage van L Auto naar 65.000 exemplaren en een jaar later ging het eens zo grote Le Vélo over de kop.

23

Zo kon L Auto dankzij zijn sappige stijl

uitgroeien tot het dominante Franse sportblad, en haar stijl maakte school onder andere kranten.

Als reactie op het succes van L Auto breidden andere kranten de hoeveelheid sport in hun kolommen sterk uit. Vooral Paris-Soir gebruikte sport en met name de Tour de France om lezers te trekken. Midden jaren dertig had de avondkrant evenveel verslaggevers in de Tour als L Auto. Bovendien maakte Paris-Soir veel gebruik van fotografie. Het resultaat van dit sportbeleid mocht er zijn; tussen 1930 en 1936 steeg de oplage van 60.000 naar twee en een half miljoen exemplaren. Andere dagbladen volgden het voorbeeld van Paris-Soir en in 1939 waren er al honderd auto s nodig om alle journalisten in de Tour te kunnen vervoeren.

24

20

Ibidem, 144.

21

Maso, Het zweetder Goden. Legende van de wielersport, 32.

22

Christopher S. Thompson, The Tour de France. A cultural history (Berkely, Los Angeles en Londen:

University of California Press, 2006) 99.

23

Ibidem, 20.

24

Ibidem, 42.

(14)

Volgens Stokvis wordt de invloed die media op elkaar uitoefenen zichtbaar bij de introductie van nieuwe media of veranderingen in bestaande media. Hieraan moeten de bestaande media zich namelijk aanpassen. Dit gaat verder dan alleen een nieuwe krant of een bestaande krant die wat vlotter gaat schrijven. Veel belangrijker is nog de introductie van nieuwe massacommunicatiesystemen. Steeds als zo n nieuw systeem in het bereik van grote groepen mensen komt, verandert de functie van de oudere systemen.

25

Zo heeft eerst de komst van de radio en later nog veel sterker de komst van de televisie kranten gedwongen om de sportverslaggeving heel anders aan te pakken. Zo was de

schrijvende pers lange tijd de nieuwsbron waarin men voor het eerst kennis nam van het sportnieuws. Met de komst van de radio was dit echter niet meer het geval. 1928 noemt Stokvis als een belangrijk jaar, omdat toen voor het eerst een voetbalwedstrijd op de radio werd uitgezonden. In 1952 was de eerste voetbalwedstrijd op televisie.

26

Met name de opkomst van tv is belangrijk, omdat dit verreweg het meest dominante medium zou worden.

Andere media hebben zich meer aan de televisie moeten aanpassen dan vice versa.

27

Wilden de kranten een toegevoegde waarde behouden, dan waren ze gedwongen om zich aan te passen aan de nieuwe media. Ik zal in het volgende hoofdstuk, over de geschiedenis van de wielerverslaggeving, dan ook aandacht besteedden aan de opkomst van radio en televisie.

1.3. Sportsterren

Stokvis wijst erop dat een van de redenen dat mensen in een sport geïnteresseerd raken, is dat zich in die sport beroemde, tot de verbeelding sprekende, sterren voordoen .

28

Ook hoogleraar media cultures Garry Whannel meent dat sportsterren al vanaf het begin een rol speelden in het aantrekken van publiek, en dat veel sportverslaggeving focuste op

charismatische atleten.

29

Volgens literatuurwetenschappers Roland Barthes vormen de namen van de grote renners in de Tour te midden van het toeval van dit sportevenement een aantal vaste punten die tot taak hebben het warrige episodische tijdsverloop te binden aan de

blijvende essenties van enkele grote figuren.

30

Sterren lijken dus zeer belangrijk te zijn in de verslaggeving. De Britse media-onderzoeker Raymond Boyle wijst er dan ook op dat de kranten al vanaf de jaren 1860 sportsterren creëerden.

31

25

Stokvis, Sport, publiek en media, 144.

26

Ibidem, 150.

27

Ibidem, 146.

28

Ibidem, 65.

29

Garry Whannel, Media sport stars. Masculinities and moralities (Londen: Routledge, 2002) 31.

30

Roland Barthes, Mythologieën (Amsterdam: De Arbeiderspers, 1975 eerste druk 1957) 142.

31

Raymond Boyle, Sports journalism. Context and issues (Londen: Sage Publications, 2006) 32.

(15)

L Auto was zich ook bewust dat mensen graag over sportsterren lazen en begon deze al snel zelf te creëren. Omdat in de eerste Tour weinig grote namen aan de start kwamen, schiep de sportkrant zelf nieuwe helden in haar kolommen. Tamelijk onbekende renners kregen bijnamen als de Prins van de Mijnen en de kampioen van de schrijnwerkers . Misschien wel het meest sprekende voorbeeld van star building in de eerste Tour is Jean Dargassies, de stoere smid uit Grisolles . Hij had nog nooit een koers gereden, maar bereidde zich voor op de Ronde door van de Languedoc naar Parijs te fietsen. L Auto berichtte

dagelijks over de heldendaden van Dargassies .

32

Whannel wijst op het verschil tussen de held en de ster. De heldendaad bestaat volgens hem op zichzelf, los van de media of verbeelding van de mensen. Sterrendom daarentegen hangt af van hoe mensen kennis nemen van daden, de representatie van ervan, hoe over de daden verteld wordt.

