• No results found

Conclusie Rotterdam

In document ‘Goed geplaatst!’ (pagina 119-122)

Hoofdstuk 4 – Cultuurbeleid voor kunst in de openbare ruimte: praktijk

4.3 Rotterdam

4.3.4 Conclusie Rotterdam

De gemeente Rotterdam blijkt een gemeente die haar cultuurbeleid duidelijk hanteert en daarbij aandacht besteedt aan diverse thema’s. Hierbij komt kunst in de openbare ruimte ook als deelgebied aan bod. De gemeente verbindt hieraan diverse functies, waarvan de

sociaaleconomische functie de belangrijkste is (Interview Siebe Thissen, 4 juli 2014). Hierbij komen diverse waarden aan bod, waaronder sociale cohesie, de aantrekkelijkheid van de stad en het versterken van de creatieve economie. Voor dit onderzoek zijn de beleidsdoelstellingen of de waarden, van groot belang. Terwijl er enige onduidelijkheid bestond over het beleid, is aan de hand van een gesprek met Siebe Thissen meer duidelijkheid ontstaan.

Uit de analyse van de beleidsnota’s en door het gesprek, is duidelijk geworden dat de sociaaleconomische functie voor de gemeente Rotterdam zeer belangrijk is. Dit is echter vooral belangrijk voor de afdeling BKOR. De afdeling SIR focust juist vooral op de artistieke functie waaronder de artistieke kwaliteit van de kunst. BKOR werkt wel graag met kwalitatief hoogstaande kunstwerken, maar ziet kwaliteit ook in andere zaken. Hierbij speelt onder meer de mate waarin het kunstwerk een positief effect heeft op de omgeving en de bevolking een rol. Het belang van de functies en de waarden die erbij horen, is te zien in tabel 4.5. In tabel 4.6 is echter een overzicht gegeven van de belangrijkste waarden voor de gemeente

Rotterdam en voor het CBK Rotterdam.

Vooral aanwezig in het beleid voor kunst in de openbare ruimte, zijn de civiele wereld en de wereld van de faam. De belangrijkste waarde voor de gemeente is echter een ecologische waarde die afkomstig is uit de wereld van de inspiratie, namelijk de verhoging van de

kwaliteit van de openbare ruimte (Interview Siebe Thissen, 4 juli 2014). Dit komt onder meer omdat Rotterdam een stad is met een levendige binnenstad, kunst kan daarbij volgens de gemeente worden ingezet om het karakter van de stad en de sfeer erbinnen te verbeteren. Dit houdt ook gelijk in dat kunst in de openbare ruimte een belangrijke bijdrage kan leveren aan de identiteit van de stad, dit is vooral een belangrijke waarde voor de afdeling BKOR en is afkomstig uit de wereld van de faam. Die afdeling wordt geacht om aan de hand van kunstwerken en kunstprojecten de identiteit van de stad uit te dragen, aan de hand van het verwerken van de geschiedenis en de diverse stadsverhalen. SIR houdt zich echter meer bezig

~ 120 ~

met de citymarketing op nationaal en internationaal gebied. Gentrificatie is een waarde die afkomstig is uit de industriële wereld en wel door de gemeente en het CBK aan kunst in de openbare ruimte wordt verbonden, maar die niet zomaar door iedereen wordt aangenomen. Het is daarnaast ook lastig aan te tonen, aangezien de causale verbanden niet altijd bewezen kunnen worden. Op hetzelfde niveau als gentrificatie staat de versterking van het

maatschappelijk draagvlak voor kunst en de educatieve waarde van kunst, dit zijn echter waarden uit de civiele wereld. De educatieve waarde is vaak ook al aanwezig in de kunstwerken zelf, wat een educatief programma overbodig zou kunnen maken. De

werkgelegenheid, een waarde uit de industriële wereld, voor vooral Rotterdamse kunstenaars, is daarnaast ook een waarde die duidelijk naar voren komt in het beleid van de gemeente. Terwijl de gemeente vooral bezig is met politieke doeleinden en waarden, hecht het CBK ook belang aan andere soorten waarden. De waarden die de gemeente hanteert, zijn de waarden waaraan ook het CBK moet voldoen. Het CBK zelf, vindt echter de bijdrage van kunst in de openbare ruimte aan de creatieve economie, de aantrekkelijkheid van de stad en de vorming van de publieke opinie ook van groot belang. Deze waarden zijn afkomstig uit de civiele wereld en de wereld van de faam. Bij de gemeente Rotterdam en het CBK Rotterdam zijn geen waarden uit de domestieke wereld, de marktwereld en de projectstad gevonden.