33

Zelf denk ik dat het moeilijk is om in het geval van sport over heldendaden op zich te spreken. Wanneer iemand zijn leven waagt om anderen uit een brandend huis te redden, zou je misschien van een feitelijke heldendaad kunnen spreken, ook als slechts weinigen er kennis van nemen. Bij sportprestaties lijkt het me echter moeilijk om van heldendaden op zichzelf te spreken, gezien het feit dat het altijd om obscure doelen als glorie, eer, roem en - in het geval van profsport zoals de Tour de France geld gaat. Maar laten we, om spraakverwarringen tegen te gaan, afspreken dat de media sterren creëren in hun verslaggeving. Eventueel kunnen ze een held van iemand maken door hem heldenmoed of capaciteiten die de gewone sterveling ontstijgen toe te dichten.

Bij het sterrendom gaat het niet om de sportprestaties op zich, maar om hoe die gerepresenteerd worden. Whannel wijst erop dat de media gebeurtenissen, en dus ook sportgebeurtenissen, omzetten in verhalen. Deze verhalen geven betekenis aan

gebeurtenissen, maken ze begrijpelijk. De sporters zijn de karakters die het verhaal dragen, en met deze verhalen worden sterren gecreëerd.

34

De grote rol van de sterren in het verhaal van de journalist werd in de aanloop naar de Tour van 1903 al aardig verwoord door Géo Lefèvre, verslaggever in dienst van L Auto: De reuzen van de weg bieden ons zes opeenvolgende tragedies, elk met zijn eigen ups en downs, zijn eigen ontknoping.

We hebben eerder al gezien hoe uit onbekende renners sterren werden gecreëerd, en dat de coureurs grote moed en wilskracht werd toegeschreven, waarmee ze de ontberingen van de Tour konden weerstaan. Dit brengt ons erop dat bij de constructie van de sterren niet

32

Maso, het zwee der goden. Legende van de wielersport, 33.

33

Whannel, Media sport stars. Masculinities and moralities, 47.

34

Ibidem, 54.

(16)

alleen belangrijk is hoe er over de renners wordt geschreven, maar ook hoe het parkoers gekarakteriseerd wordt. Of zoals Barthes het formuleert: Ook de geografische kant van de Tour staat geheel in het teken van de epische sfeer van de strijd. De elementen en het terrein zijn gepersonifieerd want met deze meet zich de mens Hellingen zijn gemeen De etappe is ruig, kleverig, verschroeiend, netelig enzovoort.

35

Het belang van de beschrijving van het parkoers komt naar voren in hoe Henri Desgrange, hoofdredacteur van L Auto, na afloop van de laatste etappe over de beste renners van de eerste Tour schreef: Steile bergen, koude en donkere nachten, hevige en snerpende winden, voortdurende en onrechtvaardige tegenslagen, onbegaanbare paden, hellingen waar geen einde aan komt, wegen die doorgaan en doorgaan niets heeft de onbuigzaamheid en wilskracht van deze mannen kunnen breken.

36

In het decor van een gedramatiseerd parkoers en in een gedramatiseerd

wedstrijdverloop worden de sterren geschapen. Volgens Barthes worden de renners tot een bepaalde essentie teruggebracht. Zo staat Coppi volgens hem voor De volmaakte held. Op zijn fiets kan hij alles. Als spook schrikaanjagend.

37

Met het woord spook doelt Barthes op het feit dat Coppi er niet bij was in 1955, en die Tour gebruikt hij als voorbeeld.

Henri Desgrange wilde een heroïsche Tour waarin de renners in hun eentje de elementen overwonnen. De praktijk was echter dat ploegmaats hun kopman hielpen en dit paste slecht in het heroïsche verhaal dat Desgrange wilde vertellen. Vanaf 1930 werd de Tour echter met nationale ploegen verreden. Het knechtenwerk voor de kopman, dat eerder vaak gezien werd als koersvervalsing door huurlingen in dienst van commerciële onderneming, kon nu gepresenteerd worden als patriottisme, opofferingsgezindheid en kameraadschap.

38

Dat naast vaderlandslievendheid wellicht ook de overeenkomst om het prijzengeld dat in de vroege jaren dertig flink omhoog ging - te verdelen mede aan de basis van de Franse teamspirit lag, werd in dit verhaal maar buiten beschouwing gelaten.

39

We zien hier dat wat in wezen het zelfde fenomeen is, op verschillende wijzen gerepresenteerd kan worden. Het knechtenwerk wordt ingekaderd in een heel ander verhaal, waardoor het ineens heroïsch wordt. Het gaat dus om wat voor interpretatie, wat voor betekenis journalisten met hun verhalen aan de Tour gaven. Nog een voorbeeld: in het interbellum werden renners vaak de reuzen van de weg genoemd, maar ook wel de

35

Barthes, Mythologieën, 144.

36

Thompson, The Tour de France. A cultural history, 33.

37

Barthes, Mythologieën, 153.

38

Maso, Het zweet der goden. Legende van de wielersport, 80.

39

Ibidem, 88.

(17)

dwangarbeiders van de weg . In plaats van de oersterke mannen die op zoek naar glorie de grootste hindernissen overwonnen, werd er gesproken van mannen die de grootste kwellingen moesten doorstaan om hun geld te verdienen. Voor beide lezingen viel iets te zeggen, het hing er maar vanaf welke aspecten je benadrukte.

Als er iemand in ene verhaal over kameraadschap en patriottisme een ster werd, was het de Fransman René Vietto wel. De twintigjarige debutant reed in 1934 een geweldige Tour (5

e

, met winst in vier bergritten), maar moest een keer een wiel en later zijn fiets aan zijn kopman (Antonin Magne, die de Tour dat jaar won) afstaan. Hij werd voor de Fransen de grootste held van deze Tour en werd als morele winnaar gezien. Dat zijn opofferingen hem slechts negen minuten kostten en dat hij in het eindklassement bijna een uur achterstand had, werd voor het gemak vergeten.

40

Vietto verdiende dat jaar van alle renners dan ook verreweg het meeste aan startgelden voor criteriums en baanwedstrijden.

41

Al eerder was gebleken dat bij startgelden niet de prestaties van de renner de doorslag gaven, maar de manier hoe de media hierover schrijven. Sterren worden dus gemaakt in de media.

Iets anders dat journalisten tot grootse verhalen inspireerde was rivaliteit, het duel tussen renners. Het meest klassieke voorbeeld is Fausto Coppi versus Gino Bartali, twee grote kampioenen die beide twee keer de Ronde van Frankrijk wonnen en in 1949 respectievelijk eerste en tweede in de Tour eindigden. In de pers werd hun tweestrijd tot enorme proporties opgeblazen. Er zou een meedogenloze rivaliteit tussen de twee bestaan. In werkelijkheid konden Coppi en Bartali het prima met elkaar vinden. Daarnaast werden beide renners als belichaming voor de tegenstellingen in het Italië van die tijd gezien. Bartali stond als vrome katholiek voor het traditionele Italië. Coppi belichaamde de moderniteit, de ratio en het socialisme. In werkelijkheid verklaarde Coppi dat hij goed katholiek was en riep hij de mensen in 1948 op om patriottisch (codetaal voor christen-democratisch) te stemmen.

42

Wel was Bartali inderdaad zeer vroom katholiek en Coppi kwam aan zijn imago door zijn moderne benadering van zijn sport, en niet in de laatste plaats door een buitenechtelijke relatie.

Volgens Maso was het duel tussen de Fransen Jacques Anquetil en Raymond Poulidor in de Tour van 1964 (Anquetil won met 55 seconden voorsprong) de laatste klassieke

tweestrijd in de Tour. Anquetil was de berekenende, koele, afstandelijke rijder. Poulidor was zijn tegenpool: genereus, moedig, strijdlustig, maar ook wat naïef. In deze tijd was de

40

Ibidem, 86.

41

Criteriums worden ook wel kermiskoersen genoemd. Organisatoren betalen renners startgeld in de hoop publiek aan te trekken. Bij baanwedstrijden ging het toentertijd net zo. Het startgeld geeft dus een aardige indicatie van de sterrenstatus van de renners.

42

Maso, Het zweet der goden. Legende van de wielersport, 102-103.

(18)

televisie net in opkomst en het hoogtepunt van het duel (schouder aan schouder op de Puy de Dôme, een loodzware klim) was op tv te zien. Volgens Maso dankte dit moment zijn

dramatiek echter vooral aan de perscampagnes die er aan vooraf gegaan waren. Anquetil en Poulidor zijn volgens hem dan ook de laatste echte helden uit de Tourgeschiedenis, omdat hun rivaliteit zich nog net afspeelde in een tijd waarin het geschreven en gesproken woord

belangrijker waren dan beelden. Latere spannende duels zouden niet meer uitgroeien tot meer dan een louter sportieve tweestrijd.

43

Stokvis meent dat de komst van televisie de geschreven pers dwong tot een andere beschouwing van sportsterren. Er vond een verschuiving in de berichtgeving plaats naar achtergronden en de persoonlijke visies van sporters, die aan het woord kwamen in quotes.

Door deze ontwikkeling raakten mensen meer bekend met de persoonlijkheid van de

sporters.

44

De sporter komt zo als het ware dichterbij, wordt meer mens. Door de opkomst van de tv werd de persoonlijkheid van de sporter ook veel belangrijker. In Italië werd Vittorio Adorni heel populair, niet primair door zijn successen, maar door zijn vlotte, humorvolle analyses na de wedstrijd voor de tv-microfoon.

45

In Nederland groeide de ras-Amsterdammer Gerrie Knetemann uit tot een graag gezien tv-persoonlijkheid. In België is Tom Boonen door zijn vlotte praat en popsteruitstraling uitgegroeid tot een ster ver buiten de kringen van wielerliefhebbers; vooral onder vrouwen geniet hij grote populariteit.

1.4. De verdere aanpak van het onderzoek

We hebben gezien dat bij de constructie van sportsterren het uiteraard belangrijk is om te kijken naar hoe er over de individuele renners wordt gekeken, maar ook hoe het parkoers beschreven wordt. In brede zin gaat het erom hoe er over de wedstrijd wordt geschreven (inclusief zwaarte van parkoers, spanning van de koers, etc.). De constructie van sportsterren dient in mijn ogen dan ook beschouwd te worden in het kader van de gehele wijze van wedstrijdverslaggeving.

In mijn onderzoek wil ik dan ook in beeld brengen hoe de Volkskrant en De Telegraaf door de jaren heen berichtten over de Tour. Voor de duidelijkheid: deze loopt van de

vooruitblikkende artikelen in de dagen voor de Tour tot en met de maandag na de finish. Om de gehele wijze van verslaggeving in beeld te brengen, zal ik voor elk jaar aangeven hoeveel

43

Ibidem, 134.

44

Stokvis, Sport, publiek en media, 78-79.

45

Maso, Het zweet der goden. Legende van de wielersport, 117.

(19)

aandacht (in aantal pagina s) aan de Tour besteed wordt en wat er op deze pagina s aan artikelen en afbeeldingen verschijnt.

Vervolgens bespreek ik in de volgende paragraaf de afbeeldingen. In welke mate worden bijvoorbeeld kaartjes en foto s gebruikt, en wat voor foto s? Om het niet bij losse observaties te laten zal ik daarbij ook analyseren wat voor invloed de afbeeldingen hebben op het sterrendom van de renners en de Tourwinnaar in het bijzonder. Ik bespreek eerst de afbeeldingen en dan de artikelen, omdat we hier sneller doorheen zijn en omdat de artikelen mijns inziens van groter belang zijn voor de vraagstelling. Daarna zou een bespreking van de afbeeldingen als mosterd na de maaltijd komen.