Tabel 4.6: Waarden beleid voor kunst in de openbare ruimte van de gemeente Rotterdam en het CBK Rotterdam in rangorde (Interview Siebe Thissen, 4 juli 2014).

~ 121 ~

De evaluatie van het beleid vindt ex post plaats, door middel van tussentijdse evaluatie en evaluatie achteraf. Zo wordt elke vier jaar het Cultuurplan geëvalueerd aan het einde van de beleidsperiode, maar worden ook tussentijdse evaluatie gehouden van diverse culturele instellingen. In de vier jaarlijkse evaluaties wordt minder aandacht besteed aan bijvoorbeeld kunst in de openbare ruimte, dan in onder meer de evaluatie van de speciale notitie voor kunst in de openbare ruimte. Duidelijk is wel dat de adviezen die in deze evaluatie gegeven zijn, grotendeels zijn opgevolgd. Zo is er een nieuwe relatie ontstaan tussen de BKOR en de SIR. Ook wordt er momenteel gewerkt aan de verduidelijking van het beheer, onderhoud en eigenaarschap van de grote collectie kunst in de openbare ruimt. Deze collectie wordt daarnaast ook uitgedund, om de belangrijkste werken meer aandacht te kunnen schenken. De combinatie van tijdelijke ex post evaluatie en ex post evaluatie achteraf, lijkt voldoende te moeten zijn, maar uit het gesprek met het CBK blijkt dat er toch de nodige onvrede bestaat over de wijze waarop onder meer het beleid voor kunst in de openbare ruimte normaal gesproken geëvalueerd wordt. Een betere samenwerking en overeenstemming lijkt dus niet onwenselijk.

In de evaluatie wordt ten eerste aandacht besteed aan de vijf doelstellingen of waarden die door de gemeente aan kunst in de openbare ruimte worden verbonden. De mate waarop deze doelstellingen zijn behaald door het SIR, wordt niet aangetoond met speciale kwantitatieve meetmethoden. Er wordt bijvoorbeeld gesteld dat kunst niet goed genoeg ingezet is voor promotie van de stad en niet genoeg heeft bijgedragen aan de profilering van de creatieve stad. Dit wordt echter niet aangetoond met hard bewijs. Dit geldt ook voor de invloed op de kwaliteit van de stad en de leefbaarheid. Het bewijs dat aangeleverd wordt is gebaseerd op aannames en eenvoudige tellingen van het aantal gerealiseerde projecten. Ook de wijze waarop het CBK heeft bijgedragen aan de vijf doelstellingen wordt deels aangetoond aan de hand van aannames en eenvoudige tellingen. Echter wordt ook gebruik gemaakt van gegevens die afkomstig zijn van het CBK. Ook is hier gewerkt met het oordeel op kunstprojecten van experts, een kwalitatieve meetmethode. Daarnaast zijn ook gesprekken gevoerd met

deelgemeenten en woningcorporaties om de bijdrage aan de leefbaarheid te onderzoeken. Voor het onderzoeken van de invloed op gentrificatie heeft de RRKC een gentrificatie top 15 opgesteld aan de hand van diverse kwantitatieve gegevens die verkregen zijn van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek. Geconcludeerd kan worden dat de RRKC in haar evaluatie deels leunt op aannames en deels op gegevens verkregen uit kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Daarmee is een groot deel van de waarden die door de gemeente verbonden

~ 122 ~

worden aan kunst in de openbare ruimte, geëvalueerd. Toch is ook hier veelal sprake van procesevaluatie, omdat veel onderzoek wordt gedaan naar de wijze waarop het beleid is uitgevoerd, het proces rondom de plaatsing van kunstwerken en de behaalde resultaten. Wel wordt door de gemeente Rotterdam ook aandacht besteed aan de wijze waarop kunst in de openbare ruimte heeft bijgedragen aan de diverse beleidsdoelstellingen of waarden. Voor het verbeteren van de evaluatie zou gewerkt kunnen worden met het opstellen van duidelijke beleidsdoelstellingen en bijbehorende meetpunten in het beleid. Dit kan ertoe leiden dat het in de evaluatie duidelijker wordt hoe de diverse beleidsdoelstellingen gemeten kunnen worden.

In document ‘Goed geplaatst!’ (pagina 119-122)