De artikelen zal ik in twee paragrafen apart per krant bespreken. Ik breng in beeld wat voor soort artikelen (genres, zoals ritverslagen, interviews, analyses, etc.) en wat voor inhoud deze artikelen hebben. Na deze algemene verkenning van de artikelen, waarbij de eerste contouren van de verslaggevingstijl zichtbaar worden, gaan we meer de diepte in. Dan zal ik namelijk kijken naar het taalgebruik over een aantal voor het sterrendom belangrijke

onderwerpen, namelijk het parkoers en de renners. Daar komen we, als het om sterrendom gaat, op een heel belangrijk onderdeel. Immers, in de woorden van de verslaggever bereiken renners even een status welke die van de gewone sterveling ontstijgt. Last but not least bekijk ik hoe over de winnaar geschreven wordt en wat voor plaats hij inneemt in de

Tourverslaggeving.

Vervolgens bespreek ik per krant in een concluderende paragraaf het sterrendom van de Tourwinnaar, een conclusie die zal worden geïntegreerd met een analyse van de gehele verslaggevingstijl (afbeeldingen incluis).

In het onderzoek moet een beeld ontstaan van hoe de wielerverslaggeving zich in

beide kranten door de jaren heen heeft ontwikkeld en hoe het beeld dat hierin van de grote

vedetten wordt gegeven, veranderd is. Uiteraard zal ik ook stilstaan bij de verschillen tussen

de kranten. Maar voor het onderzoek begint wordt in het volgende hoofdstuk eerst een

geschiedenis van de Tour en de wielerverslaggeving geschetst.

(20)

Hoofdstuk 2: Een korte geschiedenis van de Tour de France en de wielerjournalistiek

2.1. Inleiding

Het lijkt mij niet zinvol om hier een uitgebreide geschiedenis van te Tour de France te geven. Hier is al zo veel over geschreven; van luchtige, populaire boeken tot serieuzere, meer analyserende literatuur. Ik meen echter dat het voor de context van dit onderzoek goed is toch wat over de historie van de koers te vertellen en deze te koppelen aan ontwikkelingen in de, met name Nederlandse, wielerjournalistiek. Teruggrijpend op het vorige hoofdstuk, waarin ik het zogeheten sportmediasysteem behandelde, zal ik hier ook aandacht besteden aan de opkomst van nieuwe media (eerst radio, later televisie) en hoe de schrijvende pers zich hieraan aanpaste. Daarnaast zal ik hier verder ingaan op de geschiedenis van De Telegraaf en de Volkskrant, waarbij het accent zal liggen op de sportverslaggeving in deze kranten.

2.2. Nederlandse pioniers in de Tour de France

Nadat L Auto-hoofdredacteur Henri Desgrange in 1903 voor het eerste de Tour organiseerde, zou het nog meer dan dertig jaar duren voor de eerste Nederlanders aan de start verschenen. Jarenlang was de Tour lang niet zo n internationaal gebeuren als nu. Het was vooral een koers van Fransen, Belgen en, uiteraard in mindere mate, Luxemburgers. Italië was een soort wielerwereld op zichzelf en Italianen verschenen dan ook weinig in de Tour.

Desgrange voerde in 1930 echter de landenformule in. Hij vond dat commerciële ploegen de koers lamlegden. Bovendien zag hij bij gebrek aan Frans succes het enthousiasme in eigen land afnemen, wat zich bijvoorbeeld uitte in de teruglopende verkoop van zijn krant.

De zeer succesvolle Franse ploeg (vanaf 1930 vijfopeenvolgende eindoverwinningen) maakte de Tour weer populair in Frankrijk. Ook gewone kranten gingen veel aandacht aan de Ronde besteden en het bioscoopjournaal en de radio deden hun intrede in de Tour.

De landenformule opende de deur voor meer internationalisering van de Tour. Voor het eerst verschenen op grote schaal renners van buiten de traditionele wielerlanden, zoals Britten, Duitsers en zelfs Oost-Europeanen.

46

En zo namen in 1936 voor het eerst vier Nederlanders deel. Tot 1935 waren wegwedstrijden in ons land officieel verboden; hiervoor maakten gemeenten slechts af en toe een uitzondering. Zo werd het baanwielrennen hier net

46

Thompson, The Tour de France. A cultural history, 37.

(21)

zo populair als bijvoorbeeld in België, maar begon het wegrennen pas in de jaren dertig enigszins van de grond te komen.

47

In de vooroorlogse Tours waren de Nederlanders met vijf etappe-overwinningen (waaronder een Alpenritzege van Theofiel Middelkamp in 1936) en een achtste plaats van Jan Lambrichs in 1939 redelijk succesvol. Na deze editie zou het tot 1947 duren tot er weer een Tour werd georganiseerd. De eerste jaren na de oorlog bleef Nederlands succes uit en haalden de meeste landgenoten de eindstreep niet. Vanaf 1951 kwam hier echter verandering in. De Brabander Wim van Est won een etappe en pakte gelijk het geel. In de daaropvolgende jaren was ploeg van ploegleider Cees Pellenaars zeer succesvol met veel ritoverwinningen en gele truien. Voor het eerst kwam Nederland in de ban van de Tour.

2.3. De Nederlandse sportjournalistiek tot in de jaren vijftig

De eerste naoorlogse jaren was de belangstelling voor de Tour beperkt in ons land.

Radioverslaggever Jan Cottaar herinnert zich over de Tour van 1949: Eens in de drie of vier dagen mochten wij de luisteraars in het vaderland op de hoogte houden en wij waren ons er ten volle van bewust, dat die luisteraars maar weinigen in aantal zijn geweest dat jaar. De Nederlanders waren weg en de Tour leefde niet in Nederland .

48

Maar hier kwam snel verandering in. Toen Van Est in 1951 het geel pakte, baalden de gezamenlijke omroepen ervan juist op die dag geen reportage te hebben. Vanaf 1952 was er een dagelijkse reportage, die echter nog niet live was. Het succes van de Nederlandse ploeg maakte de Ronde zeer populair en een jaar later ging Hilversum rechtstreekse finishreportages uitzenden, plus ook nog een avonduitzending.

49

Ook kranten pasten zich aan de populariteit van de Tour aan; zo kwam Het Vrij Volk in 1953 iedere avond met een extra Toureditie.

50

De Nederlandse sportjournalistiek had kort voor de doorbraak van de Tour in ons land de overgang gemaakt naar een stijl, met meer aandacht voor beschouwing en analyse. Tot in de jaren dertig schreven sportjournalisten vooral feitelijke verslagen, waarin het

wedstrijdverloop zo nauwkeurig mogelijk werd weer gegeven.

51

Dit wil niet zeggen dat er geen ruimte was voor beschouwing en analyse. In de periode 1920/21 bestond de

47

Ron Couwenhoven, De pioniers van de wielersport. Opkomst van de wielersport op de weg in Nederland.

Tour de France van 1936 met deelname van vier Nederlanders (Baarn: Tirion Sport/De Vrieseborch, 2006) 20.

48

Jan Cottaar, 10 X Tour. Ervaringen met en zonder microfoon in de Ronde van Frankrijk (Enschede en Lonneker: Confectiefabriek G.H. Kayser, 1960) 34.

49

Ibidem, 35.

50

Fred van Slogteren, Wielerhelden van oranje. Een uitgave ter gelegenheid van het 75-jarig jubileum van de KNWU (Nieuwegein: Arko Sports Media, 2003) 29.

51

Frank Kuijlaars, Sportjournalistiek in de Nederlandse krant. Een kwantitatieve en kwalitatieve analyse

(Rotterdam: Erasmus Universiteit, 1990) 39.

(22)

sportverslaggeving in de Volkskrant, Het Algemeen Handelsblaad en de Telegraaf voor 68%

uit wedstrijdverloop en voor 18% uit beschouwing en analyse. In 1950-51 was die verhouding bij deze kranten verschoven naar 59% wedstrijdverloop tegen 28% beschouwing en analyse.

52

Het grote verschil zit hem vooral in het feit dat beide onderdelen voor de oorlog veel meer gescheiden waren. Zo kan het dat de legendarische sportjournalist Joris van den Bergh (1882-1953) door zijn collega s herinnerd werd als iemand die geen fatsoenlijk verslag kon schrijven, maar wiens beschouwingen inhoudelijk en stilistisch op hoog niveau stonden.

53

Door de opkomst van de radio waren kranten echter niet meer de primaire nieuwsbron en daarom moest men zich aanpassen om een meerwaarde te behouden. Sportjournalist Jan Cottaar (1915-1984) dateert een andere aanpak van een nieuwe generatie sportjournalisten net voor de oorlog.

54

Zo ontstond een nieuwe stijl van sportverslaggeving, het lyrisch proza , waarin de feitelijke beschrijving van de wedstrijd vermengd werd met analytische en beschouwende passages, met soms een wat literair karakter.

55

De Vlaamse sportjournalist Pol Jacquemijns adviseerde in zijn boek Wilt u sportjournalist worden? (1946) aspirant-collega s om een voorbeeld te nemen aan deze nieuwe aanpak in Nederland: de sportrubriek wordt er naar inhoud, vorm en taal zoo verzorgd, dat ze niet alleen kwalitatief de waarde heeft van andere rubrieken der krant, maar dat ze ook gretig gelezen worden door menschen, die zich alles behalve warm maken voor de sport In de Hollandsche verslagen hebben de stereotypieke verslagen plaats gemaakt voor schetsen, flitsen, stemmingsbeelden, zakelijke en synthetische ontleding.

56

Stokvis noemt deze periode in de sportjournalistiek (die hij van 1940 tot 1965 laat lopen) de tijd van de pedagogen. Sportjournalisten zagen het niet alleen als hun taak om informatie te verschaffen, maar ook om de publieke opinie over sport te beïnvloeden. Een verslag moest positief zijn en de wedstrijd werd spannender voorgesteld dan hij was. Als case gebruik ik het verslag dat Volkskrant-journalist Jan de Vries schreef over een ritoverwinning van Daan de Groot in 1955.

De situatie: De Groot had op 70 kilometer van de meet 13,5 minuut op het peloton.

Dertig kilometer later waren dit 12 minuten. De kenner weet nu: hij consolideert goed, hij heeft de overwinning in principe op zak. De Vries schreef echter: een lichte hapering in zijn gang vermoeidheid in zijn ogen . Volgens De Vries dreigde er een break-down, maar had

52

Stokvis, Sport, publiek en media, 151.

53

Nico Scheepmaker, Het krankzinnige kwartiertje (Bussum: De Gooise Uitgeverij, 1978) 55-57.

54

Kuijlaars, Sportjournalistiek in de Nederlandse krant. Een kwantitatieve en kwalitatieve analyse, 45.

55

Stokvis, Sport, publiek en media, 175.

56

Pol Jacquemijns, Wilt U sportjournalist worden? (Antwerpen et al.: Standaard, 1946) 25-26.

(23)

De Groot de psychische kracht en het atletisch vermogen om zich op te richten uit zijn depressie . Op 30 kilometer van de streep had De Groot 13 minuten en hij voegde hier nog acht aan toe. Vanwaar deze onnodige krachtexplosie? De Vries: De wat neerslachtige vluchter veranderde in een juichende winnaar die haast had om zijn triomf te bekronen .

57

In werkelijkheid hoorde De Groot omroepen dat hij treize minutes had. Hij sprak geen Frans, meende dat hij nog maar drie minuten had en begon als een gek te rijden.

Radioverslaggever en NRC-sportredacteur Jan Cottaar was ook een typisch voorbeeld van de sportpropagandist die positief verslag wilde doen. Als verslaggever zweeg hij dan ook over doping. Volgens oud-wielrenner Gerrit Voorting wilde hij in interviews, zelfs als renners er zelf mee kwamen, niets over doping horen.

58

Niet dat er niets over bekend was. In 1955 viel de Fransman Jean Malléjac, onder invloed van een stimulerend middel, half bewusteloos in het grind van de Mont Ventoux; in het ziekenhuis lag hij een etmaal buiten bewustzijn.

Fausto Coppi zei eens in een interview dat hij alleen amfetamine gebruikte als het nodig was, namelijk bijna altijd.

59

Overigens toonde Cottaar zich in zijn Tourmemoires 10 X Tour bepaald niet naïef over het veelvuldige gebruik in het peloton.

60

Maar het blijft in het boekje, dat hij schreef toen hij al verslaggever af was, beperkt tot een paragraaf van twee bladzijden.

Verder werd in deze periode de dagelijkse arbeid voor wielerjournalisten wat vergemakkelijkt. Lange tijd moesten journalisten nog zelf met een stopwatch op een berg gaan staan om de koerssituatie te registreren. In hun auto s konden ze de koers ook maar beperkt volgen en geruchten over demarrages verspreidden zich langzaam door de

volgerskaravaan.

61

Voor een deel waren journalisten dan ook van gesprekken met renners afhankelijk om het wedstrijdverloop te kunnen reconstrueren.

62

Maar in 1956 voerde de Tourorganisatie Radio Tour in, een interne radiodienst die journalisten en ploegleiders

permanent op de hoogte hield van de koers.

63

Bovendien werd een jaar later een mobiele press room met moderne communicatieapparatuur gecreëerd.

64

Tot die tijd waren journalisten vaak afhankelijk van krakerige telefoonverbindingen in gemeentehuizen, hotels of kroegen.

57

Jan de Vries, De Groot eerste in Albi: ruim 20 minuten voorsprong , in: Huib Ahaus et al. eds., Het gouden habijt. De Volkskrant 50 jaar in de Tour (Amsterdam: de Volkskrant, 1997) 23-24, aldaar 24.

58

Jeroen Wielaert, De vele wegen naar Parijs. Onderweg met de Tour de France (Utrecht en Antwerpen:

Kosmos-Z&K, 2000) 146.

59

Maso, Het zweet der goden. Legende van de wielersport, 193.

60

Cottaar, 10 X Tour. Ervaringen met en zonder microfoon in de Ronde van Frankrijk, 98.

61

Martin W. Duyzings, Onze verslaggever seint. Avonturen van een sportreporter (Baarn: De Boekerij, 1949) 109.

62

Cornand, Van onze reporter ter plaatse, 148.

63

Wielaert, De vele wegen naar Parijs. Onderweg met de Tour de France, 138.

64

Thompson, The Tour de France. A cultural history, 45.

(24)

De nauwe band tussen journalisten en sportbestuurders

Gedurende het interbellum onderhielden sportjournalisten vaak nauwe banden met sportbestuurders. Bij Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam waren vooraanstaande journalisten betrokken als lid van de adviescommissie van het organisatiecomité en als perschef.

65

Ook Joris van den Bergh, de grote lobbyist achter de eerste Nederlandse

Tourdeelname en de bekendste sportjournalist van zijn tijd, was een voorbeeld van een soort journalisten die Stokvis assistent-bestuurders noemt. Hij werd door de wielerbond aangesteld als ploegleider van de eerste Nederlandse Tourploeg.

66

Daarnaast werkte hij nauw samen met de belangrijke sportbestuurder Karel Lotsy, die onder andere als chef de mission bij de Olympische Spelen en voorzitter van de Nederlandse Sport Federatie fungeerde.

67

Na de oorlog was de band tussen wielerjournalisten en de NWU (de wielerbond, tegenwoordig KNWU) nog steeds nauw. In 1952 zaten in de redactie van Wielersport, het officiële bondsorgaan van de NWU, journalisten als Bob Spaak en Jan Liber (Het Vrije Volk), Evert van Mokum en Frans Oudejans (de volkskrant) en Jan Cottaar (De Maasbode, later dat jaar NRC). In redactionele commentaren werd het bondsstandpunt braaf verdedigd.

68

Contacten met wedstrijdorganisaties lipen ook vaak via journalisten. Zo was Martin Duyzings van De Maasbode ploegleider van de Nederlanders in de Ronde van Spanje van 1946.

69

Ondertussen stond de sportverslaggeving niet in al te hoog aanzien. In 1933 schreef H.A. Meerum Terwogt, vanaf 1909 sportredacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, over zijn beginjaren dat de sportredacteur aan een dagblad zooiets was als vroeger de gymnastiekleraar op gymnasium of H.B.S.

70

Nog in 1979 zei hoofdredacteur Herman Sandberg van Het Parool: Wie niets kan wordt journalist wie ook dat niet kan wordt sportjournalist.

71

Pol Jacquemijns verdedigde zich in Wilt u sportjournalist worden? tegen het ook in zijn land heersende intellectuele dedain voor sport: Dit alles veronderstelt een kultureele scholing. Het is niet waar, wat we eens een dagbladbestuurder hoorden verkondigen, dat de eerste de beste schouwvager over sportdingen kan schrijven. Zonder scholing is men gauw uitgepraat, vervalt men gemakkelijk in gemeenplaatsen, blijft men tot vervelens toe beperkt

65

Stokvis, Sport, publiek en media, 175.

66

Couwenhoven, De pioniers van de wielersport. Opkomst van de wielersport op de weg in Nederland. Tour de France van 1936 met deelname van vier Nederlanders, 26.

67

Stokvis, Sport, publiek en media, 175.

68

Van Slogteren, Wielerhelden van oranje. Een uitgave ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de KNWU, 27.

69

Duyzings, Onze verslaggever seint. Avonturen van een sportreporter, 28.

70

Stokvis, Sport, publiek en media, 174.

71

Ibidem, 184.

(25)

tot een onbeholpen terminologie of tot doodversleten beelden, discht men den lezer een proza op, waarover een schoolknaap zich zou schamen.

72

De Telegraaf en de Volkskrant in deze periode

Voor de oorlog was De Telegraaf van alle Nederlandse dagbladen het sterkst beïnvloed door de Angelsaksische journalistiek.

73

Dit uitte zich bijvoorbeeld in veel eigen nieuwsgaring en een meer betrokken vorm van verslaggeving, waarbij reportages en

interviews een grotere rol gingen spelen.

74

Bovendien gebruikte de krant een heldere opmaak, met grote, pakkende koppen, tussenkopjes en foto s, die in de loop van de jaren dertig

doordrongen tot in alle hoeken van de krant.

75

Toen in 1949 een verschijningsverbod (opgelegd omdat De Telegraaf tijdens de bezetting legaal bleef voortbestaan) werd opgeheven, keerde de krant weer terug als een gevarieerde, spraakmakende nieuwskrant. Tussen het harde nieuws was veel ruimte voor licht nieuws, zoals showbizz, en niet in de laatste plaats voor sport.

76

De zeer ervaren

sportverslaggever Aad van Leeuwen had als lid van de hoofdredactie een wekelijkse column op de voorpagina en de vijfkoppige sportredactie mocht dagelijks nog minstens één pagina vullen. Door de goede contacten in de sportwereld wist De Telegraaf snel haar plaats als toonaangevende sportkrant te heroveren. Twee jaar na het herverschijnen wees De Telegraaf in een reclamefolder dan ook op haar vanouds befaamde sportrubriek .

77

De Volkskrant moest het eind jaren veertig met slechts twee sportredacteuren stellen.

Maar niettemin wist de sportredactie haar lang verworven reputatie te bevestigen en te versterken.

78

Al in 1933 promootte de Volkskrant zich als krant met de beste sportrubriek

79

en bij een zogeheten lezerskringonderzoek in 1938 werd te weinig sportverslagen zelden genoemd als reden om geen abonnee te worden of de krant op te zeggen.

80

Het was niet in de laatste plaats de verdienste van de grote stilist Jan de Vries, met zijn bloemrijke verslagen over voetbalwedstrijden, de Tour de France en vooral het biljart, die zorgde dat de goede naam van de Volkskrant op sportgebied verstevigd werd.

81

72

Jacquemijns, Wilt u sportjournalist worden, 21.

73

Mariëtte Wolf, Het geheim van De Telegraaf. Geschiedenis van een krant (Amsterdam: Boom, 2009) 206.

74

Ibidem, 190-193.

75

Ibidem, 185.

76

Ibidem, 348.

77

Ibidem, 349.

78

Joan Hemels, De emancipatie van een dagblad. Geschiedenis van de Volkskrant (Baarn: Ambo, 1981) 318.

79

Ibidem, 203.

80

Ibidem, 161.

81

Frank van Vree, De metamorfose van een dagblad. Een journalistieke geschiedenis van de Volkskrant

(Amsterdam: Meulenhoff, 1996) 28.

(26)

Joop Lücker, die na de bevrijding hoofdredacteur van de Volkskrant werd, liet zich sterk inspireren door de Angelsaksische pers. Hij wilde een spraakmakende krant maken met veel primeurs, een heldere, overzichtelijke opmaak en een vlotte stijl.

82

De Volkskrant werd dan ook wel de roomse Telegraaf genoemd. Overeenkomsten tussen de beide kranten bestonden bijvoorbeeld in de vormgeving en in een grote variatie in onderwerpen. Bovendien was in beide kranten grote aandacht voor sport. De sportverslaggeving in de Volkskrant was echter informatiever en serieuzer van toon dan in De Telegraaf.

83

2.4. Tourontwikkelingen in de jaren zestig

De Ronde van Frankrijk werd in 1962 voor het eerst in meer dan dertig jaar weer met commerciële ploegen verreden. Dit gebeurde onder druk van de sponsors. Tot in de jaren vijftig stonden de meeste renners onder contract van rijwielfabrikanten, maar door de afnemende fietsenverkoop werd het voor deze firma s steeds moeilijker een ploeg te

onderhouden. Daarom maakten de fietsmerken op de wielershirts plaats voor gezichtcrèmes, matrassen en alcohol bevattende dranken.

84

Voor deze sponsors was het niet aantrekkelijk om hun renners in een ronde met landenteams te laten starten. Dit had tot gevolg dat de Giro d Italia in de periode 1957-1961 een sterker deelnemersveld had dan de Tour en de

belangrijkste etappekoers dreigde te worden.

85

De opkomst van de televisie speelde hierbij een belangrijke rol; vooral tv-uitzendingen leverden sponsors veel publiciteit op.

In 1967 en 1968 werd de Tour voor het laatst met landenteams verreden. Dit laatste jaar leverde voor het eerst een Nederlandse eindoverwinning op, namelijk van de bebrilde Nootdorper Jan Janssen. Daarvoor was hij al tweede en vijfde geëindigd. Het wielrennen op de weg maakte een definitieve doorbraak in Nederland.

Ook de dopingbestrijding beleefde in de jaren zestig een doorbraak. In 1963 en 1964 waren de eerste internationale conferenties over doping en in 1965 werden in Frankrijk en België anti-dopingwetten aangenomen. Twee jaar later kwam de UCI (Internationale Wielerunie) met een lijst van verboden producten.

86

Aan deze maatregelen waren de nodige incidenten vooraf gegaan. In 1962 verlieten 14 renners de Tour na een dubieuze voedselvergiftiging .

87

Twee jaar later viel tijdens de

Olympische Spelen een Deen dood van zijn fiets en in 1965 zagen miljoenen tv-kijkers hoe

82

Ibidem, 29.

83

Ibidem, 27.

84

Thompson, The Tour de France. A cultural history, 45.

85

Maso, Het zweet der goden. Legende van de wielersport, 119.

86

Thompson, The Tour de France. A cultural history, 232

87

Ibidem, 231.

(27)

twee Franse renners in de Ronde van de Toekomst (de Tour voor amateurs) grijnzend over een berghelling zwalkten om even later op te geven. In hun bagage werd een grote

hoeveelheid stimulerende middelen aangetroffen.

88

In 1966 werd voor het eerst gecontroleerd in de Tour, waarop de renners in staking gingen.

Een jaar later zou echter alles veranderen. Op de gevreesde Mont Ventoux viel de Brit Tommy Simpson half bewusteloos van zijn fiets en overleed. In zijn urine, bloed en maag werden amfetaminen aangetroffen.

89

Vanaf 1968 werd er zeer serieus gecontroleerd in de Tour. Een jaar later was het nota bene Eddy Merckx die in de Giro betrapt werd. Hij houdt tot de dag van vandaag vol dat hij toen is geflikt door een Italiaanse combine.

90

2.5. Veranderingen in de sportjournalistiek vanaf de jaren zestig

Zoals gezegd brak het wegwielrennen in Nederland definitief door in deze periode. In de tweede helft van de jaren zestig kwamen Nederlandse journalisten voor het eerst massaal naar de Tour de France, waar ze bij hun buitenlandse collega s opvielen door hun gebrekkige kennis van het Frans.

91

De Tour van 1968 is niet alleen vanwege de zege van Janssen

belangrijk; het was ook de eerste Tour die op de Nederlandse televisie uitgezonden werd. De tv werd in de jaren zestig steeds belangrijker. In 1960 besteedde de Franse televisie 9 uur en 20 minuten aan de Tour, waarvan slechts vier uur live.

92

De meeste televisie-uitzendingen bestonden dan ook uit uitgebreide samenvattingen.

93

In 1970 was de hoeveelheid Tour de France op de Franse tv toegenomen tot ongeveer 28 uur, waarvan viervijfde live.

94

Onder invloed van de opkomst van de televisie zochten journalisten naar andere manieren om over sport te schrijven. Bovendien nam het maatschappelijk aanzien van sport en sporters sterk toe. Sportjournalisten zochten toenadering tot sporters en gingen hen minder uit de hoogte benaderen. Het was vooral het dagblad De Tijd dat in de tweede helft van de jaren zestig het voortouw nam in de vernieuwing van de sportjournalistiek.

95

De Tijd introduceerde wat wel de quotenjournalistiek genoemd wordt. Verslaggevers gingen sporters vlak voor en na de wedstrijd, bijvoorbeeld in de kleedkamer, interviewen en gebruikten veel citaten hieruit in hun artikelen. Zo werd de beleving van de sporter meer centraal gesteld. In 1979 meende radioverslaggever Theo Koomen dat het met deze vorm van

88

Maso, Het zweet der goden. Legende van de wielersport, 196-197.

89

Jacobs, Van stakkers tot afgoden. De wielersport sinds 1950, 118.

90

Ros en Koster, Heersers van de Tour. De naoorlogse Tourwinnars, 216.

91

Robert Janssens, In het wiel. Memoires van een sportjournalist (Groot-Bijlgaarden: Globe, 2006), 177.

92

Thompson, The Tour de France. A cultural history, 46.

93

Janssens, In het wiel. Memoires van een sportjournalist, 88.

94

Thompson, The Tour de France. A cultural history, 46.

95

Stokvis, Sport, publiek en media, 179.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De volgende elementen worden aangestipt in de inventarisatie waarbij wordt aangegeven welke impact er van uit het project op

Het grote boek van Floortje boek - Suzanne Buis.. Het Speurtochtenboek boek -

2) Enkele grondwetsbepalingen staan delegatie niet toe; dan is dus experimenteren bij lager voorschrift niet toegestaan. 3) Is delegatie in concreto mogelijk, dan is, als niet aan

Overigens laat de figuur zien dat de gemiddelde schaal niet alleen wordt bepaald door het aantal instellingen, maar ook door meer organische groei door fluctuaties in

Een andere vorm van maatschappelijke schade vloeit voort uit het collegegeldkrediet. Het collegegeldkrediet is een lening die wordt afgesloten om het collegegeld

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

[r]

‘Ik maak me zorgen, maar voel me